F
I
1
■I
I.
It
No. 56.
1892
Z E V E N-E N-V EERTIQSTE J A
R Q A N GF.
ONDERWORPEN.
F
r
E
K U 1 P E R IJ.
iu
13 JULI.
i
'I
4
w
-1
-
n
-
‘e k’
I
I
■411
Il
ls.
or
fflwsfflmmMiiramTSKii.
se
voor
it
3
'z'U
t>
SO
een
mensch,
c
I
3
1
I
hoe de menschheid zich in den loop der tijden
heeft ontwikkeld. Voor hem is het duidelijk
Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post 1 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
de snelle vaart geen oogenblik vermag te stui-
i een poos als wezenloos er
Geen rusteloos zwerven en smachten
Is ’t leven, een doel licht ons voor
En worstlende winnen wij krachten,
En dwalende vinden wij ’t spoor.
t.
re
iet
ar
en
Mi
ld
ert
nd
er-
.iet
enj
)OH
wr
oet
iidl
ib"
ib'
Ie-
■g
f,
ie
ei».
i
■-
moed vereischt, moed om te scheiden van ide
alen, die we zoo hoog hielden, maar die door
de hitte van den middag zijn opgelost.
Zoo vreest niet! laat rijzen uw psalmen,
Laat vroolijk langs afgrond en rots
Het moedige reislied weergalmen,
Het reislied der kinderen Gods.
ap
nd H
oeg
bijl
ptsei gj
jel'i'* 18
E
Uil
eteltyvW
ieih-iM
vin-S?
laar^
4 Niets in de wereld is belangwekkender
i den mensch, dan de mensch.
Nimmer kan men hem genoeg zien of
ren,
schier elke beschouwing, door iets verfrisschends, blikken waarin we ons verplicht gevoelen aan
dat prikkelend werkt op onzen
I zoek.
Ook al brengt ze over ons 1
teleurstelling, toch gevoelen we ons
I wanneer we bij het ontraadselen van een of
J ander roersel, waardoor een mensch, de schare
Ié,
e,
ADV EB TEN TIÉN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer T1/, Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
zoo onvoldaan
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek herinneren, naar aanleiding van artikel 18
der wet van 4 December 1872 {Staatsblad
no. 134), de ingezetenen:
dat steeds aan degenen, die zich daarvoor
aanmelden ter Secretarie der gemeente, gele
genheid wordt gegeven tot kostelooze inenting
en herenting.
Sneek, den 8 Juli 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA
De Secretaris BENNEWITZ.
.roepen
■W fttreue?11
De aarde, de zon en wat we meer aan het
luchtruim waarnemen prikkelde den
om van dien geheimzinuigen dagelijkschen te
rugkeer het geheim op te sporen.
Wat op, wat in de aarde te vinden is, werd
en wordt nog voortdurend door het menschelijk
|oog bespied en zoo mogelijk tot den oorsprong
têiuggebracht.
En ook de mensch maakt in dit onberaamde
plan een deel uit.
Al zijn er zeker weinigen die hun leven er
aan wijden om van den mensch en de raadse
len en roerselen van zijn leven en bewegen
*^en opzettelijke studie te maken, even stellig
zullen er weinig menschen zijn die niet van
tijd tot tijd, getroffen door iets menschelijk
vreemds, hun aandacht voor eenig kort oogen-
blik bepaalden tot de vraag: wat toch eigenlijk
een mensch is.
Maar meer dan elke verschijning buiten ons
^‘-ordt de mensch tot onderzoek gedreven door
Fiunerlijken aandrang; het gevoel van eenzaam-
I heid doet hem aanknooping zoeken met ver
wante wezens, maar ook drijft ditzelfde gevoel
J hem, om in zichzelf een schakel te zien, die
j 1 waardeloos zou zijn, wanneer deze niet was
^,*^bonden aan verleden en toekomst.
Een schakel in het groot geheel, zonder wel
ke de keten, de geschiedenis der menschheid,
wanhopig zou wachten op een overgang, gelijk I baar
ii-u
t-
k
BBKKR El IVI
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek brengen, ter voldoening aan
art. 8 der wet van 2 Juni 1875 {Staatsblad
no. 95) ter openbare kennis, dat zij aan EVERT
van der WEIJDE, van beroep Kuiper, wonen
de te Sneek en zijne rechtverkrijgenden, ver
gunning hebben verleend tot het oprichten van
eene KUIPERIJ, in het perceel, kadastraal
bekend gemeente Sneek, Sectie B no. 204,
staande aan de Kruizebroederstraat Wijk 4
no. 27.
