FBI
1
■Effl Eli’ HET IRMIMffiT ML
MEEHS-11MWMII) Ï00R DE
I
i
13
b
Jl
r.l.b- Jfl
I
1892.
No. 64.
Z E V.E N-E N- V EERTIGSTE JAARGANG.
MONOPOLIES.
1
1O A U O U S T U S.
WO IA O
s
in.
tx
on-
beiden, waardoor de mensch zoo hoog boven het haar op het bedoelde punt radicaal te wijzigen.
dier verheven ishet stelt hem in staat om als
ew-
pen
,>en
Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1,25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
tar
mr
rk
jor,
oet
eid
■i-
au
‘n
'1.
pen
^aar
,ijne
>rk-
'r>l
I
.Ip-1
Ild.l
oegl
hij]
dagen van geestver-
meer
I
t
iet
iir-
,en
m-
id-
ert 1
aid 1
er- I
detJ
en,l
>ok
-•sterkst wordt aangetroffen bij de minderen naar
'de wereld, maar dat bij hun meerderen die
jeest en die lust ten eenenmale ontbreekt niet
want
mogelijk zou
de beschikking, in bezit en
toegekend over alle stof.
Gods alvoorziene zorg gaf de grondstof in rij
ken overvloed; hij verleende in de natuurkrach
ten aan den mensch de hulpmiddelen voor
wisseling dier stof, zoowel om
een mist, die Paulus deed uitroepen, dat
>o Be
en
jn
ver-
och I
vat
op I
hem I
c te I
U"ï
hen» I
i hifi
|>k aJI
,t, all
etsei 1
alleen, maar ook dat ze dien aandrang een
j koorts, een ziekte noemen.
j Hoe het ook zij, wat ook van dat leven wordt
gedacht en gesproken, het is zeker een bewijs
Gods gratie, dat hij aan den menschelijken
geest een woonplaats heeft gegeven, waar hij
door de raadselen in 't rond, voortdurend wordt
de waarheid;
KENNISGE VING.
De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek,
brengt ter openbare kennis, dat het Primitief
Kohier van het patentrecht, dezer gemeente,
dienstjaar 1892/93, door den Provincialen In
specteur der Directe Belastingen te Leeuwarden
gearresteerd den 8 Augustus jl. aan den Ont
vanger der Rijksbelastingen te Sneek ter invor
dering is ter hand gesteld en dat een ieder ver
plicht is zijnen aanslag, op den bij de wet be
paalden voet, te voldoen.
Sneek, den 9 Augustus 1892.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
jel'ie
A lie H
I ‘I
up Wg
etid’vW
iedeltfl
vili-W
•1
a
Het wordt hem duidelijk dat de schromelijke
willekeur een onrecht is, zijn God aangedaan
een onrecht dat zich zelf straft, vroeg of laat,
in een worsteling waarbij de gansche maatschap
pij, te niet gaat en verdrinkt als in Noach’s
zaadvloed, tenzij
Reeds werden de tonen van het voorspel ver
nomen, waarmee het klaaglied van den onder
gang aanvangt. Of wie herinnert zich niet, toen
onlangs van ’s ministers lippen de intimideerende
woorden klonken dat te hooge progressie den
stoot zou geven tot emigratie; wie herinnert
zich dan niet de woorden van Attila, den koning
der Hunnen, dat zelfs de ooievaars de plaats
verlaten die aan den ondergang gewijd is?
Een dwaling, zoo diep te betreuren, niet al
leen wijl het den levensstroom, door God met
zooveel mildheid gezegend, niet brengt aan de
woning van ieder menschenkind, maar in plaats
daarvan den overvloed afieidt in eenige zijbed-
dingen, waardoor de van God bestemde hoofd
bedding wordt drooggelegd; maar ook omdat
het aanleiding geeft, gelijk iedere dwaling, tot
zoo groote verwijdering, tot zulk een hoofd en
hart berookenden bitteren walm; tot zulk een
uitslaande vlam van klassenhaat.
En verder omdat deze dwaalleer, algemeen
bestendigd en geëerbiedigd, den zwartgerokten
volksvertegenwoordiger er toe brengen kan om
zulke schandelijke God-onteerende woorden te
durven spreken als deze: dat Gods gratie den
rijken man op het land had geplaatst om de
bron van alle leven, de moederaarde, voor zich
en de zijnen in beslag te mogen nemen, zoodat
het ten slotte nog van dien gelukkig bevoor
rechte mitsgaders zijn lotgenooten afhangt of
de groote uiet-bevoorrechte massa een korrel
stof van den rijken overvloed mag ontvangen,
wat voor zijn stofwisseling immers onmisbaar is?
