L
1.1 >n:i:\n: is m wwissew she.
MIDIS El llfflfflWIHUD IllOil DE
BeReoeeriiiiflB Kroon en flsConstitutia.
r
1892.
No 40.
Z E V E N-E N-V E E R T T Q S
I
I
8lt
h>ll
4 «hl
mftvl
etenjul
iedt-M
Ml
h
I
I
l r x_ k
bn I
j“ I
-
1
KER COURAN
O
u Ct
!F-
18
31 12 I.
W O E W S I> A. CA
jr
I’
komt spreker tot
j-
I
gediend).
S
Kamer
;e
;e
Deze CO UR ANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
w
a
It
a
a
3
1
r
e
t
a.
i’
ll’
je
ca
Le
Le
■e
;e
H,
«t
11.
iet I
ir- I
en t
Mi
ld
ert
nd
er-j
iet(
enJ
>ola
J
S
5
tl
i
r
bij de regeerende klasse, anders was
het huis Oranje.
ver*
och I
va» I
op I
hem I
t te 1
schil-1
.d
pa asf
it, al^
•v
fetsei W
Toen de ver-
van verleden jaar een liberale meer
en Tak de aangewezen man
was om aan het hoefd te staan, wilde de Re-
I
k ring, is niet met zekerheid uit te maken;
r was zulk een schoone gelegenheid geweest
api
nd
I
lieu I
daar I
.ijne I
,;rk- 1
or
biedigd te worden.
lijkheid der kroon is zeker een der voornaamste
bezwaren die tegen de monarchie zijn aan te
Lelde
L de I
- stem I
:ddi-
derland, evenals in de 16e en 17e eeuw,
thans in de 19e het voorbeeld van vooruitgang
zou gegeven hebben aan geheel Europa.
Ons volk is conservatief, zegt van Houten.
Wil men hiermee rekening houden, zooals de
heer van Houten verlangt, dan raadt spr. den
heeren aan vooral ook te rekenen met den de-
mocratischen geest, die, bij het zien der groote
geldverspillingen tot zoogenaamde opluistering
der kroon en daartegenover de groote armoede,
die geldverspillingen kortweg een schandaal
noemt.
Zoo staan thans de zaken en een onafwijsba
re voorwaarde voor het behoud onzer monar
chie is, dat er constitutioneel geregeerd worde.
Daarvoor moeten de Ministers en de Kamer
waken. En nu gelooft spr. dat er te dier zake
groot verzuim wordt gepleegd, zooals bleek bij
de commandantsquaestie en de daarop gevolge
motie-Tijdens in de Kamer. Tegenover een
kliek stond Seyffard machteloos en gaf toe.
De behandeling der motie heeft ons geleerd, dat
de Kamer haar goedkeuring heeft gehecht aan
de zwakke positie door het geheele ministerie
hierbij ingenomen. Als de ministers en de
Volksvertegenwoordiging hun plicht doen, heb
ben hofinvloeden, zooals die door kapitein de
Ranitz zou uitgeoefend worden, niet de minste
beteekenis. In het verzaken van dien plicht ligt
het gevaar, niet in den invloed van hovelingen.
Wanneer de Regentes weigert een voordracht
te teekenen, door deu minister in het belang van
den Staat geacht, moet deze ontslag nemente
meer, wanneer de minister met zoo groote vast
houdendheid bij zijn voordracht blijft, zooals nu
het geval was. De overige ministers moeten
het belang der zaak groot genoeg achten om hun
collega te steunen, en zoo noodig met hem wij
ken. Bij de daaropvolgende kabinetsformatie zal
niemand de opdracht aannemen wanneer het
I ongelijk is aan de zijde van het hoofd van den
Staat. Blijven de ministers echter, dan blijft
nog de volksvertegenwoordiging om te waken
voor de constitutie. Hierop doelde de motie-
i Tijdens, die door de Kamer „la mort sans phra-
se“ werd waardig gekeurd. Zoodat er ten slot-
Voor allen, die behalve de N. R. Ct. of het
Handels’Aad nog een blad van andere richting
se“ werd waardig gekeurd. Zoodat er ten slot
te slechts één man overbleef, die zijn plicht be
greep en die man was de afgevaardigde van
Winschoten. Omtrent den heer Tak oordeelde
spr. zeer mild. Zijn schijnbare zwakheid bij de
Kolonelsbenoeming èn bij de ministerieele crisis
beschouwt T. als een gevolg van ’s ministers
vaste overtuiging dat er niets goeds is tot stand
te brengen aleer het kiesrecht geheel hervormd
zal zijn. (Gelukkig kunnen we melden, dat een
in het afgeloopen jaar niet in eensgezindheid j
met elkaar hebben geleefd, ja, dat het soms
den schijn had of ze met elkaar stonden op
voet van oorlog. Dat het zoover niet gekomen
is, danken we aan onze vredelievende Regeering,
gesteund door een meegaande volksvertegen-
woordiging, die nog op het laatst den schijn niet
wil vermijden dat ze eigenlijk slechts is een
30 percents-extract. Omdat juist de afgevaar
digden van Amsterdam in deze zaak bijzonder
betrokken zijn had Henry Tindal het o. i. ver
standig besluit genomen om de leden van Bur
gerplicht, die wellicht in een democratische
.dubbeltjes-meeting niet zouden verschijnen, de
gelegenheid te geven een lans te breken voor
hun vrienden, die ze naar de Kamer hielpen
afvaardigen. Edochde heeren vonden het aan
bod al te beleefd en wezen het verzoek van T.
