IR^DISSfffl SiEL
MH ÏÏS- i ADI FJVf HTIE BLAD IW DE
I
J
2,
[T
J
1
n
8,
a a.
i
I I M
I
No 34
1892
Z E V E N-E N-V E E R T I G> S T E J A A R GF A N Q.
92
1
3n
I'
F,
ÏA
Tl
11011 I
Haar I
.ijne I
jrk- I
J
WOEjNSOjVCF
27
BAiniO^ IE.
I
f
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER WETHOUDERS der
p
v> 1
nil
n
>r»
MAI
-
DRANKWET.
"V e r g u n u i n g e n.
IK
s
I tijd
I
1
•t
KER OIRH
SVI’
■11
1
or
*r-
a
‘•«astia
■i
^SSB
bon-
i
t.4
1
t*
9
i
if
X-
K
S
op de landszaken,
harmonie
lts,
•ijs
bij
lent
koe
s]
I
tl
ge-
ving
zijn
zul-
ster,
met
be-
lS
Bil
lilo
1U-
hze
Ipn,
i en
lm
|»r-
Hïr-
in
m
'g
e
31
iet I
ir- I
en I
>n- I
ld- I
err. I
nd I
er- I
iet.»
en, F
>uk».
1
1
we moeten het erkennen, gunstige
ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cent»,
voor eiken regel meer 7’;, Cents. Bij abonnement i» de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
om de gelukza-
pop boven uit
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek brengen onder de aandacht van
degenen die gedurende het jaar 1891 iets voor
de gemeente hebben verricht of aan haar ge
leverd, dat hunne pretentiën, voor zoover ze
niet vóór of op 30 Juni e. k. zijn ingeleverd,
moeten worden gehouden voor verjaard en ver
nietigd^ volgens art. 228 der gemeentewet, in
verband met de wet van 8 November 1815
(Staatsblad no. 51).
Sneek den 22 April 1892.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNÉWITZ, Secretaris.
ids
Us
es
!«-1
i
d
I.
k
W
11
t
i
H y-
ir jiet
•n
jn
relde i
de I
-.«stem I
.•dde '-Ê
eteiiiw
iedeiy
vin-l
laarl
Wij maken deze uitspraak gaarne tot de on
ze, maar moeten er toch de aandacht op vesti
gen dat dit niet de eenige disharmonie is. Niet
in het bezit, maar ook in den arbeid openbaart
ze zich. Aan den eenen kant een werkzaam
heid, zoo aanhoudend en inspannend dat ze het
lichaam uitput. Aan de tegenovergestelde zijde
een nietsdoen en genieten dat het lichaam ont
zenuwt.
Zoo brengt de vooruitgang aan de beide ui
terste vleugels achteruitgang op zedelijk gebied.
En zij die het meest te lijden hebben van
’s werelds disharmonie; zij, die het dagelijks
aanschouwen en daarom het meest oog er voor
hebben, worden uitgesloten van eiken invloed
Is dat niet de grootste dis-
Wij kunnen ons geen grootere
voorstellen, of het mocht zijn het feit dat de
ontwikkeling van het hoofd bij zoovelen onder
de machthebbenden zich omgekeerd verhoudt
tot die van het hart. In een wereld van be
dorven beschaving, zoo goed als in de wildste
woestenij, was het altijd de grootste en moei-
lijkste vraag hoe de reiziger zou ontsnappen
aan zijn eigen schaduw.
Te wenscheu ware het dat de grooten der
aarde deze vraag ter zijde lieten, en in plaats
van hun tijd te verbeuzelen, zich aangordden om
de harmonie te kweeken en te bevorderen in
alles, maar bovenal in het recht.
i
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat de afschriften van vergunningen voor den
verkoop van sterken drank in het klein, dienst
1892—1893, vanaf heden bij den Gemeente
ontvanger, tegen betaling van bet daarvoor
verschuldigde recht verkrijgbaar zijn.
Voorts herinneren zij belanghebbenden dat
het recht overeenkomstig art. 7 der Wet, vóór
1 Mei e. k. moet zijn voldaan, zijnde de ver
gunning anders vervallen.
Sneek den 22 April 1892.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
van onzen
zoo sprak niet lang geleden een Kamer-
van den rampzalige is den geluk- lid dat is de sociale quaestie.
nug
Beter he
ap)
nd
oeg |j
va|
op
hem
t ti
(chilJ
heul
i hij.
jok aJ
it, al J
Wall
0tsei
Deze CO UB A NT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
man
den vooruitgang minder lijdelijk en
X vernieuwde inspanning
dingen.
van zijn prille jeugd af wordt ontwikkeld
al zijn krachten naar lichaam en geest op
meest doeltreffende wijs te kunnen besteden ten
nutte der maatschappij.