Sneek den 12 Juli 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
Bij de behandeling der Staatsbegrocting voor
dit jaar gaf de minister van financiën, de heer
Pierson, in zijn antwoord aan de hh. Van der
Borch van Verwolde en Kerkwijk te kennen,
dat hij niet alleen een herziening van de be
lastbare opbrengst der gebouwde eigendommen
wenschelijk achtte vóór de daarvoor gestelde
termijn 1895 bereikt is, maar dat hij eveneens
de eerste stappen had gedaan om tot een her
ziening der wet op de grondbelasting van 1870
te geraken.
Over beide herzieningen geeft de heer H. P.
Cramer in het jongste nummer der Vragen des
Tijds eenige denkbeelden ten beste.
De herziening van het gebouw is noodlg om
de belangrijke wijzigingen in de huurwaarde,
die vele perceelen hebben ondergaande ge
bouwen in Den Helder b.v. door het kanaal
naar IJmuiden en in omgekeerden zin de hui
zen te Bussum en Hilversum door den Ooster-
spoorweg. Hieraan moest echter voorafgaan
een herziening der grondbelasting. De volgen
de wijzigingen stelt de schrijver o. a. voor in
de wet van 1870. Vooreerst zou hij willen,
dat bij vermeerdering of vermindering der huur
waarde in een gemeente een nieuwe regeling
der belastbare opbrengst plaats vindt. Een
algeheele herziening om de 20 jaar behoefde
dan niet plaats te grijpen. Het grootste voor
deel van een dergebjke regeling zou zijn, dat
de huurwaarde voor de personeel» belasting zich
■I
de achterhoede van Napoleons leger de ge-
i stremde passage aanschouwde, of gelijk Rip van
j Winkel, na een onafgebroken slaap van ette- dat het klaaglied aan de boord van den stroom,
lijke jaren, wedervoer, toen hij in zijn eigen SCCu
veranderd zag en geen der ten, terwijl het hem
bdnttn plaatst; hij houdt zich dus in het stroo-
mend water, en onderwerpt zich aan de on
zichtbare macht, die de beek doet voortstuiven
van de berghelling met een snelheid somtijds,
dat alles hem grijs en grauw toeschijnt, maar
om straks aan den voet der berghoogte aan te
komen in het kalmeerend bergmeer.
Zoo leeft elk rechtgeaard mensch, hetzij zijn
aard levendig of traag is, zijn tijd mee, gelaten
en onderworpen, berustend in de overweging
dat hij den loop der wereld niet kan tegengaan.
Wanneer hij den grond voelt dreunen onder
de voetstappen van de sterk aanwassende drom
men van hen, die bewerendat de maatschappij
en haar inrichting onbruikbaar zijn geworden
dat de zelfzucht er een woestenij van heeft
gemaakt, die alle genot aan de samenleving
ontneemtdan roept hij niet, wie om hem
staan, tot een verdelgingskrijg op, maar hij
bindt den strijd aan met den aankomenden
stroom, om hem zoo mogelijk in een door hem
gewenschte richting te sturen of wel hij
onderwerpt zich. Maar hij klaagt en jammert
niet tegen zijn omstanders over de in zijn oog
heerschende dwalingen, overtuigd als hij is dat
hij daarmee het getal zijner aanhangers niet zal
vergrooten; neen, de menschheid houdt niet
van dat aanhoudend jammeren, het vindt geen
weerklank in de harten der menigte; alleen
moedig berusten, dat wil zeggenmet den stroom
meegaan, of wel trachten een eind vooruit op
de richting te influenceeren, door zelf een bed
ding uit te hollenalleen dat is in staat de
sympathie der menigte te wekken.
Onderworpen niet in dien zin dat men
maar rustig afwachte wat de onzichtbare macht
ons brengen zalniet met die slapheid van
geest en spieren waarin men eenvoudig geen
andere keuze heeft dan klagend alles te laten
waaien, of als de sombere hypochondrist zich
aan den wal te plaatsen en de golfjes met ver-
drietigen spijt te zien voorbij huppelen
Maar onderworpen als de moedige, die aan
vaardt wat hem wordt opgelegddie zich niet
door zijn slapgeestige medestanders laat weer
houden, maar de richting en de gebreken van
zijn tijd onbevooroordeeld wenscht na te gaan,
om niet buiten het leven van zijn tijd te ge
raken of wellicht met het vooruitzicht van, als
de laatste Merovinger met kaalgeschoren kruin
in een klooster geplaatst te worden, of als de
treuzelende ooievaar, die op droevige wijze zijn
leven liet in de kou van het Noorden, omdat
het beest alleen den weg niet vinden kon
en omdat het te laat kwam.
Allerlei onderworpenheid geeft onze maat
schappij te aanschouwen; leerzaam voor hem,
die in den mensch en zijn toekomst belang stelt.
