MEIWS fl llfflfflfflHLll) 1(1911 III!
CMSKTB M UnRRMINSSMEiT SSEH.
A
1
Paardenmarkt te Sneek.
No. 42.
Z E V E N-E N- V EERTIQSTE J
VOORJAARS-PAARDÉN^ARKT
Schutterij. -- Inschrijving.
1892
iu
w o i±: i a.
31 K I.
25
CO>CLLlREintl35.
te beduiden heeft.
A
I
i
ap-J
ndJ
oegj
hl)
- het hoofd hangen, gelijk de
nen
^aar
ijne
,;rk-
ADVEBTENT1ËN
voor eiken regel meer
belangrijk lager,
den uitgever.
telde
de I
stem I
-dde J
k A> 1
im J
etejW
iedeiy
vinl
or I
roem er
Nog velen zijn er en niet het minst on
der den stand, die de werkende heet die
op mogen dragen dat hun eerlijkheid
en goede trouw onverzwakt zijn gebleven,
i lagere
men-
Deze CO LEANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f l.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneeft maken bekend, dat de
zal gehouden worden op de VEEMARKT, op
Woensdag den eersten Juni e. k.
Sneek den 21 Mei 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
7’,'2 Cents. Bij abonnement is de prijs
Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
hoe ergerlijk ook voor het geweten, is het feit,
dat het leven juist voor de onwaardigsten van
ons geslacht het gemakkelijkst te veroveren
valt. Als een premie op de slimheid staat de
voorraadschuur steeds open voor den geslepe-
ne; alsof het een boete was voor den eerlijke,
moet deze niet zelden ervaren dat de magazij-
1 nen voor hem gesloten worden gehouden. Zoo
werkt de concurrentie in demoraliseerenden
geest op de massa en het is zeker niet in de
laatste plaats ten gevolge van de hoogte, die
onderwijs en beschaving ons brachten, dat nog
zooveel menschen trotsch mogen zijn op hun
In het naakte feit, dat men het beginsel
concurreeren voor onze maatschappij het
oogenblik heilzaam noemt, om het een
blik later weer buiten dienst te stellen,
dat men het beginsel slechts ten halve
vaardt, niet konsekwent doorvoert,
len de verschillende wijze waarop de
reerenden voor den strijd worden toegerust
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek herinneren de ingezetenen, die in 1867
zijn geboren, zoomede hen, die in de gemeente
zijn komen wonen en hun 25e jaar ingetreden
en hun 34e nog niet hebben volbracht, aan
hunne verplichting, om zich vóór 1 Juni a. s.
voor den Schutterlijken dienst te doen inschrij
ven, waartoe gelegenheid bestaat ter gemeente
secretarie van ’s voormiddags 9 tot ’s namiddags
1 uur.
Verzuim van inschrijving heeft beboeting en
inlijving zonder loting tengevolge.
Sneek den 20 Mei 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
KENNIS ff E VING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek,
Gelet op het besluit van den Commissaris des
Konings dezer Provincie van den 13 Mei 1.1.
Ie Afd. M S no. 609 (Prov. blad no. 50) bren
gen ter openbare kennis, dat het onderzoek van
de verlofgangers der militie te land in deze
gemeente zal plaats hebben op Woensdag den
8en Juni e. k.des voormiddags te 9’/2 ure;
dat aan dat onderzoek zullen behooren deel
te nemen alle binnen deze gemeente gevestigde
Miliciens-Verlofgangers voor zoover zij vóór
den laten April jl. in het genot van onbepaald
verlof zijn gesteld, om het even tot welke lich
ting zij behooren
dat de Verlofgangers, behporende tot de lich
tingen van 1886 en 1887 zich ook aan voor
schreven onderzoek moeten onderwerpen
dat de verlofganger bij het onderzoek moet
verschijnen in uniform gekleed, en voorzien van
de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn
vertrek met verlof medegegeven, van zijn zak
boekje en van zijn verlofpas;
dat, behoudens het bepaalde in art. 130 der
wet op de Nationale Militie een arrest vau
twee tot zes dagen door den Militie-Commis-
saris kan worden opgelegd aan den verlofganger
1*. die, zonder geldige reden, niet bij het
onderzoek verschijnt
2°. die, daarbij verschenen zijnde, zonder gel-
dige redenen, niet voorzien is van de hiervoren
vermelde voorwerpen
om mee te i 30. wiens kleeding- of uitrustingstukken bij
te dingen naar de groote prij- j het onderzoek niet in voldoenden staat worden
-j._ op jiet bevonden
- 4°. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een
ander toebehoorende, als de zijne vertoont.