om vanwege Burgerplicht een vergadering bij
een te roepen, kortweg van de hand. Wat de
aanleiding kan geweest zijn voor deze weige
er
om
de onrust in den lande te bezweren en tevens
blijk te geven van onvervalseht liberalisme, dat
overal op de bres is wanneer de constitutie in
’t gedrang komt. Was het overgroote voorzich
tigheid? Vrees voor pijnlijke onthullingen?
Absentie van liberaliteit? Of behoort Burger
plicht, zooals T. het vermoedde, ook al tot de
coterie? Wat al vragen en gissingen in dezen
liberalen doolhof.
En toch had de meeting zoo leerzaam kunnen
zijn wijl T. en na hem anderen zulke krasse
beschuldigingen uitspraken, dat een krachtig
i woord vrn tegenspraak hier ten volle op zijn
plaats zou geweest zijn. Thans was die taak
weggelegd voor een Zutphenaar, den heer Cu-
perus, die toevallig in de vergadertng was en
die geen schitterend figuur heeft geslagen.
De vergadering, van de vereeniging Amster
dam uitgaande, was druk bezocht en zeer ge
animeerd. Niet louter de militaire quaestie
was aan de orde gesteld, maar het geheele re-
geeringsbeleid werd door T. scherp gecritiseerd.
’De inconstitutioneele houding der Regeering,
zooals ze zich openbaart in het ten onrechte
vooropschuiven der belastinghervorming en het
achterstellen der nieuwe kiesregeling en voorts
in de befaamde commandantsquaestie, leert ons
dat zij niet enkel de paarden achter den wa
gen spant, maar tevens dat ze haar steunpunt
.,boven zoekt in plaats van benedenkortom
dat ze, met welke goede bedoelingen ook mis
schien, de wetten der zwaartekracht trotseert
om het Hof te believen. De constitutioneele
monarchie is thans de meest geschikte regee-
ringsvorm voor ons land, zegt T.al ziet hij de
gebreken er van niet over het hoofd. De erfe-
ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7*;, Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
om indruk op het volk te maken, even- woordigt het volk niet meer,
als Sequah, in een vergulden wagen rondreed.
-Geen verandering
is te wachten, ook waar het betreft het hand-
Zoekt het huis Friso zich populair te maken haven der constitutie, zoolang de macht in ban
dit met i den eener kleine coterie berust.
het huis Oranje. Aan de hand der geschiede- kiezingen
nis durft spr. gerust de veronderstelling maken, i derheid brachten
dat dit huis zich aan het hoofd der democrati
sche beweging zou gesteld hebben en dat Ne- gentes, ofschoon hem niet kennende, hem de
ook opdracht niet geven tot het vormen van een
Kabinet. „Weer een der raadselen van het Hof,
en het getuigt weinig van den constitutioneelen
zin van Van Tienhoveu, dat hij de vorming op
zich nam." Grooter nog was de fout om be
lastinghervorming vóór kiesrechtuitbreiding aan
de orde te stellen. Spr. noemt dit immoreel,
onwettig uit een zedelijk oogpunt, zonder mede
werking van de personen, van wie men erkent
dat hun ten onrechte het kiesrecht onthouden
wordt.
Van het hierop gevolgde debat stippen we
nog aan dat de heer Koning optrad als kampi
oen voor de constitutioneele monarchie, omdat
deze is een model-republiek. Met den inleider
verschilde hij in waardeering van de Koningen
Willem II en Willem III. De eerste stond
tegenover de Franschen, zei Spr.de laatste
heeft zich naam verworven als vredeskoning en
waterheld.
De heer Gerritsen noemt de constitutie een
transactie van de rechten van een absoluut vorst
en die van een volk. Het is, na de uitstekende
inleiding van den heer T.ook Spr.’s overtui
ging, dat de Kroon willekeurig heeft gehandeld,
waarin de regeering niet had mogeu berusten.
Aan het beginsel der verantwoordelijke minis
ters wordt getornd. Laten wij niet achterstaan
bij de landgenooten van ’40 en ’48, welke dien
strijd om de volksrechten met zooveel moeite
hebben gestreden.