Het zou niet eerlijk zijn wanneer we aan
dit stelsel elke edele bedoeling ontzegden. Zij
toch, die aldus redeneeren, wensehen immers
den vooruitgang niet om zich zelf, maar om
daarmee de gemeenschap gelukkiger te maken
Het is hun doel om het leven in ’t algemeen
gemakkelijker en meer genotvol te doen zijn.
Wij willen ben, die zoo denken, en die in
den vooruitgang der maatschappij het doel van
hun werken en streven zien, niet verdenken
van oneerlijkheid. Gaarne nemen we aan, dat
we hier te doen hebben met een heilige over
tuiging.
Of zou deze overtuiging niet heilig kunnen
zijn P
In de orthodoxe kerkleer wordt de predesti
natie aangenomen, volgens welk stelsel slechts
enkelen gelukzalig worden zullen, terwijl die
enkelen het met de grootste inspanning niet tot
velen, tot allen kunnen brengen. Toch is dit
dogma bij de oprechte orthodoxen een onom-
Btoo telijke waarheid, een waarheid die ze in het
christendom niet kunnen of willen missen.
Nu zou men zich vergissen met onder die
geloovigen een zekere mate van moedeloosheid
aan te nemen, omdat het vooruitzicht is dat
weinigen van de velen zijn uitverkoren.
Integendeelmet heilige overtuiging, met
ijver en trouw blijven die velen mee werken
aan de verspreiding dier leer in de wereld of
J iau de toepassing die zij er van maken voor
hen zelf.
Wij erkennen dat deze vergelijking ietwat
mank gaat; dat de leer van den vooruitgang
geen predestinatie kent, en dat de predestinatie
niets weten wil vau den vooruitgang.
De leer van den vooruitgang biedt den prijs
der overwinning niet vóór maar na den wed-
'strijd aan. Zij vraagt niet naar naam of rang
wanneer ze den prijs uitreikt, maar noteert
dankbaar het feit dat het record weer overtrof
fen werd.
Maar toch is er veel, zeer veel overeenkomst
tusschen beide dogma’s ook. Bij beiden is de
grondstellingvelen zijn geroepen, en de con-
Y clusiemaar weinigen uitverkoren.
Al verder zien we overeenstemming in de
belijders van de twee leerstellingen om den
heiligen ijver waarmee ze hun overtuiging uit
spreken; de toepassing alleen is een weinig
verschillend.
Terwijl de belijders van de eerste leer steeds
blijven afwachten of God hun niet door eenig
V teeken zou willen gerust stellen, zijn de man- zouden deze gaarne het deel maken van allen,
nen van den vooruitgang minder lijdelijk en I Het geluk, dat wij allen najagen, blijft echter
van den vooruitgang, de strijd om het fortuin,
niet tot zwaarmoedigheid gestemd heeft. En
I
Hoe schoon wij een wedstrijd, vooral zoo’n
edele concurrentie vinden, ligt er op dien kamp
een smet, die hem ten zeerste ontsiert. Bij
een wedstrijd moeten de partijen, die concur-
reeren, met gelijke krachten zijn toegerust, en
dat is in dezen het geval niet. Terwijl de een
de baan te paard binnenrijdt, zien we naast
hem een ander op een grauwtje, een derde in
een voertuig door honden getrokken en een
vierde en vijfde op apostelpaarden.
Zoo boezemt ons den wedren niet de minste
belangstelling in; neen, het ergert ons, voor
standers van den vooruitgang, dat juist de beste
paardrijder in de hondekar, en de beste ezel
drijver op des schoenmakers zwartje gepos
teerd is.
In zooverre moeten we de leer der predesti
natie hooger stellen dan die van den vooruit
gang, dat de eerste tot een heiligen en vurigen
strijd prikkelt, zonder dat de mededingers of
de aanschouwers eenig verschil of voorrecht
kunnen opmerken, terwijl de laatste slechts de
grootste afgunst kweekt, omdat reeds vooraf te
zeggen valt wie den prijs zal winnen, en de
grootste verslagenheid, omdat reeds te voren de
verslagenen met den vinger zijn aan te wijzen.
De leer der predestinatie kweekt fatalisme,
waarbij de allesbeheerschende gedachte is
Wij mogen doen wat we willen, de molens
der góden malen door, niet er op lettende of
we helpen of weerstand bieden.
De leer van den vooruitgang kweekt onver
schilligheid, moedeloosheid, afgunst, haat.
En nu in trouwewanneer ons de vraag werd
gesteld, welk der beide leerstellingen ons het
meest toelacht, dan zouden we bijna zeggende
eerste, want deze is minder onrechtvaardig.
