I
i
V
t’..
---4
1
BINNENLAND.
v
FEUILLETON.
30.)
Hij ging
kop mijn verderf
Wat
ij de
i
c
b.
gl
g
g
t(
g
Naar de Stand, verneemt is de naam van den
persoon, die aangeklaagd is wegens het beken
de geval in „Hotel Suisse/ te Amsterdam, ze
kere Samuel Levy uit Parijs. Hij is in hech
tenis, daar de instructie der zaak voldoende ter-
De heer J. T. Smits van Oyen te Eindhoven,
heeft ontslag genomen als lid van de Eerste
Kamer.
Volgens de Tijd zal met 1 April a. s. door
de spoorwegmaatschappijen de Midden-Europee-
sche tijd worden ingevoerd.
de ongeschiktlieia van me naive miiuoen uieuwe
kiezers, die in aantocht zijn. 01 echter allen,
die nu kiezers zijn, de eigenschap van zelfstan
digheid en bekwaamheid in voldoende mate be
zitten, is een vraag die zeker door niemand toe
stemmend zal worden beantwoord. Op den
duur uitbreiding van kiesrecht tegen te houden
gaat toch niet. Hoe langer er mee gewacht
wordt, hoe meer de volksgeest tot verzet wordt
geprikkeld. Nu is er nog een machtige, chris
telijke kern onder het volk en bovendien kan
op den duur geen conservatisme, hetzij revolu
tionair of anti-revolutionair, den stroom des le
vens tegenhouden.
„Ware het mogelijk aan den eisch der grond
wet geschiktheid en welgesteldheid, een betere
uitlegging te geven dan die er thans aan gegeven
is, het zou een zegen voor het land kunnen zijn.
Maar daar is, naar den mensch gesproken, wei
nig kans op. Uit het Nazareth der anti-revo-
lutionairen kan, naar het bekende oordeel der
liberalen, toch niets goeds komen. En zoo zul
len wij van twee kwaden: blijven bij het oude
of meegaan met het nieuwe, wel datgene moe
ten kiezen wat, naar verstand en geweten, ons
het kleinste kwaad toeschijnt. En dit kunnen
wij doen zonder het beginsel der revolutie te
aanvaarden. Anderszins zouden wij uit de we
reld moeten gaan, ten minste van alle bemoei
ing, het staatkundig of maatschappelijk leven
rakende, ons moeten onthouden."
De stelling van Amsterdam is in de laatste
dagen weder aan de orde gekomen door de voor
stellen van den minister Seyffardt bij de ves-
tingbegrooting aanhangig gemaakt en de arti
kelen, naar aanleiding daarvan in ’t Hand, ge
schreven door den heer Den Beer Poortugael,
lid van den Raad van State, vroeger komman-
dant van de stelling van Amsterdam. De mi
nister van oorlog heeft in zijn voorstellen, aan
de Kamer gericht, bestreden het gevoelen, dat
in Dec. 1889 door generaal Den Boer Poortu
gael, destijds commandant der stelling, ontwik
keld in een memorie, door hem aan den vori-
gen minister van oorlog was gezonden. De heer
Den Beer Poortugael heeft zich daardoor ge
noopt gevoeld zijnerzijds in het openbaar, tegen
over de bestrijding van den minister, het voor
stel, dat toen door hem werd gedaan, te ver
dedigen. Hij doet dit in den vorm van een
„openbaren brief aan Z. Exc. den minister van
oorlog."
Het voorstel, dat door den generaal d. B. P.
in zijn memorie van 1889 werd toegelicht, had
de strekking om die stelling van Amsterdam door
te trekken tot aan zee, noordelijk over Uitgeest
op een 2000 M. ten N. van Castricum zuidelijk
van Kudelstaart over Leijmuiden, den Haarlem-
merpolder omvattend en verder over Voorhout
de smalste duinenrij doorsnijdend, op p. m. 1000
meter ten zuiden van Noordwijk.