De heer Cuperus vindt de zaak te klein bij
zulk een groot opzet en de belangrijke inleiding.
Hij noemt de rede een kind met een waterhoofd,
en teekent protest aan tegen de handelwijze
van T.die de kroon door het slijk sleurt.
De nadeelen der erfopvolging door T. opge-
somd, schijnen hem ontgaan te zijn zegt
Spr. waar hij op zoo waardeerende wijze
sprak over de Prinsen uit het Oranjehuis.
De heer Kamphuijzen, een werkman, zegt dat
het volk niet wijs kan worden uit al het gehar
rewar, maar wel ziet dat er bevoorrechting is
waaronder het volk lijdt. Spr. wenscht ter be
sparing van ettelijke hondderdduizenden dat men
zich op een republiek voorbereide met een flink
man aan het hoofd.
De heer Fortuijn verontschuldigt zich tegen
over den heer Cuperus, die van buiten komt,
over het rare stelletje kamerleden door Amster
dam afgevaardigd, met de opmerking; dat spr.
en zijn mede-lotgenooten niet mogen meekiezen.
Het is dus niet hun schuld dat die afgevaardig
den een zoo mal figuur maken. Hij stelt daar
op een motie voor waarin geprotesteerd wordt
tegen Regeering en Kamer, wier houding niet
overeenstemt met de stembus-beloften van het
I vorig jaar.
begaafd, zal de stelling verdedigen: dat zoon of vorstin,
dochter, kleinzoon of kleindochter bekwaam
zullen zijn voor een betrekking, omdat vader
of grootvader er bekwaam voor was. Het is
daarom dat men in de constitutie waarborgen j
lezen, is het een openbaar geheim, dat deze drie -. - I
1 heeft gesteld dat een onbekwaam of ongeschikt
vorst weinig of geen kwaad kan doen. Aan
de ministers en de volksvertegenwoordigers nu
is opgedragen hierbij steeds een waakzaam oog
te houden. Indien deze verzuim plegen, komen
we op het hellend vlak van vorstelijke wille
keur, regeering van gunstelingen, rechtsver
krachting enz., altemaal zaken, die een vrijheids
lievend volk niet mag dulden. En hiermee
een beschouwing van den te-
genwoordigen toestand hier te lande.
„Onhandige vrienden doen op het oogenblik
alles om het Koningschap in de oogen van het
volk belachelijk te maken. De dwaze overdrij
ving waaraan zij zich schuldig maken, moet
ten gevolge hebben, dat hetgeen eerst bespotte
lijk was, later hatelijk wordt in de oogen des
volks. Het „beminde, veelgeliefde" enz., in een
deel der pers, draagt ook voor een deel hiertoe
bij. Men vergeet dat het volk, thans gelukkig
meer ontwikkeld dan een halve eevw geleden,
bij dat alles zegt: Het is toch allemaal apen
kooi met de Vorsten en Koningen."
Daarna bespreekt T. bet argument der dank
baarheid, welke volgens sommigen er toe leiden
moet, dat „voor hetgeen eeuwen geleden door
verre bloedverwanten is verricht, erfgenamen
van de Oranjes aan het hoofd van het land
moeten geplaatst worden.Spreker erkent dat
ons land eeuwige dankbaarheid verschuldigd is
aan de leden van dit huis van Willem den
Zwijger tot en met den stadhouder Willem III.
Daarmee was echter het Oranjehuis uitgestor
ven, en kwam, op aandrang van Engeland, het
huis Friso aan de regeering. En behalve dat
met dezen overgang het dankbaar gevoel geen
voorwerp van vereering meer had, vindt spr.
dat het Nederlandsche volk geen bijzondere re
denen heeft om dankbaar te zijn jegens de vor
sten uit dit huis. Spreker herinnert hierbij
aan de tusschenkomst van Pruisen, waardoor
duizenden van ons volk werden beroofd van
have en vaderland. En omtrent de Koningen
ligt de geschiedenis nog te versch in het ge
heugen om bijzondere vermelding er van noo
dig te maken.
Verder herinnert Spr. aan de dwaasheid van
onhandige vrienden, om zooveel mogebjk lui
ster aan de kroon bij te zettenaan het Mili- I
taire Huis, dat alles behalve onschuldig is, zoo
als de geschiedenis der laatste maanden bewijst.
„Ons volk heeft geen klatergoud noodig om
eerbied te hebben voor het hoofd van den Staat.
Alleen de deugden van een Vorst zetten lui
ster bij aan de Kroon. Zulk een Vorst behoeft
in geen gouden wagen te rijden of omringd te
zijn door personen, die meer uitblinken door
hun kleuren dan door hun verstand, om geëer-
Die dwaze vertooning geeft aanleiding tot voorstel daartoe bij deu Raad van State u in-
opmerkingen als die van „Abraham Prikkie",
he
eu
:e-
,t,
'“e’
ion