1 (ElEEm H MET HIHMDISSHW SI®. I No, 50. ACH T-E N-V EERTIGSTE JAARGANG. 1893. DUALISME. 24 J u rv I. hen, die het geluk met volle teugen durven I U I T DE PERS. A traan zien schitteren, straks vriendelijken lach de blijde als een misbruik van het goede beschouwen. En waar professoren twisten, hoe zal 15 i a en In den laatsten tijd heeft Tak’s kieswet- voorstel levendige hoop gewekt op een vreed- zame ontwikkeling van onze maatschappij, en de liberale partij. zou AL I E7i’7E2\ HÉN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents; voor eiken regel meer 7 ';2 Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den uitgever. Zonder klagen is geen frisch, opgewekt leven denkbaarwaar niet geklaagd wordt, hoopt men niet waar men niet hoopt, daar -werkt men niet, en waar niet gewerkt wordt, leeft een boos begin- h00g durven juichen, al wacht hun morgen het aan te nemen. „Zum Tode botrübt.* Het is een eigenaardigheid van lijk bezielden menseh, dat zijn sympathieën zoowel als antipathieën sterk zijn maar juist dit laatste maakt, dat we gehechtheid gevoelen drinken, ook al wachten hen daarna de bittere droppels van het ongeluk die vandaag hemel- de liberale partij niet genegen, die voorstellen Wij klagen daarover, én in ’t belang der den dichter- maatschappij maar ook met het oog op de partij zelve, nu ze zich zelf vermoordt. Als het waar is, dat de liberale partij reeds zoover bedorven is, dan noodigen we in naam der levende natuur vriend schimmel uit om zoo spoedig mogelijk tusschenbeide te komen en het bedorvene om te zetten tot nieuw leven. Voor haar, die thans klaagt en zucht met Jeremia’s klachte „Ik klage van wege mijn zonden* worde dan spoedig redding gebracht door ontbinding, opdat ze in haar kort bestaan nog hopen mag, ten spoedigste de grondstof te zullen vormen voor nieuw leven. Wij hadden lang gehoopt thans zullen we moeten klagen. Zij, de tegenstanders, klaagden steen en been zij mogen thans in het schoone seizoen nog eens hopen en blij zijn en zingen, al is het ook den zwanenzang. Als het waar is doende gronden het tweegodendom kunnen be pleiten. En toch in de natuur des menschen zijn verschijnselen waar te nemen, die men als bewijsgronden zou kunnen aanvoeren voor het tweegodendom. Zoo bijv, hoort men vurige wenschen uit spreken door harten, die gedrukt worden, en jammerlijk is het geklaag niet zelden van hen, die tot het toppunt hunner wenschen zijn ge komen en „uitgewenscht* ziju. Zij, die in de gelegenheid zijn om volop te genieten, keeren aan dit genot den rug toe en Wijden zich aan de vervelingterwijl zij, die zich voor korten tijd eens vervelen, in die oogenblikken zoeken naar genot. Menschen, wier gemoed licht in de stemming van het hoogste geluk te brengen is, voelen zich een ander oogenblik aaiigegrepen door de grootste zielesmart, en alsof beide elkaar steeds ia evenwicht moeten houden, valt een flegmatieken lacht wanneer hij den hoogsten prijs trekt, prijs weer ontstolen wordt. Welke menschen nu de gelukkigste zijn Het zou een schandelijk minachten zijn van de groote en rijkste menschengaven, zijn ge- m°ed, wanneer we den Stoïcijn het gelukkigst rekendenook al voert hij tal van bewijzen aan, dat het voor den menseh een pijnlijke ge waarwording is, wanneer hij bespeurt, dat zijn hart het nooit geruimde veld is, waarop de l'vee Goden elkaar bestrijden. Wie zijn hart sluit voor dien strijd, plaatst zich eenvoudig buiten het leven, dat in den grond niets anders E dan het strijdvoeren tusschen het goede booze beginsel. Wij zouden daarom onze keus vestigen op een voorspoedige toekomst van Indien de geruchten waar blijken te zijn, is Deze CO l'RANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco in te zenden. Ook de Standaard wijdt thans eenige aan dacht aan het geschriftje dat tegen Reerbosch uitkwam. Hoewel het blad van oordeel is, dat het pam flet, ’t welk door zijn giftigen toon misnoegen wekt, voor negen tiende vrij algemeen op reke ning van een overprikkelde en verbitterde ver beelding moet worden gesteld, spreekt het toch de hoop uit dat de heer Van’ ’t Lindenhout te rug zal komen op zijn denkbeeld om de zaak maar blauw blauw te lateu. Deze meening wordt als volgt toegelicht „De schrijvers zijn althans geen lafaards. Ze noemen man en paard. En ze onderteekenen met hun naam voluit. „En in zulk een geval nu is berusten o. i. altoos