Hij acht dit noodig om te voorkomen, dat
Amsterdam geheel zal worden ingesloten, waar-
Ten slotte bespreekt generaal d. B. P. de
verklaring van den minister, dat hij (gen. de
B. P.) zou gemeend hebben zijn ontslag te moe
ten nemen wegens verschil van gevoelen met
den minister van oorlog omtrent de doelmatig
heid van het westelijk front, omdat alleen de
minister verantwoordelijk is en hij slechts had
op te volgen de bevelen. Daarover zegt hij
„Het is waar, de minister is verantwoordelijk.
Ontegenzeglijk is dat zoo, al moet men liefst
niet vragen, als het gevaar aanwezig is en de
vijand voor de stelling staat, waar zulk een
verantwoordelijk minister, die last gaf tot de
defectueuse richting, dan is. Daar vraagt ook
de ingesloten, wellicht hongerende bevolking
niet naar. In staat van beleg ziet die in den
kommandant, als die de stelling mede heeft ge
maakt, den man, die voor alles had moeten
zorgen. En al ware dat zoo niet, ik geloof dat
de hooge bevelhebbers mede een zedelijke ver
antwoordelijkheid dragen voor hetgeen zij uit
voeren het staat hun vrij hun ontslag te nemen
als zij in gewichtige zaken moeten handelen in
strijd met hunne overtuiging. Een man van
karakter doet alzoo en niet anders. Daar vol
gens mijne innige overtuiging de stelling van
Amsterdam, als zij niet aangesloten wordt aan
de zee, moet vallen, was ’t mij althans niet mo
gelijk steeds te arbeiden en mede te werken aan
het maken van plannen van verdediging voor
het mij toevertrouwde, welke naar mijne over
tuiging heillooze gevolgen voor het vaderland
moeten na zich slepen. Dat uwe Exc. zoo iets
onbegrijpelijk vindt, neem ik volgaarne van u
aan."
Novelle van Hans Werder.
XX.
„Stoor ik u, Stefanie?" Roland, thans een
zeldzame gast in de abdij, was haar kamer bin
nengetreden. Zij zat bij het laatste licht
van den namiddag van den korten winterdag
bij het venster te lezen. Zij sloeg haar boek
dicht.
„Volstrekt niet! Gij zijt zoolang niet hier
geweest! Hebt gij mij iets bijzonders te zeg
gen?"
„Ja, ik heb een opdracht voor u.“ Hij ging
bij haar zitten en keek nadenkend voor zich.
En vervolgens begon hij aarzelend:
„Felix beklaagde zich bij mij, dat gij niet te
bewegen waart, het tijdstip van uw huwelijk
te bepalen. Zonderling genoeg schrijft hij aan
mij een grooteren invloed toe als aan zich-zelf,
en verzocht mij, met u te onderhandelen
desnoods een machtwoord te gebruiken."
Stefanie had haar gelaat afgewend.
„Voldoe dan aan dat verzoek van hem, gij
zult er mij ook pleizier meê doen!"
„Neen, dat kunt gij niet verlangen!
gaat het mij aan!"
„Waarom bemoeit gij er u dan meê, als het
u niet aangaat
Omdat
Van het vonnis der rechtbank tegen dn
commissaris van politie en den hoofdinspecteti
te Groningen is hooger beroep aangeteekend
Het tekort in de kas van den directeur va
het postkantoor te IJmuiden moet ruim f 5031
bedragen. De man is in hechtenis genomen
antwoordde hij kortaf, en er ontstond eene pauze.
„Het spijt mij wel," zeide zij eindelijk, „maar
ik ben van daag niet in een stemming voor
dergelijke onderhandelingen
„Wil ik dan op een andere keer terugkomen
„Neen, dank u! Gij kunt uw beschermeling
met een gerust geweten de verzekering geven,
dat aan zijn opdracht voldaan is. Onder een
„machtwoord," zou ik mij wel hebben neerge
geven, zooals ik zulks gewoon beu, maar een
lijdelijk zich mengen in mijne zaken begeer ik
niet!"
Roland keek haar met somber gerimpeld voor
hoofd aan.
