CEBEEÜTE ffl HEI iMMUNT SMH.
No. 93.
ACH T-E N-V EERTIQSTE
!P93
WETTEN.
Nationale Militie.
W O E S D A Q
22 PW O "V IE A® JB IQ 15,
er toe meewerken en vooral do laagste standen,
liet
,t
UIT DE PERS.
I.
f.
'lie
doorglippen
onzen tijd
e
i.
van den top.
Wetten moeten
De beschouwingen over een gezant bij den
Paus blij ven nog voortdurend aan de orde. De
Standaard heeft in een tweede en laatste arti
kel er zeer stellig tegen gepleit, terwijl de heer
men.
Geen partij wetten dus, die den wettengever
i in staat stellen zich rechten aan te matigen en
ADVERTENT! EN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
voor eiken regel meer 7% Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
voering van do doodstraf.
Daargelaten nu
in de wetgeving een vrij ge- j baarschheid van straffen tehuis hoort in
dan was overeengekomen. Dat de minister Tak
zijn stelsel met ’t welk de „Liberale Unie"
zich volgens mr. v. II. niet geheel had veree-
mgd toch in ziju wetsontwerp belichaamde,
keurt do heer v. II. niet af. Als ballon d'es
sai is zoo iets alleszins geoorloofd, mits alleen
als uitgangspunt voorgemeen overleg. De „Li-
berale Unio“ nam het echter niet als zoodanig
op, maar ging er voor strijden en trachtte het
publiek te bewerken in plaats van voor te lich
ten. Do leuze: eendracht maakt macht werd
door haar geheel uit liet oog verloren.
Mr. V. II. geeft daarna als staaltje van het
parti-pris dergenen die het regeeringsontwerp
steunen, een en ander ten beste over zijn voor
stel om ook een spaarbankboekje van ‘f50 te
beschouwen als grondslag voor toekenning van
kiesrecht. Men heeft zelfs beweerd, dat de hee-
ren Van der Kaay c. s. beoogden van ieder
kiezelboven en behalve een ander kenmerk,
nog een depot van f 50 in een geadmitteerde
spaarbank te eischen Maar over het hoofd werd
gezien, dat dit fameuse spaarbankboekje het
eenige middel is om bij verwerping der schrijf
proef als feitelijk eeuigen grondslag van kiesrecht,
het kiesrecht in ruime mate deelachtig te doen
worden aan inwonende personen. In dat op
zicht staat volgens mr. v. II.het amendement-
Van der Kaay c. s. ver boven de andere wijzi-
gings-voorstellen en is het een stellig bewijs
dat door de voorstellers ernstig is gezocht om
alles bijeen te brengen wat slechts eenigzins als
grondwettig teeken van geschiktheid en maat-
schappelijken welstand kan gelden.
Het slot van den brief laten wij hier woorde
lijk volgen.
„Nog een curiosum om er dezen brief mee
te besluiten. Door de dagbladen deed dezer
dagen de rondte, dat ik in de afdeelingen het
ontwerp verdedigd had. Wel zeker heb ik dat;
wie had het anders van mij verwacht? Wan
neer de grondgedachte, toekenning van kies
recht aan hen die zich en hun gezin uit eigen
middelen onderhouden verwezenlijkt wordt,
zegeviert eindelijk het- denkbeeld, waarmede ik
mijn politieke toekomst tien of vijftien jaren
eerder verbonden heb dan Tak, Borgesius of
Kerdijk. Maar juist daarom zou het mij te meer
aan mijn hart gaan, als zij het in de uitvoering
bedierven, door ter sluiks,' langs een achterdeur,
in massa onvermogende kiezers tot de stembus
toe te laton. Bij alle warmte vau verdediging
der hoofdgedachte, heb ik op dit gebrek van het
ontwerp-Tak evenzeer in de afdeelingen gewe
zen. Doch dit verzwijgt men.
„Het schijnt een wachtwoord te zijn om al
tijd maar den indruk te wekken, alsof het mij
om iets anders dan om een goed kiesrecht te
doen zou zijn en ik wegens eenige berekening
buiten de zaak van houding veranderd ware.
