IIEÏIIIIIHIICTIW SJEES.
NIEUWS- Ei UiraiHlU MOR lit
I
11
1892.
No. 105.
Z E V E N-E N-V EERTTOSTE J A A R Q A.N G-.
REDDINGSHAKEN
ik-
■iet
Nationale Militie.
1) IC <D 1131 w K l«.
31
JZ A T K 11 I> A <54
NIEUWJAAR.
ft H
pn’
M.
Ich J
tan
SAEEkER (OIRAA
tri
ie
sor
er-
it
ip-
72), zooals die is ge-
1
len
aet
ar-
jen
>n-
\d-
prt
nd
er-
iet
Sn,
ok
lel
n.
•P
k-
ADV EB TEN TIÉN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7% Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, brengen ter openbare kennis,
I dat er
no.
‘die zoovelen voor
Bij deze Courant behoort als Bijblad Feuil
leton-nummer 133.
bo-
as,
in
en
■na.
iter,
<elij-'
op
ree
ge
le- I
ad I
an dl
bl- I
,-er I
aar
lUt’ pen
uu' jeid
ras
iet I
eu
le-
lid
st-
ir-
1?-S
tt’N
eF
irT'
r-r
t,ni
1-
^de
de| klaar
0111 r
b- .la'dnk
aan W
Vil9‘ '’or- B
rib'
l<i"i ia Ml
ei)ii.7Z,ien
11
"i in'i'.MR
t ^elietrMll
i’i' '’■■S
dm vai'M|S
I
en ver-^fe
s vertoon-'^■1
,en rechts,
,r waar-
et vert£,i 1
Jd - 1
m ginSi 1
n naar
zon wai-'ij
3 verguld- g
Jl
lewaarden
ei Sorter- I
vrouw.1
fFriesdorf:
- zuchtte
jd voorbij,
^lijke ge-
gennie- j
aanwezig zijn:
1°. in den houtmolen van Ter Horst aan
de Geeuw;
den ander door distelen en doornen in de dui
sternis.
En wanneer de overpeinzing wordt afgebro
ken en het reislied weder wordt aangeheven
waarmee men den nieuwen tocht gaat aanvaar
den, dan klinken de twaalf doffe toonen van der,
kerktoren, zicjj. .mengend in, ’t gezang dat d«y
hoop vertolkt:-
f- C‘“ I
reeds de meesten.
De vraag is slechts en bij den aanvang
van het nieuwe jaar doet ze zich ernstiger voor
dan op andere tijdpunten wat te doen om
een einde te maken aan dien wanhoop, welke i
als een kanker knaagt aan onze maatschappij middags ten 11
Wat er aan te doen, om te voorkomen dat
vooruitgang in kennis en ol.
toenemende armoede I 2 - en
Wij bepalen ons thans er toe met de aan
dacht te vestigen op deze voor ieder welgezind
mensch zoo belangrijke levensvraag; belangrijk
niet alleen voor de maatschappelijke inrichting,
maar daarom vooral ook belangrijk, omdat het
opperen van deze vraag allerwege te beschou
wen is als een teeken dat we staan aan een
keerpunt. Immers waar deze vraag zich voor
doet in het menschenhart, daar is de theorie van
het „elk voor zich“ reeds half losgelaten en
wordt de eene voet reeds gezet op de andere
bazis
•eg
hij
-te
ten
aar
jne
?k-
lop
'em
te
id
em
hij
al weer 1
als|r tel
rat orden I
3er rende 1
i over I
En 1
den I
II
\isu?
>rar-
ji
alles voor allen 1
Dat wijst op maatschappelijke bekeering, niet
waar? En die bekeering van de leer der zelf
zucht moet verovering maken in de harten der
menigtemoet de wereld overwinnen. Daar
ligt het geheim ter oplossing van de vraag:
hoe men de voortwoekerende wanhoop paal en
perk kan stellen, ja geheel uitdrijven.
Die bekeering moet doorwerken in alle ge
moederen; moet aantasten wie nu nog te ge
makzuchtig beweren dat er niets aan te doen
is; moet beroeren ook hen, die, in weelde ba
dend, met een huichelachtig mom wijzen op
Jezus woorden
„De armen hebt gij altijd met u.“
Die bekeering, waartoe wij de medewerking
inroepen van allen, die van goeden wille zijn,
zij ook in den nieuwen tijdkring het allesbe-
heerschende werkstuk der maatschappij.
Belangstelling in het lot van den broeder zal
leiden, bij voldoende deelneming, tot radicale
-plrwing der moeilijkheid.
Die belangstelling nu wordt gewekt niet het
minst door de verwilderde toestanden der maat
schappij zelve.
Nothing heelt een Engelschman eens ge
zegd makes men more social and unceremo
nious than meeting in the wilderness.
(Niets maakt de menschen meer maatschap
pelijk en natuurlijk dan de ontmoeting in de
wildernis.)
Maar men bedenke het wel velen zijn
reeds in die wildernis ingedrongen. Die velen
hebben elkaar reeds de broederhand gereikt.