„Geheel zonder dat ik er mij in meng zal
deze uwe zaak toch wel niet van stapel kun
nen loopen. Uw vertrouwen hebt gij mij niet
geschonken, ofschoon ge ’t mij hadt beloofd;
ik moet dus wel naar eigen inzichten handelen
en kan ’t niet helpen, als ik u daardoor kwets
Stefanie sprong op; een hartstochtelijke hef
tigheid overmeesterde haar.
„Noemt gij dat naar eigen inzichten hande
len, als gij boodschappen voor Felix uitvoert
Of wanneer zoudt gij anders gehandeld en u
mijn vertrouwen waardig getoond hebben Als
ik voor uwe oogen hals over kop mijn verderf
tegemoet ga, dan steekt gij de hand niet uit
om mij terug te houden!"
Zij stond voor hem met vlammenschietende
oogen. Roland omklemde met ijzeren greep
het gewricht barer hand.
„Geef mij opheldering van die woorden
Gij beschuldigt mijik wil weten waarom
„En al zoudt gij mijn arm ook willen bre
ken met uw ijzeren vuist, of mij wurgen, toch
ben ik u geen opheldering schuldig en ik geef
ze u nietAls kü die zelf niet vinden kunt.
dan helpt alles, wat ik zeg, toch niets."
Hij liet haar hand los.
„Kind, ik bid u, laat u toch duidelijker uit;
ik kan het zelf niet vindenGij zijt voor mij
een raadsel, dat ik niet kan oplossen. Maar ik
smeek het u, help mij daarbij
„Laat mij met rust, Roland, ik kan er niet
meer over spreken. Het is verschrikkelijk, hoe
gij mij kwelt!"
Met die woorden liep zij haastig de kamer
uit en, vlug een mantel omslaande, naar buiten
in den winteravond.
De hemel was zwaar bewolkt en groote witte
sneeuwvlokken vielen langzaam naar beneden.
Het zachte kleed, dat zich over den tuin en
zijne paden uitspreidde, werd steeds dichter, en
het koude winterlandschap gedurig stiller, mij
merend stil. De schemering begon de witte
omtrekken weg te doezelen.
Stefanie voelde tegelijk met smart en welbe
hagen den kalmeerenden invloed dier koele
winterrust. Haar hevige opgewondenheid be
daarde, en met berouw dacht zij aan hare hef
tigheid, aan haar scherpe woorden en desmar
telijke uitdrukking zijner oogen.
„Ik wil u echter geen verdriet doen, al maakt
gij mij dan ook zoo onuitsprekelijk ongelukkig,"
fluisterde zij, terwijl de tranen haar over de
wangen liepen. „Ik heb het zoo vaak gedaan
misschien kunt gij mij daarom niet liefhebben.
Ik wist toen nog niet, dat ik u zoo onuitspre
kelijk beminde!"
Zij stond voor het slot en zag omhoog naar
zijn vensters. En eindelijk ging zij met aarze
lende schreden naar binnen en opende zacht
en beschroomd de deur van zijn kamer. Het
licht was nog niet opgestoken, in den haard
brandde echter een groot vuur en wiern ziin
Zuiderzee-vereeniging bevattende, officieel toe
gezonden en eene audiëntie ter nadere toelich
ting daarvan aan den ministerraad verzocht.
Sedert volgde de benoeming eener Staatscom
missie, om over de vraag van advies te dienen.
In dit thans ingetreden tijdvak van onderzoek
acht het bestuur, gelijk uit een toegezonden
circulaire blijkt, het plicht eene afwachtende
houding voorgeschreven en meent, nadat be
trekkelijk kort geleden eene algemeene verga
dering plaats vond, de leden nu niet weder te
moeten samenroepen. Men leide uit deze voor
gestelde gedragslijn echter allerminst twijfel af
aan de noodzakelijkheid van het voortbestaan
der Zuiderzee-vereeniging; zij moet blijven wer
ken en mag niet rusten alvorens hare denk
beelden zijn verwezenlijkt, tot daden gerijpt en
daarin omgezet. Het groote nationale vraag
stuk, met welks oplossing zij hoogst gewichtige
volksbelangen verbonden acht, is haar eenmaal
toevertrouwd; zij mag hare taak noch uit de
handen geven noch afgesponnen rekenen, al
vorens de gewenschte oplossing is verkregen en
de zaak in veilige haven gebracht.
