GJ 1 rm MBS- II MfflfflttLUI NU HE 1892 No. 30 K VEN- w o e; o f i A A J müvl eteityd iedtid vinj laarl 13 FAA' ri«IVl E. '’’I Éi U1 2ij'« j ri b>’- f»lKU il'K B rf mn n m mmisffli® sni. or 1)011- I waardigheid de meest .ar en wat konden Alle brieven in te zenden. snt 30 Kui ter, net he ap- 1 nd J oeJ hij 1 *Q 3 ven och val op - hem t te. (chil-1 heiJ i hij Fk a it, als W.li etsei neu daar lijne irk- iiie lie- en ;e- oo te, «J8 iet ar en >n- ld- ert nd er-j deh en, lok >r, iet id lie li- ze ii, in e ■d u ,n .f. jb HI h 4 I Deze CO IB AXT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden f i.franco per post t 1.25. en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco ADV EB TEN TIEN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regel meer 7’/2 Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den uitgever. ge ring relde 1 k de I stem I delsblad. De eer van onze vlag was voor ons onverkwikkelijke en onbegrijpelijke muziek want we lieten dadelijk ons verstand werken en vroegen of het niet onverantwoordelijk was dat één man het recht had om honderden men- schen zoo maar in de lucht te laten vliegen. En we werden warm, ja, niet van hoogachting voor van Speyk, maar van verontwaardiging over den dweepzieken man, die zooveel loflie deren zong op een onverantwoordelijke daad van menschen-opoffering. Wij begrepen het grootsche van de daad niet, en omdat we geen gevoel, geen kennis hadden van de groote be- teekenis van dit feit, werden we er niet door aangegrepen, hoeveel moeite de dichter er ook aan besteedde; wat een boer niet kent eet hij niet. Wat wij, slijmgasten, gevoelden bij die dweperij, het laat zich het best vertolken met rrooxdvi. 1 IAx* Jvn kjxzIamJ 1 vz*. „Mir wird von alle dem so dumin Als ging mir ein Mühlrad im Kopf herum." En zoo zal het meerderen, ja alle Nederlan ders gegaan zijn, met uitzondering van dat kleine hoopje door fanatisme verblinden. Onze vrijheid hebben we lief, we durven er zelfs nog mee dweepen maar die ouderwetsche geestdrift, noem het desnoods dweepzucht, voor onze spreekwoordelijke vrijheid, wordt ons hoe lang zoo onbegrijpelijker. Neen, als we nog van dwepen durven spreken, dan is het zoo dwepen in alle stilte, zoo binnenskamers, waar geen oog ons bespiedt. Maar in ’t openbaar die dwe perij te toonen, zoo ons hoofddeksel op s een: vivat de vrij- I Maar foei! ’tzou zonde zijn van en zonde tegen onze eigen schen grondDe afgodische vereering voor I het origineele idee mannen als Michiel Adriaanszoon, ouders die goed en voor voor bloed hadden opgeofïerd in ’t publiek die zweemt naar vrijheidszin. We voor de vrijheid, is echter langzamerhand uit- I zijn te deftig geworden, te Dan worden we ten slotte allen slaven van dame fatsoen. Of het zoover komen zal? Hoe de dwepers met fatsoen ook razen, wij De natuur gaat toch bo ven de leerdie natuur zegt het luider en lui- BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, Gelet op de artt. 7 en 8 van het Koninklijk besluit van 7 September 1828 {Staatsblad no. 55); Boepen bij deze opde lotelingen der Schut terij, geboren in de jaren 1858 tot 1866, die, als te zijn gehuwd of weduwnaar met een of meer kinderen, in de tweede klasse van de al- gemeeue rol der Schntterij, in het vorige jaar opgemaakt, zijn gebracht, doch sedert dien tijd door sterfgeval als anderszins in de eerste klasse der voor dit jaar te formeeren algemeene rol gerangschikt moeten worden; om van die verandering in hunnen toestand vóór den 15 Mei e. k. ter gemeente-Secretarie kennis te geven. Zullende bij verzuim dezer kennisgeving proces-verbaal opgemaakt en aan de bevoegde Rechtbank worden toegezonden, ter toepassing van de strafbepaling van art. 1 der Wet van beweging te hebben gaat wandelen in pa’s der in onze dagen, dat er een eind komen moet aan de heerschappij van fatsoen. We zien <le liefde voor de vrijheid weer opleven en hare ranken door de gespleten duigen van het fitsoen De kreet van Multat.uli wordt na gegalmd: het volk is diep gezonken! In de maatschappij verrijzen man na man die zich ge roepen gevoelen om, met trotseering van al den spot der zoogenaamde fatsoenlijken, de handen uit de mouw te steken en aan de maatschappij te toonen