En die velen worden bij den dag met velen
vermeerderd. Men talme dus niet te lang.
Met het oog daarop besluiten we onzen ze-
gewensch bij den aanvang van
1893.
Deze CO UB A NT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post 1 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
hoop vertolkt:
„Zoo vreest niet! laat rijzen uw psalmen
Laat vroolijk langs afgrond en rots
Het moedige reislied weergalmen,
Het reislied der kinderen Gods.“
of dat de berusting er door laat vloeien
„Wij kennen en kussen de roede,
Die rustloos ons drijft op ons pad;
Wij loopen en worden wij moede
Wij zoeken ook do eeuwige stad.“
of wat de wanhoop aanheft:
„Des drijvers geweldige roede
Jaagt rustloos ons voort op ons pad
Wij loopen en worden wel moede;
Wij wandlen en worden wel mat.“
Wij wenschen u allen een voorspoedige reis.
U, hoopvolle, worde geschonken wat ge ver
wacht
U, berustende, wenschen we toe, dat de nieu
we kringloop vergoeding brenge voor de ver
drukking der afgeloopen reize, die nog zoo pas
u terneer drukte.
Maar wat we u beiden willen toeroepen, is
denkt aan den wanhopige.
Zie, de wanhoop wint veld in de wereld des
menschen; hét is, alsof dit ondermaansche be
stemd is als buit te vallen in de klauwen der
wanhoop.
De wereldsmart heeft zich gevestigd, voor
altijd naar het schijnt; in steeds wijdereu kring
grijpt ze om zich.
En bij den aanblik van die toenemende ver
twijfeling, raken de denkende hoofden verdeeld.
En de medelijdende harten slaken de zuch-
‘‘teidevi’&fgtttoT'wie de'uSchuld?
Aan God of aan de menschen?
Een God, die zooveel leed brengt aan een
deel, een steeds grooter wordend deel der
menschheid, leidt tot ongeloof en materialisme.
Zulk een God is niet denkbaar voor een men
schenhart dat vervuld is van medelijden.
Neen, de schuld ligt aan de menschen.
En de denkende hoofden spannen zich in om
de vraag op te lossen: in hoever de menschen-
wel schuldig zijn aan die pestziekte, welke zich
uitbreidt als een olievlek.
Een wereld, opgebouwd door de zelfzucht
naar den regel der Manchesterschool, dat elk
voor zich, het zelfde is, als: alles voor allen
Een wereld van overvloed, waarin de wanho
pigste pogingen niet toereiken om de toenemen
de ellende te breidelen;
zulk een wereld is fout in zijn economische
grondstelling.
En hoe verder men het gebouw optrekt op
dit fundament, des te meer valt het in ’t oog
dat die constructie een werk der wanhoop is.
Het leven in zulk een gebouw wordt unhei
misch en gevaarlijk, dat gevoelen en beseffen
ting zal worden gehouden tot inschrijving der mannelijke in
gezetenen, die op den len Januari 1893 hun 19de jaar zyn
ingetreden, en die alzoo geboren zijn in 1874, en wel voor
- - - >a vooriniddags 9 uur.
10
r 11
’s middags 12
Wanneer deze letteren onder de oogen van
onze lezers komen, is het oude jaar voor een
deel hunner wellicht nog niet ten einde.
Aan dat deel onzer lezers den raad, om op
nieuwjaar nog eens te herlezen en als tot hen
ook gericht te beschouwen
ONZBN HEILGBOET
bij den aan vang van den nieuwen cirkel.
Er zijn zoo van die tonen in ’s menschen be
staan, die somber stemmen en wijzen op de
broosheid en vergankelijkheid van zijn wezen.
Het lied dat op oudcjaars-avond in de kerk
gebouwen wordt aangeheven en dat de ge-
'meente er aan herinnert, dat zijn leven is als
het gras en de bloem des velds, of dat in hem
het besef verlevendigt, hoe de uren, dagen,
maanden en jaren als een schaduw heenvliegen;
dat lied stemt tot sombere melancholie er
ruischt pen storm van aandoening door de
snaren van het gemoed, die angstwekkend wordt
als het gieren van den stormwind door de naak-
1 te boomen of door het want van een schip op
zee.
Het staat dan zoo te lezen op ieders gelaat,
dat men de levenszee ontrouw acht en er ern
stig aan denkt ziju hart en huis te bereiden.
Men gevoelt zich in die oogenblikken een pel
grim op weg naar de eeuwigheid.
En de gedachte aan die eeuwige toekomst,
ons zijn.ingegaan zonder ons
ooit terug te zien en mededeeling te doen van
die toekomst, stemt ons tot ernst of somberheid.
Die sluier, welken nog nooit door iemand is
opgelicht, ondoordringbaar voor het menschelijk
oog, hij bepaalt den een bij zijn geloof: dat
ginds een wereld ligt, en den ander bij de
kwellende onoplosbare vraag:
Wat zal hét’ zijn?