Eenige weken geleden is te Antwerpen een
Nederlandsche Vereeniging tot Hulpbetoon op
gericht onder eere-voorzitterschap van den con-
sul-generaal te Antwerpen.
Haar roeping is in de Nederlandsche neder
zetting te Antwerpen de bedelarij te weren en
den gebreklijdenden of hulpbehoevenden fatsoen
lijken landgenoot met raad en daad bij te staan
in den meest uitgebreiden zin en zonder onder
scheid van geloofsbelijdenis.
De Nederlandsche kolonie aldaar wordt op
meer dan 12,000 zielen, bijna uitsluitend tot den
werkenden stand behoorende, geschat, met
slechts een handvol welgestelden.
Bijna allen hebben de handen ineengeslagen,
maar er blijft nog zeer veel te doen over. On
der die omstandigheden wendt het bestuur zich
tot dat Nederland, dat zich nooit onbetuigd laat
waar nood te lenigen is; en tot het vaderland
komt het met de bede: „Wie wil er helpen
Elk der ondergeteekenden stelt zich gaarne
beschikbaar om giften ten behoeve van hun werk
in Antwerpen in ontvangst te nemen. Elke gift,
hoe bescheiden ook, zal met hartelijken dank
aanvaard worden; vooral zij, die zich tot jaar-
lijksche bijdragen verbinden, zullen ons de duur
zaamste hulp bieden.
Het bestuur bestaat uit de hh. S. Reijnders
Bisdom, voorzitter, S. Parser, vice-voorzitter,
J. C. P. Krayenhoff van de Leur, secretaris,
J. A. van den Bergh, penningmeester, Leon
Hermans, Dirk vau Voorst, en J. H. Scheltema.
Een hevige brand woedde vrijdag nacht in t
rooden, flikkerenden weerschijn door het ge- I
heele vertrek.
Roland zat voor den haard in een grooten
leunstoel; zijn uitgestrekte gestalte in een kort
wambuis gestoken met ruiterlaarzen aan. Aan
zijn voeten zaten twee reusachtige doggen, die
zich vertrouwelijk tegen hem aan vlijden en
door hem gestreeld werden. Zoo zat hij daaf,W
door de vlam beschenen, als een beeld uit een
oude sage.
In dat gezicht verdiept, bleef Stefanie staan,
totdat de invloed van den op hem gevestigden I
blik hem deed opzien. Nu trad zij de kamer j
binnen.
Roland sprong op, de honden van zich af-j
schuddende, en keek vragend, met stomme ver-
bazing naar de onverwachte indringster.
Met een haastige beweging liet zij den man
tel van haar schouders op het tapijt neer
glijden en schudde zich de sneeuwvlokken uit
het haar.
„Ik heb in de sneeuw rondgeloopen, Roland,
om mijn heftigheid te laten af koelen," zeide zij
verlegen en gejaagd. „Gij kunt mij nu een
geheel examen afnemen en zult eens zien, hoe*^
verstandig ik ben."
Hij trad naar haar toe en greep haar beide
handen. Wat waren ze ijskoud, terwijl de zij
ne zoo warm, zoo vol leven waren. Hij hield
haar vast, alsof hij zijn warmte, aan haar
wilde meedeelen. En nu overmeesterde hem
zijn gevoel; hij drukte hare handen tegen zijn
oogen en bedekte ze met kussen, ’t Was alsof
zij een snijdende pijn voelde door hart en spie- 4’
ren de ijskorst barst onder den ademtocht van
den zuidewind. „O mijn God kwam als een
smartkreet over hare lippen.