verkeerd. Verkeerd omdat het de pu blieke opinie niet bevredigt. En verkeerd, om dat het den lastergeest aanmoedigt. „Doch ook met een proces voor den rechter is de zaak niet uit. „Er komen tal van opmerkingen over de stichting zelve in het pamflet voor, die op zich zelf geen voorwerp van onderzoek voor den rechter kunnen vormen en toch van gewicht zijn. „Daarom zagen we zoo gaarne, dat de zaak ook in handen gesteld werd van een commissie van onderzoek, wier aanstelling b.v. van de redactiën der voornaamste bladen kon verzocht worden, opdat elk vermoeden van partijdigheid ware uitgesloten. „Natuurlijk weet men vooruit dat er ook op Neerbosch wel een en ander mankeert. Wie zal van zijn eigen huishouding zeggenBij mij mankeert niets Ook is onze redactie, ge lijk men weet, principieel tegen groote stich tingen voor weezen gekant, daar deze o. i. te gen de natuur van het kinderlijk leven ingaan. „Al moge dus blijken, dat hier en daar iets haperde, dit zegt ten voordeele van het pam flet nog niets. „Een commissie van onderzoek zou o. i. veel eer tot de slotsom komen, dat de heer v. ’t Lin- denhout gedaan heeft wat men voor zulk een massale stichting en met de voorhanden mid- yerklaren, dat alle aanklacht van oneerlijk heid in het beheer eenvoudig laster is. „Maar juist omdat we hier bijna zeker van zijn, zagen we die dubbele uitspraak zoo gaarne tegemoet. De Standaard staat in deze opvatting niet alleen. Ook „Patrimonium* dringt op een on derzoek aan. „Veel mag en moet de Christen kunnen verdragen en vergeven zegt het blad met ’t oog op de bekende verklaring van den heer van ’t Lindenhout maar niet iets ais dit. Dit verbiedt de eere Gods. Het is geen geheel persoonlijk feit. Het mag niet in de doofpot.* De mededeelingen die in de Ochtendbode voorkwamen, zullen naar allen schijn het in stellen van een onderzoek wei noodzakelijk ma ken. Daarin toch spreekt een oud-verpleegde, de heer E. Kwast, en beklaagt zich over mis handelingen die hij zelf ondervond en waarvan zijn zuster het slachtoffer werd. De strafoefe ning, op hem en drie zijner makkers toegepast, was uitgelokt door het stelen van appels. De heer van ’t Lindenhout diende haar zelf toe, en wel in kerk vóór den predikstoel. Men trok de jongens de broeken uit en zij werden, op de bank uitgestrekt en vastgehouden door vier per sonen, afgeranseld. Een van het viertal, de hoofdonderwijzer v. d. Schuur, maakte o. a. de opmerking „Sla den mageren Kwast niet dood, Van ’t Lindenhout.* Een ander, Jacob Sinia, kreeg er zoo van langs, „dat het rauwe vleesch er door kwam*, gelijk de jongens ’s avonds zeiden. Deze Jacob klaagde naar Kwast mede deelt sedert altijd over pijn in zijn rug. Hij kwam later als inlegger op de drukkerij, maar bleef over pijn in den rug klagen, ging naar het ziekenhuis, kwijnde langzaam aan de tering weg en is dood. Het tweede geval betrof de zuster van Kwast. Wij laten hier het verhaal volgen Tegenover dergelijke mededeelingen zal een krachtiger verdediging noodig zijn dan tot dus ver door den heer van ’t Lindenhout en zijn vrienden of vereerders is gevoerd. Intusschen zijn nieuwe mededeelingen en onthullingen door den heer Van Deth gedaan in een uitvoerig schrijven aan de Amst. Hij blijft krachtig aandringen op weerlegging zijner beschuldigingen en op een onderzoek. Dat de heer Van ’t Lindenhout zich schuil houdt, begrijpt hij, maar hij vraagt waarom het i bestuur der Vereeniging als het danwerke- - i lijk een Vereeniging en een bestuur is rustig delen doen kon; evenals de rechter bij gewijsde j waarom yan ’t Lindenhout niet direct in Er zijn wijsgeerên, die het wezen der dingen terugbrengen tot een goed en selzij noemen het laatste niet een onechte spruit van het eerste, maar volgons hun mee ning vult het een het ander aan, vormen ze samen .één geheel, als tweelingspruiten op één stam. e vermeten ons niet, over dit wijsgeerig voor den honden hem trouw noemen, terwijl idee uitspraak te doen ook, die naar de leer van het theismus de God- heid als het goede beginsel huldigen en die geen boos beginsel erkennen, maar het booze i effen en glad gelaat aan het gevoelige gezicht, j waarop we een gevolgd door een zonnestraal na de triestige regenbui: Du stolzes Herz, Du wolltest glücklich sein, unendlich [glücklich, Und jetzo bist du elend. Ook in Heine’s hart vormden geluk en ellen de samen den sluitpost. Oneindig gelukkig wilde hij zijn het was hem niet voldoende lief te hebben „als de ster ren, die elkaar beschijnen maar niet aanraken.