i 4 J J met raad en daad antwoordde hij met I (Slot volgt.) altijd in zijn hart gestorven waandelijke kenfeekens, dat het hier werkelijk iets buitengewoons betrof. Maar wat het dan ook Een i om hem voor ver was een moeilijke j was dat nu geleden? jaren. En thans! Eentooneelspeler Gedrukt en uitgegeven bij W. COOL vak BOKMA, te Sneek. „Mevrouwstamelde hij. Geheel achter adem en als versteend stond zij onder de portière. Gedurende den rit van hare woning naar den schouwburg, waar zij Donat’s adres vernomen had, had zij alles over dacht, wat zij hem zeggen wilde. Toen zij de drie trappen opliep, had zij elke zinsnede in haar geest herhaald. Maar thans was ’t, alsof alles bij haar was weggevaagd. Zij kon zich geen enkel woord te binnen brengen, en eerst nadat hij hare hand gekust en haar verzocht had den mantel af te doen en plaats te nemen, kwam zij weer tot zich-zelve. „Gij zijt zeker verbaasd over mijn bezoek, mijnheer Donatvroeg zij zonder eenige uit drukking in haar stem en zonder zich van haar plaats te verroeren. „Aangenaam verbaasd, een innemend lachje. En hij dacht daarbij dat haar vreemd be zoek zijn grond had in de een of andere avon tuurlijke gril. Een vrouw is immers ondoor grondelijk! „Ik kom helaas," bracht zij met moeite over hare lippen, „met geen prettige boodschap. Ik kom tot u met een verzoek. Gij moet mij bij een beslissende levensvraag met raad en daad bijstaan. Gij moet mijn redder in den nood, in mijn ongeluk zijn, dat Zij brak af. Haar stem weigerde den dienst. Dit onwillekeurig afbreken van haar rede, haar bleek gelaat met do zenuwachtig trillende lip pen, waaruit een doffe wanhoop sprak, en de aangrijpende uitdrukking der waarheid die in hare woorden trilde, waren alle onbedrieg- nu hoegenaamd niet meer die melancholieke uitdrukking had, waarin Leonore ’t bewijs gezien had van een treurig, levenszat en de wereld verachtend gemoed. Zijne oogen schitterden en een tevreden lachje zweefde om zijne lippen. Hij dacht aan de schoone, jonge vrouw. „Er valt niet aan te twijfelen, zij bemint mij," zei hij zacht bij zich-zelf, „zij, de echtgenoote van een millionnair van een millionnair!" Hij herhaalde dat woord met bijzonderen nadruk, alsof daarin voor hem een phantastische betoo- vering scheen te liggen. En daarbij vlogen zij ne gedachten terug naar die sombere dagen, waarin hij zich als student zoo armzalig behelpen moest, totdat de wensch van zijn hart vervuld werd en hij aan een schouwburg in eene pro vinciestad voor de kleine rollen aangenomen werd tegen eene maandelijksche vergoeding, die zoo wat juist voldoende was hongeren te bewaren. Dat tijd geweest! Hoe lang Vijf, zes i van den eersten rang, bijna beroemd, gevierd door bekoorlijke vrouwen, bemind door de schoo ne en geestige echtgenoote vaneen millionnair! Kon hij het hoofd niet trotsch opheffen, niet zelfbewust de wereld rondkijken en lachen van geluk. Maar hij had eens bij Goethe gelezen, dat het genie zich in beginsel aangetrokken ge voelde tot het melancholische. En daarom moest hij ook melancholiek zijn! En daarbij: eene melancholieke uitdrukking van het gelaat, eene min of meer doffe stem, een klein beetje pessimisme, een klein beetje wereldverachting en zoo nu en dan eene fiere onverschilligheid omtrent de zoogenaamde zedelijkheidsbegrip pen dat alles werkt immers betooverend op een vrouwenhart. Hij had het immers heden nog ondervonden! Een goddelijke vrouw, die LeonoreEn hoe prachtig zij haar rol als echt genoote van een millionnair weet te vervullen! Hoe de opbruisende levenslust haar de oogen uit straalt! En zoo zelfbewust en daarbij toch zoo vertrouwelijkWie zou het haar