En dan klinkt het zoo ironisch bitter in den
mond van hen, die het monopolie van vruch
ten plukken bezitten over een groote uitge
strektheid land, wanneer ze de ontbering, de
belemmering der stofwisseling eenvoudig verde
digen met de woorden van Jezus: „De armen
hebt ge altijd met u.“
Welzeker, wij hebben gehuurde lijkbidders
en wij beklagen er ons over dat ze huichelaars
zijnis dat niet onbillijk
Even onbillijk dan is het, wanneer er I
ralen zijn die de zooeven aangehaalde huilebal
ken zoo kunnen doorhalen om hun huichelkunst,
wanneer ze niet tegelijkertijd daarbij wijzen op
het ware een helper te worden bij het schep
pingswerk.
Aan elk mensch, die ter wereld komt, is het
recht op leven en arbeid door Gods voorzienig
heid gewaarborgd. Maar net dc saelit en J-...
verplicntiag tot arbeiden werd aan den menseb
ook de grondstof niet onthoudenen het heen
groote miskenning van Gods goedheid, dat hij
den mensch zou ten taak willen stellen om ti
chelen te maken zonder stroo; even groot als
het een miskenning is der menschenrechten, om
aan den arbeid de grondstof te onthouden waar
door alle recht op arbeid en leven eenvoudig
een spotternij is, zonder meer.
eigendom beide, is meest algemeene kiesrecht is ingevoerd. Zij
j" _:_x x-a-x een gun8(., maar ei8cllen
het als een recht, zonder voorwaarden.
De Tijd nu zou als hij voor de keus stond
een in den zin der Grondwet beperkt kiezers-
de korps van 800.000 man of wel een onbeperkt
deze te bereiden algemeen kiesrecht zich verklaren voor het
i van twee kwaden het minste. Het
1 als voedsel voor het lichaam. blal moriveert die keuze als volgt:
1 De eenige levensvoorwaarde, daarbij gesteld,
ADVERTENT1ÊN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7*/2 Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
bladzijde geschreven.
Wie nu echter daaruit zou willen besluiten
dat het levensraadsel is opgelost en het raad
selachtig mysterieuse in ons wezen aan den
dag is gebracht, hij voelt zich telkenmale droef
teleurgesteld wanneer hij niet afgezonderd in
de studeerkamer, maar in het volle leven met
zijn stormen en dringen, zijn rijzen en dalen,
zijn spelen en dreigen zich geplaatst ziet.
Het leven is kort, zegt men; er komt veel in
voor en van achteren bekeken is het een nevel.
Maar wie nu daarmee zich tevreden stelt,
hij heeft nooit hooren spreken van verschil in
wereld-, in levensbeschouwing; hij heeft er nooit
aan gedacht van de menschen, op zijn levens
pad het antwoord af te luisteren op de vraag:
wat wel dit korte leven zijn zou?
Of wel: hij is een wijsgeer, en hij acht al
dat vragen overbodig, overtuigd als hij is, dat
de mensch is een natuurproduct, een zelfzuch
tig wezen, dat het leven beoordeelt naar het
geen het hem oplevert aan voor- of tegenspoed,
aan genot en ontbering, aan vreugde en smart
zoodat hij dus dat leven noemt een tijdperk van
L genieten uit den overvloed van Gods zegen, of
ook er de waarde aan toekent van een leer-
I school.
I Maar bij nadere beschouwing zal het dien
I wijsgeer niet ontgaan zijn, dat er periodes zijn
waar te nemen in de geschiedenis, waarin de
overvloed zich door pessimisme voelt neerge
drukt, terwijl hoopvol de toekomst den man
ip-a^van ontbering tegenlacht; periodes, waarin gene
van ’s levens helling afglijdt en moedeloos, wan
hopig wordt, terwijl deze met moed den staf
omklemd houdt en opgewekt, met geestdrift op
waarts gaat.
Zie slechts, hoe in onze
heffing bij de kleenen, de grooten meer en
_j.len moed in do schoenen gaat zinken
zie, hoe de laatsten hier te lande hun best
doen om hun pessimisme over te gieten in de
harten van die „grooten," welke tot nu toe
niet ontvankelijk er zich voor toonden;
zie hoe ze ons vaderland overstroomen met
brochures over kiesrecht en algemeen stemrecht
zie met welk een inspanning, een hartstocht
ze krampachtig hun monopolie omklemmen,
wanneer ze naderen en het publiek toespreken.
Och ja, de wijsgeer die de vraagstukken en
den geest van zijn tijd beschouwt als uitvloeisel
van de stof en de kracht daarin schuilend; de
.wijsgeer, die den geest van toenadering en den
lust tot verevening van onze dagen nauwkeurig
ontleedt, hij ontdekt daarin als overheerschend
een stoffelijk belang.
UIT DE PERS.
V I j
1
rn
it-
Mhi
M at,
le
seu
Over het raadselachtige in ’s menschen leven van
is reeds menig woord gesproken en menige goede
aangespoord tot het zoeken naar
I ivonf
welke gelnkkige aandoening ook het besef
moge wekken dat de waarheid gevonden is,
het kan niet ontkend worden dat ook deze weel
de, evenals alles wat uit de weelde stamt, weel
derig maakt; en wat een weelderig leven is,
behoeven we toch zeker niet met veel woorden
op te klaren. Omschrijf het door verveling,
geiliakzucht, hoogmoed, en dat alles omgeven
door
hij het nog niet gegrepen haden die aan hen
die in de heldere zon der waarheid beweren te
leven, nog zooveel zuchten doet slaken en nog
zoo dikwijls de verzuchting ontlokt, dat zij hier
beneden leven als pelgrims, die den weg niet
kennen in het land der vreemdelingschap.