Nu en dan bemerk ik zelfs, dat er van dien las
ter iets blijft hangen. „Calomniez, calomniez
toujours!" Toch zou het kunnen zijn, dat er in
de waarheid meer kracht schuilt ter vernieti
ging van logen en laster, dan men in oogen-
blikken van moedeloosheid geneigd is te den
ken. In elk geval blijft mij de troost dat, kan
men mij persoonlijk al schaden, toch de erken
ning van de deugdelijkheid der mede door mij
verdedigde denkbeelden daarmede niet gemoeid
kan zijn. Dit moet toch ieder inzien, dat wie
zich sterk gevoelt in de zaak, niet noodig heeft
op zijn tegenstanders persoonlijke aanvallen te
doen."
i onzen
j tijd daargelaten de vraag of men de kwaal
j der voortwoekerende ongevoeligheid zou kun
nen genezen door de aankondiging dat men
barbaarsch zal te werk gaan tegenover een
iegelijk bij wie de ongevoeligheid overslaat in
barbaarschheid en daargelaten ook de vraag
of barbaarschheid met barbaarschheid is te
keeren in een tifcT^die zich kenmerkt door su
perfijne gladheid
Zoo mag toch niet uit het oog worden ver
loren dat de barbaarschheid, die onze koude
wereld tegenwoordig telkens on telkens doet
opschrikken, niet is wat men een zeer gewoon
natuurverschijnsel zou noemen, wanneer het
betere in den mensch wordt onderdrukt door
Is het niet verklaarbaar dat onze maatschap
pij naar de barbaarschheid terug gaat, wanneer
men bedenkt dat het leven een strijd is ge
worden om het stof, zoodat de geest en het
hart des menschen ondergeschikt worden aan
het stofen zal het iemand bevreemden wan
neer hij hoort of leest van feiten die getuigen
van grove barbaarschheid en vandalisme, indien
hij opmerken wil dat men in onzen tijd de
meeste zorg moet besteden voor de instandhou
ding van het stoffelijk omhulsel, zoodat er geen
tijd overschiet zelfs voor de verzorging van den
mensch in den mensch?
Moet men dan lijdelijk toeschouwer blijven
bij het treurig verval onzer gemeenschap
Integendeel en wij mogen een les nemen
bij hen die reeds een sleutel hebben aangewe
zen ter oplossing van het raadsel, ook al kun
nen we in die oplossing niet anders zien dan
een verouderde operatie die getuigt van onge
voeligheid en wijst op gebrek aan practischen
zin.
Neen, de kwalen waaraan onze tijd lijdt zijn
evenmin als de menschen zelve te genezen door
met de breede bijl er door te hakken daarvoor
is de menschheid te glad en de kwaal te diep
ingekankerd. Geen ander middel kan daartoe
helpen dan de overtuiging allereerst dat de ont
koste wat het wil, niet mag ingenomen blijven,
veel minder mag worden overschreden, omdat
het naar den afgrond voeren zou.
En na die algemeen vereischte overtuiging
moeten er wetten gemaakt die onze gemeen
schap op andere paden voeren, om weer terug
wegwijzer of gids zullen voeren naar de hoogte dat later feitelijk iets anders werd verkondigd
Er is weder een staatkundige brief versche-
uen van mr. S. van Houten. Ook dit schrij
ven heeft in de allereerste plaats de bedoeling
den invloed te bestrijden der „Liberale Unie".
Mr. v. H. geeft eenige „onthullingen" nopens
het tot stand komen der kiesrechta-pragraaf in
het programma, indertijd door de „Liberale U-
te komen op den veihgen hoofdweg, waarlangs n;e« gepubliceerd, en tracht hieruit af te leiden
bar- omdat daarin juist het strijden om de stof met
de daaraan zich parende ongevoeligheid en bar-
deze feiten niet onopgemerkt liet baarschheid het duidelijkst worden waargeno-
1 'j' 2- 2, 2_.i men van
l zekere zijde hier te lande vraagt om wederin-
voering van de doodstraf. »ivueu z,iuu recmen aan te matigen en
weid ingrijpen in het leven der maatschappij Daargelaten nu de vraag of dergelijke bar- dan de onmondigen plichten slechts op te leg
gen maar omgekeerd liever wetten die het
verbroken evenwicht herstellen moeten, door de
eerste standen wat meer plichten voor te schrij
ven en aan de lagere wat meer rechten te ver
zekeren.
Wanneer daarin gelijkheid is gekomen en de
eene klasse in haar verhouding tot rechten en
plichten niet meer jaloersch behoeft te zijn op
de andere, kan men aanvangen met het werk
der maatschappelijke hervorming, waardoor de
wreedheid van den strijd getemperd en opge
heven wordt.
Langs dien weg zal de wereld niet meer do
koude wereld mogen heeten, maar op den naam
maatschappij, een vereeniging van maats, mogen
aanspraak maken.
enkel betreft deze verandering den aard der
wetten, maar ook de strekking er van onder
gaat wijziging en diensvolgens ook het oordeel,
dat er over geveld wordt door het volk.