aanzien, dat zij nog niet lang geleden eene onopgemerkte opera-zangeres was En hoe schoon is zijEn haar frisch parelend gelach, dat voortspruit uit een gevoel van ongestoord geluk! Eu hoe zij zich weet te kleeden! Hoe elegant! Hoe deftig! En welk een artistieke smaak bij al de weelde harer vorstelijke omgeving! Hij ging opstaan, trad in zijn slaapkamer en verscheen kort daarop weder met een ontkurkte Heseh bordeaux. Als hij studeerde, mocht hij graag een glas wijn. Op dit oogenblik dacht hij er echter niet aan, zich in zijn nieuwe rol te verdiepen. Hij wilde zijn prettige gemoeds stemming slechts door een lekker glas wijn ver- hoogen. En hij voelde zich dan ook nog pret tiger gestemd, nadat hij een vol glas in eens had leeggedronken. Een heerlijk beeld zweefde hem voor den geest. Hij zag Leonore, zooals hij haar gister gezien had, nadat hij haar had meegedeeld dat zij in hem het gevoel van een onuitsprekelijk geluk had opgewekt, ’t welk hij voor bleek, zwijgend, in de lieflijke verwarring van een meisje, dat voor de eerste maal uit den mond van een man, waarvoor haar hart heime lijk klopt, de bevestiging krijgt, van wat haar vroeger slechts als een zoete droom door de ziel ging- „Zij heeft inderdaad," zoo dacht hij, „nog iets frisch, iets meisjesaehtigs over zich en is daarbij toch eene vrouw, die de wereld en de mannen kent. Hoe vreemd zij ophoorde, toen ik haar de fin-de-siècle-naturen karakteriseerde. Zij ontstelde! Zij scheen den paardenpoot te merken! En hoe ik haar vervolgens gerust stelde, haar in slaap wiegde! En dat alles schijnbaar zonder eenigen theatralen kunstgreep! En toch was het een schitterende tooneelvoor- stelling!" Hij begon in stilte te lachen. Daar werd de stilte afgebroken door den hel deren klank der electrische schel. Hij hoorde dat men naar hem vroeg. Hij vloog overeind, i Er werd aan de deur geklopt. Hij was nauwe- j lijks in staat „binnen!" te roepen, zoozeer had de klank der stem, die hij vernomen had, hem verbluft. „Ónmogelijk," vloog hem door het hoofd, „het zal eene acoustiekemisleiding zijn." Daar ging de deur open. Leonore trad binnen. even snel afgebroken, dat was ’t, wat hem voor de oogen gezweefd had. En dat bleek nu een verloren illusie geweest te zijn! Nu stond do vrouw van een bankroetier voor hem met rood- beschreide oogen! En zij verzocht om zijn voorspraak! Dat was niet meer de elegante, deftige vrouw, die heden nog zoo gelukkig ge lachen hadWier oogen gestraald hadden van tintelenden levenlust! Niet meer de algemeen gevierde dame van de wereld, de schitterende balkoningin, wier zoo spoedig verworven gunst zijn ijdelheid gestreeld hadDat was eene ongelukkige vrouw, die een bestaan zochtEene arme, beklagenswaardige vrouw! En hij had ook medelijden met haar. Hij wilde dan ook graag iets voor haar doenMaar dat nam niet weg dat de zaak toch onaangenaam was. Hij had zich alles zoo mooi voorgesteld, en nu had de ruwe werkelijkheid hem zoo’n leelijke streep door de rekening gehaaldDaarop was hij niet verdacht geweest. Dat stemde hem verdrietig. Leonore las dat alles in de afwisselende uit drukking van zijn gelaat, zij hoorde het uit den koel beleefden toon, waarmee hij haar te kennen gaf dat hij zijn invloed bij de directie een invloed, dien zij bepaald wel wat over schatte zou aanwenden, om haar bij haar verdere pogingen behulpzaam te zijn. Zij streek met de hand over haar voorhoofd. Een gevoel van troostelooze verlatenheid maakte zich van haar meester. En ’t was haar, alsof zij ’t uit het diepst harer ziel moest uitgillen van smart. Maar zij bedwong zich en tooverde zelfs een lachje op hare lippen. „Ik dank u, mijnheer