De verlofgangers worden herinnerd, dat de
1 van art. 144 der aangehaalde
wet ten strengste zullen worden toegepast op
I
groote, het overgrootste deel verder niet veel
met meer verruimden blik het leveu kan be
schouwen rondom hemwaarop hij veel, wat
hem als onoverkomelijk, ja dreigend toescheen,
meer vau uit de hoogte leert bezien met ver
trouwende kalmte. Het is op deze hoogte dat
de mensch er toe gebracht wordt, niet enkel
om te leeren berusten, maar ook om te leeren
'beseffen dat toch „tout comprendre'* hetzelfde
is als „tout pardonner*.
Zoo komen er „onder weemoed, smart en
lijden“ van die oogenblikken waarin hij met
dankbaar gevoel, met instemming den dichter
gelijk geeft, als deze vraagtHeeft niet de
mensch een stiijd op aarde?
Toch zijn er ook andere oogenblikken in
's menschen leven. Er zijn van die dagen van
strijd, waarin de ernstige mensch zich niet op
gewassen gevoelt tegen den leugen rondom
hem; dagen waarin hij den moed voelt zinken
j ,->n vraagt of het leven dan toch eigenlijk de
moeite des levens wel waard is; dagen waarin
s hij zich geestverwant voelt van den vromen
Boeddhist, die zijn grootste geluk meent te
moeten zoeken in het Nirvana, het niets zijn
er een fout schuilt in de conourrentie-theorie
onzer kapitalistische maatschappij.
Wanneer men leest dat het den hertog van
Westminster niet wel doenlijk was om anders
dan bij advertentie zijn dank te betuigen voor
de groote belangstelling in zijn renpaard Orme
wanneer men daarbij bedenkt hoe honderden,
ja duizenden van menschen jaarlijks in de groo
te wereldstad hun leven, dat een voortdurende
kwelling was van gebrek en ellende, onopge
merkt eindigen, dan moet men wel tot de con
clusie komen dat Orme een bijzonder edel dier
of de hertog een extra nobel mensch moet zijn.
Maar is het niet tevens een ernstige beschul
diging tegen den mensch of liever tegen de
maatschappelijke inrichting, die den mensch al
dus ontwikkelde!
En dat vindt in hoofdzaak zijn oorsprong in
de theorie der concurrentie of liever in de om
standigheden die met deze concurrentie gepaard
gaan. Hoe feller de strijd, des te meer strij
ders er buiten gevecht gesteld worden en die on-
bruikbaren leven dan nog voort om de overge
bleven strijdenden overlast te bezorgen. Een
zucht van verlichting wordt vernomen, wanneer
het hospitaal van tijd tot tijd wordt ontruimd
door een of meerderen, die het tijdelijke met
het eeuwige verwisselden. Inderdaad, de con
currentie leidt er toe dat wij menschen onze
beste krachten inspannen om elkaar in den
grond te boren. Des eenen dood, bet is immers
het brood voor den ander? Eigenlijk is dit
wel niet zoo, maar is het zoo geworden in de
handen van den grooten heer Concurrentie, die
in •’e maatschappij vrij den schepter zwaait.
Onrechtvaardig is die groote Heer in hooge
mate en we gelooven niet te veel te beweren,
wanneer we als onze overtuiging uitspreken,
dat juist in die onrechtvaardigheid de kanker
schuilt waaraan heel onze maatschappij lijdende
is. Waarin dan die onrechtvaardigheid bestaat?
van
eene
oogen-
m. a. w.
aan-
Wij bedoe-
concur-
en
de prijzen die voor den wedstrijd worden uit-
Terwijl het den proletariër ten eenen-
male onmogelijk wordt gemaakt om mee te
strijden en mee I
zen, worden de zonen der kapitalisten
paard gezet dat hun zonder inspanning de
hoogste prijzen bezorgt. En die prijzen zijn zoo
uitgekozen, dat, met uitzondering van een paar strafbepalingen
vei' p
odi I
va» 1
"P I
hem I
t te I
Schil- I
hem I
van dagelijksche beproevingen, zoo kleine als
groote. Van menschen, die bij ervaring spre
ken kunnen, verneemt men dan ook, op de
vraag wat wel het leven is, het antwoord dut
het leven een strijd is. Bij de verstandigen
onder hen wordt dan nog de opmerking er aan
toegevoegd, dat het leven zonder dien strijd niets
zou zijn; dat die worsteling, bij vallen en op-
- staan, het leven een hoogere waarde geeft.