* Oneindig gelukkig moest hij zijn, en toen hij dat onmetelijk hoog ideaal niet bereiken kon, nam hij niet het schroeiijzer der Stoïcijnen om zijn gemoed dicht te schroeienmaar hij wilde nu daarentegen oneindig ellendig zich gevoelen. Hij wilde hoog vliegen, zeer hoog, en toen dit hem ontzegd werd, liet hij zich de vleugels afknippen, en bleef beneden op den platten grond toen de ballon hem niet kon brengen ter hoogte waar hij wezen wilde, scheurde hij het ding in stukken. Er zijn menschen, verstandige, bedaarde, ge matigde menschen, die zoo iets niet praktisch noemen a la bonne heure. Menschen, die hun leven lang achter de toonbank hebben ge staan, kan men zooiets niet doen gevoelen. De menseh moet klagen op zijn tijd doet hij het niet, dan is de harp, die zijn moeder hem meegaf, verstomd dan is zijn geestesleven uitgedoofd en wordt de stem van het excelsior j in zijn borst niet meer vernomen. ons oog op j Nederlander, die niet j maar °°k niet behoeft te huilen, wanneer hem dien I men niet. Het leven wil geen rust dan als sluitpost voortdurende rust leidt tot bederf en het bedorvene gaat weer over in leven door de blaas heen wordt de gelei in den pot omgezet tot nieuw levenop een goeden dag vindt de j smuller, die er zijn beschuit mee bedekken wil, vriend schimmel druk in de weer, om dood in leven om te zetten, en het bedorvene weer vrij te maken. „allemansvriend* onverschillig is. Welnu, wat wij hoog schatten in de dieren, staat ook met ons geluk in het nauwst verband; daarom geven wij de voorkeur boven het altijd waar professoren twisten, hoe zal een leek daar uitspraak doen We stemmen gaarne - toe, dat zulk een professoraal dispuut voor het leekeudom niet zeer stichtelijk of verheffend klinkt; en gaarne ook onderschrijven we daarom de meening van hen, die het betreuren, dat de wetenschap des menschen nog zoo weinig met zekerheid weet on nog van zoo ontzaglijk veel beslist niets weet. M e weten dus niet, of er een God van het goede en een God van het kwade is en tegen over den aanhanger van het theismus, de leer van het eengodendom, zouden we niet op af- over i er zijn toch filosofen I ons den SCI i« >30 i 956 35 110 ;59 (20 I i - 115 (35 145 113 >48 ’8 ,35 Ui 29 48 >55 >8 >15 8 I OEEKER CRURAWT. mms- h iBmmmw voor oi „Twee vau ’t helpend personeel zouden naar Amerika ver trekken, het waren Pietje van der Wal en Ida Zwans, beide vroeger weezen. Haar koffers werden eenige weken eerder weggestuurd. Die enkele weken kregen zij van mijn zuster een verscliooning ter leen: mijn zuster kon dit doen, doordat zij van grootmoeder geld had ontvangen en daar ondergoed voor had gekocht, doch hier wist mevrouw Vau ’t Lindenhout niets van. Nu gebeurde het op een morgen, dat mevrouw zich verbeeld de, dat zij goed uit haar linnenkast mist. Direct had zij ver moeden op Ida en Pietje dit vermoeden sprak zij uit tegen over mijn zuster; mijn zuster nam het voor Ida en Pietje op en zei tegen mevrouw, dat dit niet waar was en dat zij het haar geleend had. Nauwelijks had mijn zuster deze woorden gesproken of me vrouw gaf haar een duchtig pak slaag op haar zwakken rug nu, elkeen van de oud-weezen kent de vleezige handen van mevrouw De lezer moet weten, dat mijn zuster en die tivee meisjes bij mevrouw dienden. Het slaan had bij mijn zuster droevige gevolgentoen eeniga oogenblikken daarna de drie meisjes koffie zouden drinken, bleef mijn zuster weg, doch na herhaalde malen roepen kwam zij eindelijk geheel ontsteld beneden, doch zij liet er niets van uit, zij huilde en snikte maar. Een uur naderhand kwam Pietje of Ida wie weet ik niet meer op zolder en tot haar schrik zag zij eenige doeken over een plas bloed liggendirect vliegt zij naar beneden en weet mijn zuster tot de bekentenis te brengen, dat dit bloed van haar was zij had een zware bloedspuwing gehad, Zij was al zwak en kon dus zoo iets niet velen. Zij kreeg spoedig de tering en werd naar het ziekenhuis ge bracht; daar werd zij liefderijk verpleegd door haar eigen zuster. Doch de wet van oorzaak en gevolg liet hier ook we der haar recht gelden. Zij teerde langzaam weg en stierf. Arme zuster uiv xcluoiu Luacvixv, tint wc güUDumuüia gcvuciuii

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 1