Werpen we een blik in de bladen der histo- voorbijgaan, blijkt reeds hieruit, dat
rie, dan zien wo met de ruwheid en barbaarsch
heid gepaard gaan wetten, die ruw en metge-
j den laatsten tijd vrij wat gevallen te consta- van den top.
teeren zijn, die ons waarschuwen dat de onge- Wetten moeten er komen, gemaakt niet door i
Met den mensch veranderen de wetten niet voeligheid waarin het geslacht der menschen een of twee standen maar alle standen moeten
meer en meer verzinkt en geheel verzinken er toe meewerken en vooral do laagste standen,
moet, dreigt over te slaan in ruwheid en
baarschheid.
En dat men
Deze CO GRANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, voldoende aan art. 87 der wet
op£de Nationale Militie van den 19den Augus
tus 1861 (Staatsblad no. 72), zooals die is ge
wijzigd bij die van 4 April 1892 (Staatsblad
no. 56), brengen ter openbare kennis, dat de
eerste zitting van den Militieraad voor deze ge
meente zal worden gehouden in het Gemeente
huis te BOLSWARD, op Woensdag den 20
December e. k.des namiddags ten 12’/4 ure,
in welke zitting uitspraak zal worden gedaan
omtrent
1. De verschenen vrijwilligers voor de mi
litie;
2. de lotelingen, die redenen van vrijstel
ling hebben ingediend
3. de lotelingen, in de artt. 55 en 56 be
doeld
4. alle overige lotelingen.
Zullende voor dien Raad alleen behoeven te
verschijnen
1. Zij, die zich als vrijwilliger voor de Mi
litie hebben aangeboden
2. de lotelingen, die vrijstelling verlangen
wegens ziekelijke gesteldheid, of gebreken, of
gemis van de gevorderde lengte.
Sneek den 7 November 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
we vinden dus i
trouwe weerspiegeling van de volkszeden wie
dus den vooruitgang der beschaving na wil
speuren, vindt daartoe in de wetten der onder
scheidene periodes vrij wel het terrein afgeba
kend waarover hij zich bewegen moet.
Zoo, bijvoorbeeld, was in oude tijden de vorm
waarin het voorschrift gekleed werd, sober,
maar krachtig in het „gij zult niet", terwijl het
in onzen tijd met grooter omhaal van woorden
klinktIndien zoo of ook in het
eenvoudige, kinderlijk-zachte „gij moogt niet"
wordt belichaamd.
Met de straffen, daaraan vastgeknoopt, is het
vrijwel denzelfdeu weg opgegaan.
Voor diefstal werd de mensch in Draco’s tijd
gestraft met verlies eener hand en in onze da
gen laat de winkelier beleefd vragen of mijn
heer of mevrouw ook iets bij vergissing heeft
meegenomen, en vraagt de rechter, indien hem
wordt opgedragen de wet toe te passen, aller
eerst of ook kleptomanie hier mee in ’t spel is
geweest.
Hieruit te willen besluiten dat onze tijd uit
munt door zachtheid van zeden, ligt niet in
onze bedoeling; ook is, wat niet ruw is, niet
altijd zachttegenover de ruwheid van den
ouden tijd kenmerkt het heden zich door glad
heid.
De menschen zijn door den dierlijken strijd
om het bestaan in veredeling niet zeer voor
uitgegaan dit kon ook niet, want wie wil
staande blijven in den strijd, moet niet senti
menteel zijn, maar ook niet al te medelijdend
tegenover zijn vijand de concurrent mag niet
gespaard worden, wil men niet eigen leven in
gevaar brengen.
Welnu, aan gevoeligheid des harten lijdt
onze hedendaagsche wereld niet, maar wel is
re bijzonder zorgzaam in den vorm.
Het spreekt daarom van zelf dat de wetten,
die het „gij moogt" inhouden, zoover mogelijk
worden uitgerekt, terwijl die van het gij moogt
niet zoo ijverig mogelijk worden bestudeerd naar
do grootte der mazen, of wel om de opening te
ontdekken waar men door duiken onder het
uet doorglippen kan kortom, niet overtreden
van de wetten, maar ontduiken en
er van, is een der kenmerken van
en zijn gladheid.
Dat is vooruitgang, zal men zeggen.
Toch mag gevraagd worden of die phase van
den vooruitgang niet een tijdperk is dat langs
zijpaden weer terugvoert naar de barbaarsch
heid.
Het valt toch niet te ontkennen dat er in
i
'H
SOEK®
6
.6
i
i
I
i
l.
wms- n iwirnm -m m de
de levensvraag en de duivel in zijn hart sa
menwerkt met de overheerschende stof.
wikkeling der economische samenleving heden
ten dage een hoogtepunt bereikt heeft dat, het
i gcpuMiiwciu, cu viavut uieiuii ai ie leiaen