dat er edeler roeping is voor den mensch dan zich op te sluiten uit fatsoen en te gewagen van die afgrijselijhe dweepzucht. Een ware Gideonsbende begint zich af te zon deren om de knellende banden van fatsoen te verbreken en aan de maatschappij en hare grond slagen den oorlog te verklaren. Noem ze fana tici we hebben er vrede mee. Maar eerbied vragen we voor die vrije mannen, die zich niet meer thuis gevoelen in onze hedendaagsche vrij heid. Een leven van toewijding dat moedig, desnoods met zelfopoffering, de groote maat schappelijke kwalen durft aantasten, mag niet worden veroordeeld en mocht fatsoen zoo onfat soenlijk zijn dit fanatisme te toonen in de ver- volgingswoede tegen deze apostelen der vrijheid, daar roepen we die fanatieke lui, hetzij ze doc trinair liberaal of liberaal doctrinair zijn toe Houdt toch uw fatsoen! voor de vrijheid, is echter langzamerhand uit- I zijn te deftig geworden, telaten we maar geteerd naarmate ons verstand meer invloed i zeggen verstandig, om moe te doen aan dat ge- kreeg op ons bestaan. En als verstandige schep- dweep, selen keken we verbaasd op toen we de zestig- jarige herinnering hoorden aankondigen van Van Speyk’s heldendaad, in tonen die ons overweldigden door hun geest driftvolle muziek. Op dat oogenblik begrepen we eerst recht hoe de klok kan blijven stilstaan bij een aardbeving. Waar dat automatisch uurwerk zijn eentonigen den; tiktak af breekt, mag toch ons werktuigelijk 8,ml phlegmatiek samenstel wel op eenige verschoo- ning aanspraak maken, wanneer het bij zoo’n geestdriftig gerommel van louter schrik zijn dienst weigert. Geen blad heeft ons dan ook zoo gekweld in KENNISGE VING. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, voldoende aan art. 87 der wet op de Natio nale Militie van den 19den Augustus 1861 {Staatsblad no. 72), brengen ter openbare ken nis, dat de tweede zitting van den Militieraad voor deze gemeente zal worden gehouden in het Gemeentehuis van Schoterland te Heeren- veen op Woensdag den 29 April e. k., des voormiddag» ten 11 */4 ure. Dat in die zittin? omtrent alle ui de eerste zitting met afgedane zaken en omtrent hen, die als plaatsvervanger of nummerverwisselaar verlangen op te treden. Sneek, den 25 Maart 1892. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. BENNEWITZ, Secretaris. Zulke dweperij keurt ook phlegma niet j i o 1. 11 I IJL1UU>V llCb CVXX H1OOUUQ U1U11 T <XIX IV V üllögVUUl i pVl IJ VUUlivu, uw vum Alleen de overdrijving zoekt phlegma te omhoog te slingeren onder heid! K i glanzenden cilinder waardigheid. Gekken, dollen, fanatieken, die in ’t publiek zich zoo kunnen vergeten. Vrijheid van beweging! Och, we weten wel met de groote schaar afgeknipt. Ze is van onze 1 -- x— -n onzen onderdanige dienares geworden. Wij zeggen Vorst haar, hoever ze gaan kan, maar nooit of te ons ver- nimmer in ’t publiek. Bij een schooljongen gelooven er niets van. kan dat er nog door. Als de bengel om vrijheid I Ze stuiten ons, die dwepers met de vrijheid, en uit louter weerzin tegen die overdreven vrijheidsliefde en haar uitspattingen brommen we zoo iets van dweepzucht, fanatisme en wor den we zelfs geprikkeld tot vervolgingswoede. Er was een tijd dat wij de vrijheid lief had- maar die „schónen Tage von Aranjuez sind jetzt vorüber." „Wir haben lang genug geliebt Wir wollen endlich hossen.* En vraagt ge nu lezer van waar die omme keer, dan antwoorden we: van onze waardig heid, deftigheid, fatsoen. Het burgerlijk fatsoen die herinneringsperiode dan het Algemeen Han- gaf aan de vrijheid een levensregel. Gedraag u fatsoenlijk dat is heden ten dage de levensleus; maar dat beteekent niet: gedraag u vrij. Zoo innig kunnen we dwepen met fatsoen, omdat het in ’t publiek de beste dekmantel is tegen onze dweperij. Daarom wordt onze tong belemmerd van verontwaardi ging als we spreken over socialisten die aan „Jan en alleman" willen wijs maken dat zij vrij moeten zijn en wat we uitstotteren komt zoowat neer opopruiers, anarchisten. Staatkundige fanatici schelden we ze, die mannen uit de klasse van fatsoen, die zich niet schamen om den drenkeling na te springen, of die een lans durven breken voor de vrijheid van beweging. Beneveld fanatisme, dat