En met het neerhangend gordijn voor het
tooneel der toekomst voor oogen zit de mensch
dan neder; zijn oog, misschien met een traan
van weemoed bevochtig 1, zoekt naar iets be-
stemds; de toekomst blijfc echter gesluierd;
en hij werpt den blik achterwaarts, om de uren,
plagen en maanden te overzien, die hij zoo snel
doorleefde.
Wat al gewaarwordingen bij dien terugblik!
Winst bij den een, verlies bij den andereen
dierbare, die bij den kringloop is achtergeble
ven, en een even dierbare spruit die zich bij
ons gezelschap heeft aangesloten.
,Het is een stille ure, die ure der overpein
zing, een stonde van weemoedige ernst bij den
een en bij den ander een weldadige spanne tijds
waarin hij uitrust van den arbeid, gelijk de land
man, die met dankbaren, warmen blik den rij
ken oogst overziet, dien hij mocht binnenhalen.
Zoo ooit, dan is het op Oudejaars-avond dat
wij allen het ernstig beseffen, dat het leven
broos is, dat wij snel voorwaarts schrijden naar
het einde; en dat de weg van den een leidt
angs rozige paden van zonneschijn en dat van
wijzigd bij die van 4 April 1892 (Staatsblad
56), brengen ter openbare kennis dat de
tweede zitting van den Militieraad voor deze
gemeente zal worden gehouden in het Gemeen
tehuis van Schoterland te HEEBENVEEN,
op Woensdag den 11 Januari e. k.des voor-
1 ure.
Dat in die zitting uitspraak wordt gedaan
ntwikkeling leidt tot omtrent alle in de eerste zitting niet afgedanv
-■’--n en omtrent hen, die als plaatsvervanger
i of nummerverwisselaar verlangen op te treden.
Sneek den 23 December 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemdy
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
K E N N I S G E VING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, voldoende aan art. 87 der wet
op de Nationale Militie van den 19den Augus
tus 1861 (Staatsblad no.
BEKENDMAKING.
Inschrijving voor de Nationale Militie.
BüRGEjMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek
Gelet op art, 19 der Wet op de Nationale Militie van 19 Au
gustus 1861 (Staatsblad no. 72) zooals die is gewijzigd bij de
wet van 4 April 1892 (Staatsblad no. 56);
Brengen ter kennis der ingezetenen, dat b(J hoofdatuk III
dier wet, handelende over de inschrijving voor de militie,
onder anderen voorkomt het navolgende
Art. 15. Jaarlyks worden voor de Militie ingeschreven alle
mannelijke ingezetenen, die op den laten Januari van het jaai
hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden:
1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of
zijn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet
van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 44);
2 hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende do
laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde
tijdstip voorafgaande, achttien maanden in Nederland verbluf
hield
3. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al
is zyn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het ryk verblijf
houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoo-
rende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den ver
plichten krijgsdienst is onderworpen of waar ten aanzien der
dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aange
nomen.
Art. 16. De inschryving geschiedt:
1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of,
is deze overloden, de moeder, of, zyn beiden overleden, de
voogd woont,
2. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente
waar hij woont:
3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door
dezen is achtergelaten, of Wiens voogd buiten ‘s lands geves
tigd is; in de gemeente waar hij woont;
4. van den buiten ’s lands wpnenden zoon van een Neder
lander, die ter zake van ’s lands dienst in een vreemd land
woont, in de gemeente waar zijn vader of voogd het laatst in
Nederland gewoond heeft.
Art. 17. Voor de militie wordt niet ingeschreven:
1. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in
gezeten, die geen Nederlander is
2. de in'een vreemd Rijk verblijf houdende ouderloozezoon
van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten
3. de zoon van den Nederlander, die, ter zake van ’s Lands
dienst in ’s Rijks Overzoesche bezittingen of Koloniën woont.
Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort ie worden inge
schreven is verplicht, zich daartoe bij Burgemeester en Wet-
houders aan te geven tusschen den Isten en 31sten Januari.
Bi» ongesteldheidafwezigheid of ontstentenis is zijn vader,
of is deze overleden, zijne moeder, of z(jn beiden overleden,
zjjn voogd tot het doen van die aangifte verplicht.
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar,
doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is
verplicht, zich, zoodra dit plaats heelt, ter inschrijving aan te
geven bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de
Inschrijving, volgens art. 16 moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de en 3de zinsnede vau
art. 18.
Zijne inschrijving geschiedt in het register van het jaar, waar
toe hij volgens zijn leeftijd behoort
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken Burge
meester en Wethouders verder bekend, dat op WOENSDAG den
4en JANUARI 1893, ten Gemeentehuize alhier eene bijzondere zit-
—I---'
gezeteneu, die op den len
Wijk 1, 2, 3 en 4
5, 6, 7 en 8
9, 10, 11 en 12
13, 14, 15 en 16
17, 18, 19 en 20 ’s namiddags 1
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer gemeen
te kan geschieden van ’s morgens 9 tot 's namiddags 1 uur,
Sneek den 20 December 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.