tin i.ia n: n iiet hi i:o\thMiiiAi sm.
mu ns n imi:hn:vtn mm mi iie
1
rm
a
J
No. 63.
Z E V E N-E N-V EERTIG8TE JAARGANG.
I
4
1892,
mo.\opoeii:s.
s
6 AUGUSTUS.
ZjVTEW JL> A. G
bn I
j“ I
en,
>ok -
OEEKER 01 It V\
w
?r-
-3
S3
i
'1.
i
UIT DE PERS.
•Vs
I
I
II.
Deze CO VBAN T verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
lar
>or
rk
ew-
aen
>en
i
f.
-t
>(1
irl
tor,
oet
iidi
ti
en
‘n
1
ap- l
nd. I
uegl
hij!
-i***
pen
^aar
ijne
,irk-
Be-
uct
OF I
een eeu
wige waarheid wat de groote dichter Shakes
peare eenmaal geschreven heeft
„De Hemel doet met ons wat wij met toort
sen doen.
ITiet ze ontsteken
iet I
iir- I
en I
in
ert I
nd I
er-
iiet I
en bil-
dat be-
ADVEETENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7’/2 Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
Nederland, het blad van den heer Sprenger
van Eyk, dat in de Mastingontwerpeu van den
minister Pierson zoo ongeveer niets goeds vond,
meent toch in de aanneming een reden tot vreug
de te zien. Wel acht het de wijze, waarop
een goed beginsel is toegepast, gebrekkig en
onvoldoende, maar het goede dat verkregen is
blijft. En het kwade kan niet blijven, want
het is zóo erg, meent de schrijver, dat het ver
beterd moet worden. „Zóo onvoldoende is de
techniek, zoo weinig is de opbrengst der belas
ting gewaarborgd, zoo zeer is zij overgeleverd
aan het bon plaisir der belastingschuldigen, die
den weg inslaan om te doen wat zij euphemis-
tisch „besparen" noemen, zoozeer staan de ove
rigen aan willekeur, gevolg van onbekendheid,
bloot, dat er alle reden is om het kwade te be
schouwen als van zeer voorbijgaanden aard."
Er had dan ook „grooter vreugde" kunnen
zijn, want de gebreken waren voldoende (de
schr. denkt hierbij aan zijn eigen artikelen) aan
gewezen. Maar het gemeen overleg, dat hier
zeer noodig was, heeft niet tot die verbeterin
gen geleid. In de eerste plaats merkt het blad
op, omdat men vreesde door te grooten aandrang
naar verbetering alles te doen mislukken. Doch
er was nog een reden.
Om bij gemeen overleg invloed uit te oefe
nen, is een sterke, op goede gronden rustende
overtuiging, onmisbaar.
Deze ontbrak bij al te velen.
Zij waren voorstanders van het hoofdbeginsel
der te maken regeling, maar geen voorstanders
uit overtuiging, dat zulk een regeling goed is
en door de billijkheid volstrekt geëischt wordt.
Ook in de motieven die velen tot voorstem
men noopten schuilt een rede, waardoor aan
grondige verbetering niet gedacht kon worden.
Heeft niet, aldus vraagt het blad, een van de
leiders der meerderheid in de Tweede Kamer
op den voorgrond gesteld, dat de politieke toe
komst der i
regeling betrok!
H
B
a
legt.
Dat voorrecht, waarbij alle Engelschen
den uitgesloten, was een i
hand van Buckingham dienst meest doen als zuig-
pomp op alle kapitalen, die, weinig of veel, er
prijs op stelden in ’t bezit te zijn van goud
draad. W^ar het nu een monopolie was in
luxe-artikelen, die elk vermogend man naar
vrije keus zich aan kon schaffen, maar even
vrij voorbij kon gaan zonder zich in ’t mins
er stoffelijk door te benadeelen, daar mag van
Koning Jacobus zeker gezegd worden, dat hij
aan Buckingham het recht gaf om een belasting
te heffen van alle goud- en zilverdraadgebrui-
kersmaar wijl daaronder zeker weinigen, zoo
al een enkele, waren die hiermee nuttigen ar
beid verrichtten, valt deze koninklijke daad in
minder ongunstig licht. Toch was dit monopo
lie een onrecht jegens de vermogende klasse
der Engelsche bevolking en we moeten het
daarom dan ook misbillijken; ook de vermo
gende is niet vrij van de maatschappelijke heb
belijkheden der afgunst en de Eifersucht ist
Ane Leidenschaft, die mit Eifer sucht was
Leiden schafft.
Al stoffen die vermogenden ook op hun voor
rechten; al voelen ze zich ook halfgoden in
hun minder bevoorrechte omgeving waar ze
door hun geld zoo grooten invloed uitoefenen,
uit de geschiedenis hebben we kunnen leeren
dat halfgoden van de heele ditos gezworen vij
anden zijn; dat heeft Jacobus wellicht niet in-
"ezien en zoo treffe dus hem het verwijt, dat
hij een aanzienlijk deel zijner onderdanen on-
noodig het levensgenot vergalde.