in ’t openbaar strijd voert tegen maatschappelijke ondeugden en zijn fatsoen zoo geheel en al vergeet, dat het zich met WeiJUStciiixg,wA* um w nyzicu vp hun misdrijf. Bewaar uw fatsoen en bemoei u niet met de onfatsoenlijken. Geef een voorbeeld in fatsoen en zoo het niets uitwerkt troost u dan met de gedachte, dat gij u althans fatsoen lijk gedragen hebt. Maar, de Hemel beware ons voor uw vrijheidsliefdeals ge durft roe pen: „Ruimte, gij heeren voor den vleugelslag van een vrije ziel!" dan verklaren we u dwaas, fanatiek, krankzinnig. Zoo worstelen fatsoen en vrijheid in onze maatschappij. Wat in de jeugd vrijheid was, wordt in den jongelingsleeftijd fatsoen en vrij heid. Maar zijn de studentenjaren voorbij, dan straat js de innerlijke strijd volstreden en heeft fat- soen de overwinning behaald. En wat men in den zichzelf heeft overwonnen en bedwongen wordt dan in anderen bestreden. Dan wordt de samenleving gewrongen in het keurslijf van fatsoen en de uitkruipsels worden we het uitbrullen, dat wij vrij van en blij leven op onzen dierbren grond. j pantoffels en er mee struikelt dannu ja, Dat heerlijke dwepen met onzen vaderland- dan vinden we het komisch en we lachen om den jongen. Maar groot onze waardigheid elke uiting heensteken. Fanatisme is vervolgingswoede, zegt het woor denboek; het is een ontaarde dweepzucht. Dweepzucht, heet het al verder, grenst aan krankzinnigheid en is gereed om het leven ten offer te brengen, doch haar zelfverloochening is, in zoover zij strekt om haar zelfzuchtig doel te bereiken, niets anders dan de grootste eigen baat. Onkunde of heerschzucht zijn de meest gewone oorzaken van dweepzucht. Nauw ver want er mee, hoewel een trapje lager staat de geestdrift. Eindelijk moeten we nog meedee- len dat het woordenboek spreekt van godsdien stig fanatisme, dat ontaardt in vervolgingswoede jegens andersdenkenden, en staatkundig fana tisme, waarmee men den haat bedoelt, dien een dweepzieke staatkundige partij jegens andere partijen koestert. Voor den phlegmatieken Hollander kan zulk een fanaticus daarom onmogelijk een aangena me verschijning zijn en deerlijk zou hij de fanaticus zich misrekenen, wanneer hij staat wilde maken op een vriendelijke bejegening van het Nederlandsch publiek. Phlegma met zijn bleek en gezet voorkomen, met zijn onverschil ligheid van geest, staat als de gezworen vijand tegenover hem, want hoe groot ook zijn koel bloedigheid mag zijn, wanneer hij in gezelschap van fanaticus komt begint ook bij hem het bloed te stijgen tot de temperatuur van kook hitte. Zoo ooit dan is hier van toepassing de regel dat uitersten elkander raken. Phlegma haat den haat of laat ons zeggen die warme, gevoelige verbeelding waardoor fanaticus zich leiden laat. Phlegma heeft een innigen af keer van die ontaarde dweepzucht, niet omdat deze, naar het woordenboek zegt, zoo ijselijk zelf- zueh'ig is, dat zij zich uit louter zelfzucht zou opofferenop het terrein der zelfzucht dwaalt ook phlegma niet rond als een onbekende; ook phlegma heen au me zuenren, aisgemakzucht en behoudzucht; phlegma vermijdt eenvoudig de zelfopofferende dweepzucht omdat zijn zucht naar gemak en behoud een dweepzucht is die zijn eigen persoon tot afgod heeft gemodelleerd. Ieder mensch heeft neiging tot dwepen. Van den kleinen mensch, die dweept met zijn pop, tot de sentimenteel verliefde die zijn pop in een dampkring van rozegeur en maneschijn tot een ideaal verheft, en van dezen tot den grijs aard die dweept met zijn kleinkind, is het een doorgaande dweperij, die slechts van pop ver andert, naarmate men vooruitstapt op de levens- baan. I af omdat het een frissche bron van levensgenot I is. ontwijken, en daarom zoekt hij er de scherpe puntjes zooveel mogelijk af te slijpen. Wat konden we het als jongens voelen aan onze wangen dat we dweepten wanneer we op i nationale feestdagen het „Wien Neerlandsch bloed" mee mochten zingenmet hoeveel over- beter, tuiging en stemverheffing klonk het uit mond dat ons hart voor Vaderland en gloeide; hoe groeiden we, als meester telde dat we woonden in het land der vrijheid - g ■e. van ye->vorden, verbiedt '01 01 \s a nitl ld

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 1