Het zoeken naar geluk is bij de groote massa
steels aanlokkelijker geweest dan het bezit er
van, en niemand minder dan de groote Duit-
sciie dichter Lessing heeft gezegd dat, wanneer
God hem de keus liet tusschen het zoeken
naar de waarheid en de waarheid zelve, hij
zonder beraad aan het eerste de voorkeur ge-
^Ven zou. Er werkt in ieder mensch een ver
borgen motor die de vermogens van lichaam
en geest voortdurend in beweging zet en tot
werkzaamheid aandrijft. Wanneer dieimpulsie
minder sterk wordt, tengevolge van een aan
houdend doelloos bewegen van het raderwerk
wanneer, zooals men het noemt, de lust ver
kwijnt, dan laat ook de levensbloem treurig
roos, die de zon
zoekt, in de voortdurende schaduw van den
loofboom boven haar, wanhopig staat te treu
ren. De mensch wil zijn krachten gebruiken
en ziedt in den frissehen levensstroom werpen,
om te kampen tegen stroom en wind. In den
stilstaanden vijver, met al het daarin groeiend
onkruid kan hij niet komen tot volledige krachts-
Ontwikkeling.
En die strijd we stipten het reeds aan
is heilzaam voor den mensch. De zwarigheden
en onaangename gewaarwordingen waarmee men
kennis maakt, verhoogen niet enkel het weer
standsvermogen, zij voeren hem, mits manmoe
dig er het hoofd aan worde geboden, tot een
Jioogeren trap van het mensehzijn, waarop hij
dagen, waarin we door de armen van het pes- onverbasterde eerlijkheid,
ftimistisch monster worden omstrengeld, en met
Voorzeker, het leven van elk mensch is vol al ons worstelen niets anders verkrijgen dan
1 dat we hoe lang zoo meer in de knel raken.
1 Zoo is het leven voor ieder een aanhoudend
i vallen en opstaan. Voor sommigen, de moedi- Jn[ht echter het feit, dat'onder"de
gen onder de strijders, een opstaan met ver- volksklasse betrekkelijk het mèêsï deze
gelouterde begeerten, schendeugden worden aangetroffen, bewijst, dat
I.
nieuwde levenski acht en
met de overtuiging, dat de mensch slechts door
strijd vooruitstapt op de baan naar hooger.
En wat zoo valt op te merken in het leven
van den enkelen mensch, we zien het in het
groot geheel, dat we maatschappij noemen, me
de in toepassing gebracht. Geleid door hetgeen
de ervaring steeds in -elk menschenleven leert,
is die maatschappij ook door den mensch ge
schoeid op nagenoeg dezelfde leest. Men rede
neerde daarbij aldus, dat de maatschappij, om
te worden vooruitgebracht, steeds behoefte heeft
aan de inspanning van al onze krachten. De
traagheid van lichaam en geest te overwinnen,
onze talenten alle in ’t gareel te brengen, hoe
kon dat alles worden bereikt zonder den prik
kel van eer-, heersch- of zelfzucht, die wakker
wordt wanneer bezwaren rijzen en tegenstand
wordt geboden. Het moge vreemd klinken, dat
juist de lagere hartstochten ons voortstuwen op
den weg naar het hoogere. Wanneer we be
denken dat aan het dierlijke in den mensch
het eerstgeboorterecht toekomt boven het engel
achtige in zijn bestaan, dan moet het ons dui
delijk worden dat het dierlijke de bazis vormt
waarin de fundamenten gelegd worden voor
het reine, en vinden we daarmee een verkla
ring van de stelling van Darwin, dat alleen de
strijd om het bestaan, d. i. de worsteling om
het rein dierlijke te bevredigen, geleid heeft en
nog steeds moet blijven leiden tot vooruitgang,
beschaving, veredeling. Maar dan volgt daaruit
onmiddellijk dat die strijd om het bestaan niet
mag ophouden, wanneer het ons verlangen is
om te blijven stijgen op den Jacobsladder naar
het hoogtepunt dat heet
zedelijke wereldorde.
Wij concurreeren dus, d. w. z. we spannen
al onze krachten in om onzen evenmensch de
loef af te steken. Onze maatschappij is geheel
aangelegd op dat stelsel. Het gaat in alles
zooals we het op school reeds leerden bij trap
pen van vergelijkingflink, flinker, het flinkst
knap, knapper, het knapst; slim, slimmer, het
slimst. Vooral in de laatstgenoemde eigenschap
is onze gemeenschap druk bezig zich te oefe-
nen. Opmerkelijk in onzen tijd, hoe droevig,
geloofd.
laarj
SOEKER
IH R IV T
asnmiiW»
ptsei V
ide
ie-
lor,
oet
>idi
iet
tir- I
en 1
Hl- I
ld- I
ert
ud
er- I
iel
en,
>ok -
NATIONALE MILITIE.
1 hill
,t
1
a
e
0
V
t
,t
1