Maar de rechte berusting, die niet in zucht en
jammerklacht wordt lucht gegeven, doch die
handelt in of met het oog op den geest des
tijdsdeze berusting is zeldzaam, omdat het
woonplaats alles zoo
oude dorpsgenooten terug vond.
Er komen van die oogenblikken over ons,
de godheid ons beklag te doen over onze me-
demenschen; oogenblikken, waarin we gevoe-
het gevoel van i len, dat de ervaring ons weer een ideaal ont-
bevredigd roofde en er een valsch stuk voor in de plaats
legde; en dan zijn we met onze bedrogen ver
wachtingen, met onze illusies zoo gaarne alleen
in de schemering!
Dat is het genot van de schemering, dat ze
ons onzichtbaar ontlast van de illusies, die, als
idealen in den dageraad opgerezen, door de
hitte der middagzon verschroeid, ons thans bij
den avond tot overlast zijn geworden.
Maar zijn het oogenblikken van verpoozing
voor ons, toch bevredigt het den mensch niet
in den schemerschijn lang te blijven ronddolen.
Licht is het, wat zijn oog alras weer zoekt;
het is als verlangt hij naar ’t oogenblik dat zijn
verdriet kalmeert en hij weer deelnemen mag
aan de levensvreugde, als ontwaakte er in zijn
hart een begeerte dat diezelfde ervaring, welke
zijn ideaal hem roofde, hem wijzer mocht ge
maakt hebben.
Leven, meeleven wil hij met die groote mas
sa en met haar doorleven de vragen van zijn
tijd. Voor een wijl mag het hem wat snel
gaan en het rammelen van het voertuig
zucht aan zijne borst doen ontsnappen, het duurt
slechts korthet menschenleven is immers niet
om het te verzuchten en te verklagen
Zie, in die oogenblikken, waarin men als het
ware de bazis kwijt rankt en rond draait als
op een wentelenden bal, dan zoekt men steun
inin het onzichtbare, noem het God,
voorzienigheid, noodlot.
Dan onderwerpt de mensch zich aan het on
vermijdelijke, zooals hij het noemtdat is de
kern van eiken godsdienst; zijn plicht als leider
te erkennen en dus te buigen voor het onzicht
bare.
Of wij al zuchtend gebukt gaan onder den
druk van stoffelijke bezwaren, dan wel ons be
angst gevoelen over de vlucht van den tijdgeest
en soms met moeite een verwensching weer
houden aan het adres van dien tijdgeest of wel
haar dragers, alras voelen we onze nietsbe-
teekenende machteloosheid tegen dien aanwas-
senden stroom en we onderwerpen ons en zoe
ken gelegenheid om zonder kantelen onze boot
mee in den stroom te brengenen natuurlijk
stellen we ons zei ven gerust met een verklaring
waarin zoo iets te hooren valt vanGod, gods
dienst of fatum. Godsdienst in welken vorm
ook, blijft een behoefte voor elk edel mensch.
En voor zulk een mensch is de tijd te kost-
om zich lang te verdiepen in de vraag
UIT DE PERS.
nen I
i aaar a
ijne I
,jrk- I
i
ver- 1
och I
vai I
«P I
hem I
c te 1
èehil-1
heuwl
i hij!
t. aliL
wordt bewogen, wanneer we ons dan volkomen
verzekerd hebben dat er in de hoofdzaak of de
aanleiding van het waargenomen feit niets on-
L verklaarbaar of wonderlijk vreemds voor ons
Verbleef.
Wij menschen houden er van, al wat ons oog
voor het eerst waarneemt, langs analytischen
weg, te klooven of uit te pluizen.
Neen, wij gevoelen ons niet voldaan, wanneer
op eens een boomstam in onzen stroom wordt
geplonsd; na de eerste kennismaking vragen
we vanwaar en waartoe
w* 4En wanneer de golven hoog slaan en ons
huikje den doodendans schijnt te dansen, dan
ja, houden we ons hart vast over die trouwe
loosheid van de golf tot we op eens weer
oprijzen, en bij het slaken van een zucht, een
1 zucht van verademing, met den dichter uit-
Welle, du ungetreue, und doch
MEiiws ei ummrahubirr k
1- 11
hoo-
want bij eiken nieuwen aanblik wekt hij
nieuwe ideeën. waarin we de wereld bezien als met betraande
Van het algemeen menschelijke tot het par- oogen of als door een met water beloopen ruit
I ticuliere overgaande wordt het oog getroffen bij zoo doezelig, zoo vaag, zoo onvoldaanoogen-
3 ÏUlUlOm-HLHUO,
lust tot onder-