Er zijn er die de eerste stelling niet rijmen
kunnen met een rechtvaardig God. Aangeno
men, maar de menschen, diekzoo verstandig zijn,
zouden toch niet minder redelijk zich betoonen
wanneer ze het tweede dogma een toonbeeld
van onrechtvaardigheid noemen.
Of is het niet een treurig voorbeeld van de
onrechtvaardigheid, tot dogma verheven, dat be
schaafde èn ontwikkelde èn christelijke naties
in Europa al hun vermogens gebruiken om
volkeren in andere werelddeelen te gaan be
zoeken, uitzuigen, kwellen, alles onder het mom
van den beschaver?
Ons dunkt die volken zullen denkenDe
Hemel beware ons voor zulke beschaafde chris
tenen
Toch wensehen we de leer van den vooruit
gang niet te bestrijden: we willen de zegenin
gen der wetenschap niet geringschatten, maar
buiten ons bereik, zoolang er
veel disharmonie heerscht.
Het bijzijn
kige een last, en, helaas, den rampzalige nog
meer het bijzijn van den gelukkige.
nijd dan beklaagd te worden, zegt een spreek
woord. Naar onze meening zou het nog beter
zijn wanneer van geen van beiden sprake was.
Zij, die gelukkig leven, het zijn degenen, die,
als vergeten burger, verborgen leven zonder in
aanraking te komen met de mededingers in den
woesten strijd, die zoo euphemistisch genoemd
wordf: den strijd om den vooruitgang.
Disharmonie heerscht in onze maatschappij
als absoluut monarch in de productie en in de
verdeeling der producten. Als regel geldt, dat
de werkelijke producenten het geringste aan
deel hebben in de productie.
Disharmonie is er bij het verspreiden van
kennis en wetenschap. Op onze lagere scholen
kan men het waarnemen hoe verschillend de
zorg is voor het onderwijs. Zij, die behooren
tot de maatschappelijk zwakken worden behan
deld alsof zij in den strijd om het bestaan de
sterkeren waren. Terwijl op de scholen voor
burgers en hoogere burgers de wetenschap ruim
wordt toegedeeld, wordt op de scholen der ar
men slechts gedacht aan de allereerste beginse
len, als lezen, schrijven en rekenen, en waar
de klassen op eerstgenoemde scholen klein zijn,
worden op armenscholen de allergrootste klas
sen gevonden. Alsof niet juist de kinderen der
armen de grootste behoefte hadden aan opvoed
kundig onderwijs en in den strijd om het be
staan, die hen wacht, met de grootste hoeveel
heid kennis dienden te worden toegerust, om
met eenige hoop op succes dien strijd te kun
nen voleinden.
Levensgenot is het deel van hen, die over
een goed gevulde beurs beschikken kunnen.
Toch hebben deze juist niet de grootste behoefte
aan uitspanning.
Goede voeding ia in onze dagen een voor
recht geworden, niet echter van hen wier lichaam
wegens grootere inspanning het meest aan on
derhoud vereischt.
Gezonde woningen, zooals de hygiëne ze
eischt, worden het meest gemist in die kringen
van menschen, die voor hun dagelijkschen ar
beid het meest behoefte hebben aan een gezond
lichaam.
We zouden kunnen voortgaan met het op
noemen van in ’t oog vallende onregelmatighe
den, maar ons bestek laat het niet toe. Het
feit echter, dat ze in ’t oog vallen, maakt het
voor ieder, die zien wil, gemakkelijk ze zelf op
te merken.
Er zijn,
uitzonderingen op den regel. Maar de omstan
digheid, dat we ze als uitzonderingen moeten
beschouwen, bevestigen den regel dat onze ge
meenschap op allerzonderlingste wijs rondspringt
met de leer van den vooruitgang.
En bij al den vooruitgang valt dan nog op
te merken, dat de armoede steeds grooter wordt.
Het is de vloek die op den vooruitgang rust,
dat hij met de armoede hand aan hand gaat.
steken de handen uit de mouw
j ligheid in den vorm van een
den cocagnemast te halen.
Van moedeloosheid te spreken bij de mede-
dingers tot een wedstrijd is wel wat onnatuur-
De machtwoorden van onzen tijd zijn: ont
wikkeling en vooruitgang. Het heerschende
denkbeeld onzer dagen is, dat de strijd om het
bestaan den raenscii voortdurend aandrijft tot lijk; toch kan niet gezegd worden dat de leer
j en tot nieuwe uitvin-
En daartoe is noodig dat de mensch
1 om terecht,
de
I -
in de wereld zoo- I De groote, schreeuwende contrasten