In de algemeene vergadering der Zuiderzee-
vereeniging, April jl. te Amsterdam gehouden,
werd aan het bestuur opgedragen1 eene
volksuitgave het licht te doen zien, waarbij de
kaart, de rede des heeren Telders en de oeco-
nomische beschouwingen voor ieder in den lan
de tegen den minst mogelijken prijs werden
verkrijgbaar gesteld, en 2°. zoowel bij de hoo
ge regeering ah elders de noodige stippen te
doen, die tot verwezenlijking der voorgenomen
plannen kunnen leiden. Aan beide opdrachten
is door het bestuur voor zooveel mogelijk vol
daan. De volksuitgave mocht zich in eene
groote deelneming verheugen. Tot heden wer
den toch niet minder dan ongeveer vier duizend
exemplaren afgeleverd, terwijl nog dagelijks
nieuwe aanvragen inkomen. Aan ’s lands re-
De verwonding te Dieren van den socialis
H. J. van Veen te Zutphen, heeft ernstige gt
volgen gehad. Hij is namelijk in het zieken
huis te Zutphen overleden, nalatende een irou
en 3 kinderen. De justitie zet het onderzot
onvermoeid door.
Nu de vechtpartij zulk een treurig gevol;
heeft gehad, laten we hier nog volgen wat d
Arnh. Ct. er over meedeelt
Ook reeds des Zondags ochtends hebben dt
Zutphenaren met hun met roode vlaggen ge tooi
den wagen te Dieren halt gehouden.
Er moet toen reeds het een en ander voorge
vallen zijn, wat de Dierensche bevolking min.
der welwillend tegen deze vreemdelingen gesteml
heeft; o. a. zou een jongen, die een schop ge|
geven had tegen een pakket, door hen ergenl
bij een huis neergelegde exemplaren van heil
blad Voorwaarts, nog al door een der socialisten
mishandeld zijn.
Op hun terugkeer ’s avonds hebben zij zich!
opgehouden in de herberg de Zon. Daar zijn doen
enkele hunner socialistische toespraken gehoude, I
die echter zoo dadelijk niet in den smaak vielik
van een der Dierenaren, dat een der socialisten
ten slotte eindigde met te zeggen„laat ons de'
paarlen niet voor de zwijnen gooien." Kort
daarop is een algemeene vechtpartij ontstaan,
waarbij het plotseling bleek dat Van Veen he
vig bloedde aan een wond achter in den rech-
terbovenarm. Hoe hij daaraan gekomen was,
wie hem dien steek had toegebracht, schijnt
dadelijk geheel in het duister gelegen te heb
ben, hoewel de zaak onmiddellijk door de tej
plaatse aanwezige politie is onderzocht.
Zelfs werd, naar men zegt, door de dokters,
die Van Veen dadelijk verbonden hebben, het
niet onmogelijk geacht, dat hij de wonde ge
kregen had, door van zich afslaande, in een
seberp voorwerp te slaan.
Bij de duisternis, die er heerschte, en het feit
dat de beide partijen elkander over en weer
volstrekt niet kenden, zal het niet gemakkelijk
zijn in deze zaak het noodige licht te ontste-
ken." 4
Zondag morgen kwamen weder een aantal
socialisten, waaronder eenige vrouwen, uit Arn
hem en Zutphen naar Dieren. Zij trokken door
het dorp, doch konden geen lokaal krijgen om
te spreken. Enkele tappers hadden zelfs hun
localiteiten gesloten. Na Spankeren bezocht te
hebben verlieten zij in den namiddag Dieren.
Alles liep ditmaal in goede orde af.
door het moet vallen, gelijk zulks ook geschied
is met Parijs. Een stelling, gelijk de minister
geering werd een volledig stel stukken, de ge
schiedenis en de resultaten van het onderzoek
nadruk gelegd op het beginsel van willekeur,
dat ook in dit voorstel gehuldigd wordt, en op
men heeft geleverd, om hem in bewaring
houden.
a
I
c
i
t
V
I
5
t
PI
k
v<
v(
VI
F
ij
Ti!
V1
Gl
ZH
Vi
Gr
rh
Du stolzes Herz, Du hast es ja gewollt,
Du wojltest glücklich sein, uneudlich glücklich,
Oder unendlieh elendStolzes Herz,
Uud jetzo bist Du elend
Heine.
s
i
1
S