NIEUWS- HlMIHIÏOOR BE f- ^iddelpunMadsnde kracht. No. 94. Z E V E N-E N-V E E R T I Q 8 T E JAARGANG. 1892 - ui. rm WO ID IN *4 O A 23 JN O V EG >113 E 13. ?35 »S3 4 Het was me te s- van HIT DE PERS. -rf.- - Wie een J40. TA, me- k. te te te ,n de 211. 'P op om Die den dig voorspelde hij daarop het oproer. meesten ernst bezit is niet alleen de meest j klonk het weer Maar neen! eerst zullen vreesdijke schokken Uw lichaam teistren: 't grenzeloos geduld Heeft lang genoeg den slavenploeg getrokken De leeuw des oproers rekt zich uit en brult, ’k Ontwaar, in plaats van vrijheid, orde eu kracht, KENNISGEVING. De BURGEMEESTER van Sneek, In het laatste nummer van de Economist komt een beschouwing voor van Mr. M. Mees te Rotterdam over de bedrijfs- en beroepsbelas ting. Hij wil geen critiek leveren op het wets- yw aarden i Sotter- I ..rouw’/ I .-iesdorf: I zuchtte I 1 voorbij,\j j'jke ge- 1 ,gemoe, 1 0» e- >1- je *-terren grijpen En daar hoorde ik weer de declameerende stem, waarin ik een trillend beven meende bespeuren Reeds waggelt gij, reuzin! uw leen verslappen, De tering heeft uw frissche kracht geroofd, Uw levenswijs verdierf uw beste sappen, Uw lust verging, uw moed is uitgedoofd. Wel zij t ge met een sierlijk kleed omhangen, Maar als ge uw sluier af neemt van ’t gezicht, Dan toont de bleekheid van de ontvleesde wangen Dat ge op uw sterfbed ligt, Hoe ernstig en hoe somber en dat mijn vriend, die altijd ernstig wel is waar, maar nooit somber ernstig was. Volgens zijn mee- ning toch is somberheid geen kenmerk van levensernstintegendeel, zegt hij, een kenmerk van gebrek aan levensmoed is het. Deze CO GRANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post f 1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco in te zenden. heldhaftige, hij is ook de meest blijmoedige. Van waar die somberheid, mijn vriend, viel ik in, toen hij een oogenblik ophield en ik een spaak in ’t wiel kon steken. Gelet op de missive van den heer Commis saris der Koningin in deze provincie, d. d. 16 November 1.1. 3e Afdeeling statistiek no. 755, (Prov. blad ne. 109) Brengt ter openbare kennis: dat door Z. E. den Minister van Binnenland- sche Zaken met ingang van 17 dezer zijn in getrokken zijne beschikkingen van 7 Septem ber en 19 October 11., houdende maatregelen tot afwending der Aziatische Cholera, ten aanzien van uit Rusland, Hamburg, Altona of Havre komende personen. Snoek den 22 November 1892. De Burgemeester voornoemd, ALMA. Een lang verhaal hield de verklaring in, te lang om het geheel weer te geven. De korte zin ervan was, dat hij weer aandrang had ge kregen om op zijn wieken te gaan drijven. De maatschappij dunkte hem weer zoo koortsig, zoo ziek. Uit de diepte van zijn hart was toen het verlangen opgeweld om nog eens voor goed de diagnose op te maken hij wilde haar zoo gaarne radicaal genezen en daarvoor was het noodig goed waar te nemendaarvoor had hij er zich nog eens buiten geplaatst. De gewaarwordingen die hij had opgedaan, hadden hem mismoedig gemaakt. Hier een angstig gewriemel op den aardkloot, blijkbaar om levensvoorraad voor de menschheid te pro- duceereneen gewriemel dat slechts werd on derbroken door een paar uren rust, waarin al die wriemelaars neerlagen zonder een teeken van leven te geven. Daarnaast een groote schare, geeuwend en hongerend, niet werkend, niet etend, maar de hand uitstekend met neergeslagen blikvrou wen met magere, verbleekte wangen, en kin deren in havelooze plunje, zich schamend en beklagend over hun aanzijnmannen, in de kracht des levens, werkloos, niet wetende wat aan te vangen, en met een uitdrukking van neerslachtigheid in ’t gelaat en als met de vraag op de lippen: of er dan geen gelegenheid is om door arbeid een stuk brood machtig te worden voor hen, voor hun vrouwen en kindereneer lijk verdiend brood, waarvoor ze niemand be hoeven dank te zeggenwant daar schaamden ze zich voor om genadebrood te eten. Lang stond mijn vriend bij deze wanverhou ding stilhij sprak daarbij over vrijheid, ide alisme, menschenwaarde. Ik mag het niet alles vertellen. Slechts deze vraag nog moet ik er van weergeven, die hij aan het eind deed van zijn donkere schets Wat dunkt u, vriend, gij die uw vaderland zoo lief zegt te hebben omdat ge daar zooveel vrijheid vindt, die u boven alles dierbaar is wat dunkt u van die wezens Zou in