In het buitenland bestaat het octrooi-stelsel
en ook bij ons is er in den laatsten tijd sprake
van dit systeem van monopolie, vroeger afge-
-eehaft, weer in te voeren. De Engelschman of
de Amerikaan nemen voor een nieuwe uitvin
ding een patent van de regeering, waarbij aan
hem voor een tien- of twintigtal jaren de al-
leen-fabricatie en dus ook de alleenverkoop
(monopolie) wordt gewaarborgd.
Men zegt en wij willen het niet tegen
spreken dat zelfzucht de scherpste prikkel
tot vooruitgang is.
Welnu, daarmee is het billijkheidsgevoel be
vredigd, omdat het hier geldt de belooning
eener daad welke van groot nut voor de ge
meenschap kan zijndaardoor wordt de lust
tot uitvinding aangemoedigd, waarvan wij allen
profijt kunnen hebben.
Slechts dit bezwaar er tegen zou men kun
nen aanvoerendat de hooge prijzen, die de
^eruitvinder noteert voor zijn uitvinding, wel eeni-
I germate aan de algemeene invoering er van in
den weg staan. De vraag zou zich hierbij
l wer-
monopolie, dat in de al
I co
i nuttig voor de samenleving is; het dus geheel
af te schaffen, zooals hier te lande geschied is,
omdat er een gebrek aan kleefde, is een radi
cale opruiming, waarin het woord radicaal een
bij uitzondering ongunstige beteekenis heeft te
dragen, even afkeurenswaardig als de Duitscher
het vindt om het kind met het badwater uit
te storten. We mogen het daarom van onze
regeering waardeeien, dat ze in een of anderen
vorm voor dezen balling amnestie wenscht te
verleenen.
Rest nog een monopolie dat de natuur zelve
aan verschillende schepselen heeft geschonken:
het monopolie der overmacht waarmee het eeue
organisch wezen het andere doodt en verslindt.
Als hoogst begaafd wezen, en daardoor het
machtigst in de natuur, staat de mensch. Met
de gave van zijn verstand is hij in staat ge
steld den schepter te zwaaien over gansch het
ondermaansche. Verstand geeft invloed, macht
behalve in de menschenwereld zelf, moeten we
er bij voegen, waar averechtsche toestanden dik
wijls aan het verstand het stilzwijgen opleg
gen in een samenleving waar de dollar al
machtig is en dus ook het verstand overheerscht.
Is het daarom niet duidelijk dat naieve men-
schen, die meenen dat het verstand de hoogste
macht toekomt, bij het zien van den reusaoh-
tigen invloed van den dollar, gaan gelooven dat
de dollar en het verstand aaneengegroeide twee
lingen zijn?
Dit monopolie dan zien we in de natuur
we mogen het goed- of af keuren, het monopo-
lie blijft; de mensch wikt en God beschikt.
Waar we echter tegen protesteeren moeten,
het is de handel- en denkwijze van hen, die
l elk monopolie willen binnenloodsen met het na-
tuurmonopolie als vrijgeleidehet gaat niet aan
om bij de inrichting der maatschappij Gods natuur
tot voorbeeld en Gods handelingen ter navol
ging aan te bevelen.
We wenschen echter dat, in weerwil van de
verschillende beschouwingen op natuurgebied,
in weerwil der filosofische bespiegelingen over
theologie en Darwinisme, onze samenleving
menschelijk zij, d. i. een samenleving van hoo-
gere orde, waarin de een niet de moordenaar
zij van den ander, maar wel diens beschermer.
Daarop wijst ’s menschen aanleg en talenten,
dat in zijn bestaan het dierlijke steeds meer
moet worden onderdrukt.
Zijn verstand en hart beide leiden hem
voortdurend op hoogere banen; hoe krachtig
ook in de maatschappij de drijfveer van de
ver-
;ocb I
van I
üp I
hem I
c te I
Éehil-1
heiuj I
f big
jok a J
>t, alst
etsei f
feeble 1
s de I
r-F stem I
rdde J
mi
eteihJ
partij bij de tot standkoming eener
(trokken was
Heeft niet een ander gezegd, dat de kansen
kunnen voordoen, of de regeering niet beter zelfzucht werazaam is, het blijft toch
i zou doen met het toekennen eener belooning,
i eensdeels om het recht van belastingheffing aan
zich te houden, tweedens om voor de maat
schappij den slagboom op den weg tot den
vooruitgang wijd open te houden; en ton derde 1 -'iet ze ontsteken om
om daarmee aan ieder de gelegenheid te bie- indien onze deugden geen licht
Buckingham den tot het aankoopen van iets, wat anders
t zou
Van Jacobus I van Engeland verhaalt de
historie, dat hij aan zijn gunsteling, den hertog
van Buckingham, het uitsluitend recht toeken
de om in zijn rijk goud- en zilverdraad te fa-
L briceeron. een voorrecht, dat voor uuLamjimuL - -
mag genoemd wordende kip die gouden eieren slechts een monopolie voor den kapitalist
zijn.