Hoe ver echter de waarheid nog van ons ver
wijderd is, en hoezeer er verschil valt op te
merken in de verschillende uitspraken die als
waarheden worden verkondigd bij de levensbe
schouwing, toch heerscht er een gelukkige een
stemmigheid in wat we het fundamenteele des
levens willen noemen.
Allen zijn het hierover eens, dat leven is een
aanhoudende stofwisseling onder den invloed van
krachten, die nog slechts ten deele gekend wor
den.
Ieder mensch vertegenwoordigt een hoeveel
heid stof die door de krachten der natuur voort
durend wordt omgezet, zóó, dat, naar de ge
leerden ons meedeelen, elke zeven jaar alle
stofdeeltjes vernieuwd zijn.
Die stofdeeltjes worden door de moederaarde
zonder ophouden gegeven en teruggenomen.
Dat is een waarheid, die gelukkig door nie
mand wordt weersproken, en die den gevoeligen,
godsdienstigen mensch in dank en aanbidding
doet neerzinken voor zijn God, die aan de terug
genomen stof een plaats gaf in den schoot der
moederaarde, om hem in anderen vorm, in rij
ken overvloed aan het menschenkind terug te
geven.
Maar hier ontdekt de nadenkende mensch
een innig verband tusschen den mensch en de
aardeen gelijk de plant, de boom onmiddellijk
de stofwisseling staakt en ophoudt te leven
wanneer overmacht hem ontwortelt en zijn ge
meenschap met de aarde verbreekt, zoo ook is
het een daad van geweld die den mensch ont
trekt aan zijn voedster.
En terwijl hij Gods gratie erkent in den rijk
dom aan stof en haar verscheidenheid in vorm
en gedaante, zooals de natuur ze den mensch
aanbiedt, verneemt hij in zijn hart een Gods-
Het kan hem niet ontgaan dat die geest van stem, die hem luider en luider verkondigt, dat
verbroedering en die lust tot gelijkheid het het een dwaling, een schandelijke miskenning
van Gods bedoelingen was, die de aarde, de bron
en voedster van alle leven, verdeelde en ver-
I kocht aan enkelen onder de menschen.
5
i als ook om ze geschikt te maken ter opneming laatste, als
„Liever nog dan de Grondwet te zien ver
wringen naar hetgeen men de eischen acht der
i om
is ’s menschen inspanning, het vermogen tot ar- staatkunde, zouden wij willen medewerken
1 'J Trrr.nii/lnn>' zin mnnunli rrt\r\ Innnrr hnirnn 1. I. «4- ^.„^.4- -1 x_
Dat zou tenminste in overeenstemming zijn met
De Tijd heeft in een tweetal artikelen zijn
oordeel gezegd over de voorgenomen uitbreiding
van het kiezerskorps met 500.000 man. Het
blad acht deze vermeerdering te veel of te wei
nig. Het stelt zich daarbij op het standpunt
van den Grondwetgever, die kennelijk de uit
oefening der kiesbevoegdheid niet beschouwt
als een natuurrecht, maar als een voorrecht,
aan het verleenen waarvan hij voorwaarden
meent te kunnen stellen. Hij deed dit dooi
de kenteekenen van welstand en geschiktheid
te eischen. Kende men in 1887 slechts aan
300,000 Nederlanders die eigenschappen toe en
zou men nu 800,000 ter stembus willen roepen,
dan was men stellig toen de pessimistisch of is
men nu te optimistisch. Tenzij men de voor
keur geve aan een derde motief, dat van partij
belang, hetwelk de Tijd voor het meest over
wegend houdt met het oog op verschillende
uitlatingen der liberalen in de Kamer, ook in
verband met de antecedenten der partij, die
thans de regeermacht in handen heeft.
De Tijd gelooft echter, dat de liberalen on-
libe- i verstandig doen en zij zich vergissen zullen,
□bal- I wanneer zij meenen, dat hot volk hun voor
nngf. die uitbreiding dankbaar zal zijn. De illusie,
i dat welstand en geschiktheid nog altijd geëischt
worden, moge de conservatieve elementen be
de dwaling, dat leven, stofwisseling voor allen koreil) de radicalen zullen er zich niet door la-
zijn, wanneer slechts aan enkelen j ten tevreden stellen en niet rusten voor het
i zijn niet tevreden met
SLEEKER COIRO
i
ir-
=z
i
'1
- 4
t
01
r
ll |ict
or I
fi
|o-
- - YYllUgCii iKuctii. iivigvun MV Ü1OUUCU ilUllL