Donat," wrong zij zich uit de keel, „adieu De stomme smart dier vrouw ging hem thans werkelijk ter harte. Hij wilde eenige woorden van troost tot haar richten. Maar zij had de deur reeds opengedaan. „Gaat gij nu reeds heen?" zeide hij en greep haar hand, om lyiar terug te houden. „Ik mijn doel immers bereikt," zeide zij met een eter lachje; „ik heb immers een in vloedrijken protector gevonden, die levendig en van harte deelneemt in mijn lot. Wat zou ik meer kunnen wenschen? Mijn hartelijken dank." Haastig verliet zij het vertrek. Voor de deur van het huis stond haar equipage. „Rijd maar naar huis terug," riep zij den koetsier toe, „ik ga nog een kleine wandeling maken en denk te voet naar huis terug te kee- ren." De koetsier keek haar verwonderd aan. „Zooals mevrouw verkiest," bromde hij. Het rijtuig reed weg. buitengewoons betrof. wezen mocht, het stemde hem onprettig, somber wolkje kwam op zijn voorhoofd. „Zou u zoo goed willen zijn," zeide hij, „mij nader meê te deelen, waarin dat ongeluk eigen lijk bestaat en in hoever ik u van dienst zou kunnen zijn. Hij had zijn best gedaan om een vriendelij- ken, deelnemenden klank in zijn stem te leggen. Maar dat was hem toch niet geheel en al gelukt. Leonore voelde het instinctmatig. Een kille huivering ging haar door de leden. Was deze man, die zoo glad en zoo beleefd sprak, de zelfde, uit wiens woorden kortgeleden zoo’n gloeiende hartstocht trilde? „Ik zal mij gelukkig rekenen," ging hij voort, toen zij nog altijd zweeg, „u met raad en daad bij te staan." Nu begon zij op gejaagden toon de gebeurte nissen der laatste uren te vertellen. Hij had haar bedaard aangehoord. „Dat’s inderdaad heel treurig," zeide hij, toen zij had uitgesproken, „maar ik begrijp niet recht, in hoever ik „Ik zal het u duidelijk maken," viel zij hem in de rede. „Zooals mijn man mij heeft meê- gedeeld, zal zijn geheele vermogen nauwelijks toereikend zijn, om zijn schuldeischers tevreden te stellen. Hoe lang zijn gevangenschap duren zal, weet ik niet. En -wat hem te wachten staat, daaraan durf ik zelfs niet denken. En morgen wordt zelfs op mijn laatste meubelstuk beslag gelegd. Ik ben totaal zonder middelen. Wat moet ik nu doen? Mij en mijn kind door mijne schoonmoeder den kost laten geven? Van haar het genadebrood eten? Dat wil ik niet, in geen geval! Mij tot de vrienden wenden, die zich bij mij kostelijk geamuseerd hebben? Dat zou eene vernedering zijn, die ik niet zou kunnen verdragen. En daarbij, aalmoezen neem ik niet aan, liever werp ik mij in den Donau! En zoo heb ik dan in mijn zielesmart aan u gedacht, mijnheer Donat. Ik wil weer bij het tooneel! Ja zeker! Gij hebt invloed bij de directie. Tracht voor mij een engagement te krijgen! En wel zoo spoedig mogelijk! Ik ben al te zeer getroffen door dezen noodlottigen slag, om zelf in die richting den een of anderen stap te doen. Doe gij ’t voor mij. Ik verzoek er u om!" Zij had, terwijl zij sprak, hem met angstige blikken aangekeken, alsof zij uit zijne gelaats trekken wilde opmaken, wat er in hem omging. En het scheen wel, alsof hij in ’t geheel geen moeite deed om zijne misnoegdheid te verber gen, welke zich gedurende haar toespraak van hem had meester gemaakt. Haar ongeluk, dat zij hem zoo treffend geschilderd had, had slechts het pijnlijke gevoel eener onverwachte teleur stelling bij hem opgewekt. Hij had er zich eene illusie van gemaakt, de vrouw van een million nair tot zich te lokken. Dat scheen hem een dankbare taak toe. Dat had hem aangeprikkeld. Een kleine roman, haastig aangeknoopt en weer v t 1 t 1 1 a t 2 V I 1 r V

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 36