hun borst ook een vonkje van vrijheidszucht smeu len Of zouden ze geheel ontmenscht zijn Enkel haten of enkel suffen en kwijnen En dan eindelijk had hij een groepje mannen ontdekt, die lang en breed eu ernstig stonden te redekavelen, tot ze eindelijk zich naar den koortsachtig' wriemelenden hoop begaven. Daar hadden ze staan gesticuleerëji en vingerwijzen en bevelen, en dan weer hadden ze staan schrij- ven, wat mijn vriend aanzag voor wettenmake? rij op den arbeid. En daarop vroeg hij mis- troostigof we dan nog niet genoeg wetten hadden op den arbeid beter ware voor wetten af te schaffen, ook omdat er wel haast een half menschenleven meê gemoeid zal zijn al die wetten te leeren kennen. Mismoe- En daar OEEKER (OIRVV lat er- or- ik-1 ido HH er" de ikt en,H m- OP liet. Ml '.ar H| ho-Mg Ü'-hws, M| [ot; illHI 4j» etiM ‘d, rna.M| ater^B pet,lelij-W iin-r, .id,,.,,,.. jile ge- 1“ weer 0-er te gorden turende H •en over En a- klaar a ..J'In den -tjjgeluk tekenen. rAeelen,M p-'ts aan etPiarbij I is I We ver- I zij de -1 |en .war I te .lAsph I i. jn.y/^en 1 rage to litendieftB 4 geheuM toon Ij rf’len vaifl t. IV K a croom-fil of daa en ver vertoon- ■n rechts, i, waar- b;, verte, K schip M •ts ging; B gen naar I tzon wan- d verguld- Mijn vriend gaat me verlaten. Ik vond hem van avond in hoogst ernstige stemming. Bij mijn binnenkomst declameerde hij met verhef fing van stem Vaarwel, vaar eeuwig wel, vergrijsd Europe, Ik groet voor ’t laatst uw wijkende Oosterkust, My draagx de outstuiine zee naar ’t land der hope, Naar 't land, waarop der vrijheid zegen rust, ’k Zie diep ontroerd uw duin van verre glimmen, Een blauwe streep, die wegkrimpt meer en meer; Straks wikkelt ge u in ’t nevelgaas der kimmen, En ’k zie u nimmer weer. Ik had u lief, en, op uw grond geboren, Zag ik als jong’ling in oen schoon verschiet Het morgenrood van beter dagen gloren Een fiikkring was ’t het zonlicht volgde niet. Het was me of ik levend begraven werd. Ik riep om hulp. En toen ik weer tot bezin- ning gekomen was en mijn vriend naast me Up u-ig zitten, toen vroeg ik hem met een stem vol diepe ontroeringof hij dan werkelijk zou heengaanof hij zijn vaderland dan maar zoo kon vaarwel zeggen of het hem dan mogelijk was van zijn vrienden en mageu te scheiden. Wat hij me hierop antwoordde was in korte woorden ditIk ga naar Mexiko waar Owen een maatschappij wil vormen, die berust op betere grondslagen dan die waarin wij leven, i van recht en waarheid. En Bedreven onrecht is een fel venijn! Vergelding graaft eu onder uwe voeten Bereidt ze in stilte een vreeseljjke mijn; Eens barst ze los, eu ’t wereldrond zal beven, Dan zinkt ge neer, veruietigd eu te schand Vaarwel, Euroop, mfj wacht in schooner dreven Een jeugdig vaderland. Somber gestemd ging ik gisteravond huiswaarts. Een akelige droom was er het gevolg van. Die droom Ik vertel ze hier in ’t kort beteekenis aan droomen hecht, zoeke er uitlegging voor. Ik zag een groot rad, het was in draaiende beweging om een as; sneller eu sneller ging het, tot ik duizelig ontwaakte. Op dat rad zag ik een massa menschen zit ten. Naarmate de beweging versnelde scheidden ze in twee doelen. Een klein deel zette zich op de spil, de overgroote massa naderde den buitenrand; van tijd tot tijd zag ik er een af vliegen verloren natuurlijk in ’t moeras. Daar kwamen een paar timmerlui met een hamer en een hand vol spijkers heele lan ge draadnagels eu die maunen sloegen hier een draadnagel en daar een in de spaken van ’t wiel, vooral op die plaatsen, waar menschen in gevaar voor wegvliegen verkeerden; deze hielden er zich aan vast voor een oogenblik en vergaten daarbij zich aan het wiel zelf te blij ven vastklemmen. De eene draadnagel na de andere brak, en met elke nagel die afbrak, vloog een mensch van het wiel. Ik hield mijn hart vast van angst. Die weergasche draadna gels! Die op de spil zaten smeerden het rad en verkneukelden zich als het hard ging Tweede bedrijf: De in ’t moeras gevallenen hebben zich hersteld en verzameld; ze zetten het rad stil. En na eenigen van de spil in de diepte te hebben geworpen, wordt nu besloten dat allen op of aan de spil zullen verbonden blijven. Weer gaat het hard, hard! Er vliegen er echter geen meer af. Dien droom ga ik mijn vriend eens vertel len, al was het maar om hem in zijn vader land te houden en mee te helpen aan de ver betering der raddraaierij. ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regel meer 7’;, Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den uitgever. Verwaande heerschers, lustelooze slaven, Wier dwaasheid onheil'en verned’riug bracht; ’t Vooroordeel roemt op adellijke stammen, De vleier buigt zich morrend in het stof; Verdorven harten, die van hebzucht vlammen, Ziedaar uw schittrónd hof. Uw dampkring trilt van holle stelselgalmen, Uw bodem krielt van stelselloos gebroed, Genotzucht brengt den mammon wierookwalmen, Verdierlijkte armoê vraagt der rijken bloed. Het Christendom, de van uw volleen, Heft vruchteloos den vredepalm omhoog De liefde kwijnt: de wraakzucht scherpt haar dolken, De tijd der hoop vervloog. Maar, sombere vriend, ziet ge dan niet, hoe juist in uw vaderland de liefdadige hand zich rept? Wordt er niet met den dag meer ge zorgd voor leniging van nood? Hier maakt de idealistische man zijn diagnose: De liefdadigheid neemt toe, niet uit innerlij- ken aandrang alleen, maar gedreven ook en vooral door het zien van toenemend leed. De arbeid is lichter gemaakt door tal van vernuftig uitgedachte werktuigen; de inspan ning en de arbeidsduur zijn toegenomen voor hen, die nog arbeidenmet iederen dag echter wordt het getal van hen die niet mogen arbei den grooter. De wetenschap heeft met steeds grooter suc ces de mijn des levens, de moederaarde, geëx ploiteerd, doch die overvloed van producten wordt niet verbruikt, maar opgestapeld in de magazijnen der overproductie. Hier heft mijn vriend een klaagtoon aan over de wetenschap, die achteruitgang brengt naarmate ze zich uit- breidt en vermeerdert, en roept hij de schim van Socrates op om te getuigen, dat veel we ten en niets weten zoo dicht aan elkaar gren zen, dat het zoowat op ’t zelfde neerkomt. Dat zei Socrates, zegt mijn vriend, maar on ze filosofen, die het monopolie bezitten van het staatsrecht, gelijk de Egyptische priesters het monopolie der geneeskunst voor zich behielden, zij weten beter. Sedert Socrates’ tijd hebben ze zooveel wijsheid vergaderd, dat het nederig trotsch zou klinken uit hun mond: al wat wij weten is, dat wij niets weten. En daarom schrjjv.en ze zulke ingewikkelde geneesmiddelen voor. Wetten en nog eens wet ten! Verordeningen en voorschriften, legio, om ieders rechten te waarborgen. Het maatschap pelijk inkomen onder de plak der wet! Eu het eenvoudig middel zien ze voorbij, of liever dat is hun te eenvoudig. Het natuurlij ke geneesmiddel willen ze niet. Dat zou wel licht de geheele „pillenkast“ overbodig maken en alle dokters en doktersrekeningen erbij. Ar me dokters! En hier is mijn vriend aan ’t eind der diag nose. Nog voegt hij er het geneesmiddel bij En of° het niet veel h°og8t natuurlijke middel, wat de natuur zelf aanbiedt zonder kunstmiddelen De grond aan allen. „Maar, zegt mijn vriend, het middel zal wor- Er is nu eenmaal een sociale j kwestie, die openbaart zich ook reeds in den overvloed van rechtsmeesters en dokters. Zulk een eenvoudig middel zou hen werk- en brood loos maken. En hij eindigt: Vergrijsd Euroop, verschrlklyk zult ge boeten; UCbCLU glUUUBlil, 'op grondslagen daar begon hij weer te declameeren 'k Vroeg vruchtloos naar verlichting en verwarming, Die geest en leven gaf aan d’ ouden grond; Een spooksel dreigt gestatige verarming ’t Waart overal, ’t waart onheilspellend rond. Euroop ge zijt ontheiligd in mijn oogen; Wat roemt ge als recht verglimping van 't geweld 1 ’k Zag vrijen voor de willekeur gebogen, En eed’len door het beulenzwaard geveld ’k Zag drijvers, die de volken rugwaarts voerden, ’k Zag tijgers, die op 't bloed der kudden loerden In hermelijn gekleed. Ik was verpletterd en beangst. als zag mijn oog een geweldig onweer opko men, dat alles met vernieling bedreigde eu daartusschen meende ik het angstgetjilp van een zwaluw te hooren, die schuw langs den grond vlood naar het me scheen, om op het naastvolgende oogenblik als een vuurpijl om hoog te vliegen, als grijpende naar idealen Helaas dacht ik, gebonden handen, die naar 1 °n, j war- 1 dug 1 ge- lad I ran ild’ ver j I aar I een I .eid j I ivas r I het I eu kï eid J. I ist- ur- J «P d. 1 hl* as I a^upl Se-xjs 5liriarl ür- Us «t, in mi lks de vrijheid, om wat van die -7- den afgekeurd.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 1