Mag er dus op het vigeerend octrooi-stelsel
een aanmerking zijn te maken, toch is het
een instelling, die in eenigszius anderen vorm
en voor zichzelfwant
aan anderen
gaven, dan zou het wel hetzelfde zijn of we ze
hadden, ja dan neen."
Wat de .natuur ongelijk heeft rondgedeeld,
kan echter door de menschelijke beschaving
langs anderen weg meer met de billijkheid
worden in verband gebracht.
Kan men zich al niet tegen de natuur ver
zetten, wel is de mensch in staat de natuur te
leidende heerschende beschaving geeft de
middelen aan de hand om de natuur in den
menscli, zoowel als rondom hem, te fatsoenee-
ren en te veredelen; daartoe isde mensch da
gelijks werkzaam.
Iets anders evenwel is het, wanneer de we
reld monopolies te aanschouwen geeft, die niet
liggen in de natuur der dingen, ja zelfs in lijn
rechte tegenspraak er mee zijn.
Reeds boven merkten we op, hoe het kapi
taal, op zichzelf in de maatschappij onmisbaar,
dikwijls een vloek is in de wereld door de
monopolies die het zich schept.
Een ander monopolie, even onnatuurlijk, niet
enkel omdat het met de natuur zelve in dis
harmonie verkeert, maar onnatuurlijk ook om
dat het, met verkrachting van alle heerschende
begrippen en in flagranten strijd met ’s men
schen edele natuur, den toeleg verraadt om het
leven van een deel stelselmatig te ondermijnen,
is de bodemquaestie.
De agrarische quaestie, van tijd tot tijd in de
geschiedenis om de deur glurend, om daarna
weer voor langen tijd soms te verdwijnen, is
in onze dagen weer opgedoken, en dat met
een kracht en overtuiging aangediend in de
raadkamer van het publieke leven, dat het wel
niet meer gaan zal om het ding, als in den tijd
der Gracchen, in den doofpot te krijgen.
Er is een beweging merkbaar over gansch
het oude werelddeel om van het nieuwe hier
te zwijgen die met den dag in omvang en
snelheid toeneemt en door alle weldenkenden
met ernstig oog wordt gadegeslagen, omdat het
in onze dagen van onrust en gisting een mid
del aan de hand doet, dat zich aanprijst als
hervormingsmiddel, waarbij eerlijkheid
lijkheid de hoofdingredienten zijn, en
rust op deze stellingdat de wet der gerech
tigheid niet alleen is een middel tot verbete
ring van den toestand, maar dat zij is de wet
van het maatschappelijk leven.
Zoo goddelijk schoon noemt een ziener de
gevolgen van dit middel, dat het bij hem een
oorzaak van groot en blijvend genot was ge
worden. „Verstand en gemoed zeggen het dan,
zonder dat het ons door een ander geleerd
wordt, dat er een God is, die leeft en regeert,
en dat Hij een God is van rechtvaardigheid en
liefde onze Vader die in de Hemelen is.
Het is het doorbreken van een stroom zonne
licht door de wolken der donkerste vraagstuk
ken; het is de geboorte van een geloof, dat
vertrouwt ook waar het geen levend wezen kau
aanschouwen."
In een volgend nummer hopen we meer uit
voerig deze zaak te bespreken. Ten besluite
geven we eene aanhaling van Dr. Thomas Nul-
ty, den bisschep van Meath, waar hij deze zaak
aldus inleidt
„Ik ben daarom van meening, dat ik recht
heb te besluiten krachtens de uitspraken van
het evangelie en het gezond verstand, dat het
volk is en altijd moet zijn de ware eigenaar
van den grond van zijn land. Dit groote soci
ale feit schijnt mij van onberekenbaar groot
belang te zijn en het is een geluk, dat het rust
op de strengste begrippen van recht en door
geen schaduw van onzekerheid of twijfel ver
duisterd wordt. In dat begrip ligt bovendien
een bekoring, een onuitsprekelijke schoonheid,
omdat het ons een helderen blik gunt in do
wijsheid en goedheid van de bedoelingen der
Voorzienigheid, die zulk een wonderbare be
schikking heeft gemaakt om in de noodeu der
maatschappelijke inrichting, waarvan Hij de
Schepper is, te voorzien en waarin wij, zooals
uit alles blijkt, bestemd zijn ons leven door te
brengen."
aaiiyMW
vin - ■ff
A