No. 102,
as
fl
liïlvl
Inenting en Herinenting,
ACH T-E N-
1S93.
S3 I) IC C 31 g.J is.
r.
s.
u-
U I T DE PERS.
It
van
)0.
>0.
)0,
een Armvoogd.
Onderwijzer aan School
lo.
1:
1.
c.
y*
;e-
op
40
a
i
20.
k
K
lg
if-
18
N
00
)0,
ur
'0,
4 6
1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
Cents. Bij abonnement is de prijs
-i te vernemen bij
Maken bekend
dat de WEEKMARKT alhier, invallende 26
December 1893, (2e Kerstdag) zal gehouden
worden op Woensdag den 27 December d. a. v.
Sneek, den 8 December 1833.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
bereiding en het plaatsen van een STOOM
KETEL in het gebouw, staande tegenover de
Gasfabriek alhier, Wijk 15, no. 122, kadastraal
bekend gemeente Sneek, Sectie A, no. 1506.
Dat op Zaterdag den 6 Januari 1894, des
middags te 12 uren, ten gemeentehuize gele
genheid zal zijn, om tegen die oprichting be
zwaren in te brengen en deze mondeling en
schriftelijk toe te lichten en dat zoowel de ver
zoekers, als zij, die bezwaren hebben in te
brengen, gedurende drie dagen vóór ovenge
noemd tijdstip ter Secretarie der gemeente, in
ADVEliTENT1ËN van
voor eiken regel meer 71/,
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent
den uitgever.
Wegens hst Kerstfeest za! deze Courant
Dinsdagavond a. s. ns i worden uitgegavsn.
VERGADERING
van den Gemeenteraad van Sneek,
op Zaterdag den 23 December 1893,
des namiddags ten 6‘/2 uur.
1. Resumtie der Notulen.
2. Mededeeling van ingekomen stukken enz.
der Commissie van toezicht op het Middelbaar
onderwijs.
4. Benoeming van twee leden der Gommis-
van* toezicht op het Middelbaar onderwijs.
van een
slagen te maken, ten einde ons in de handen
der justitie over te leveren?”
De leider der sociaal-dcmocraten weet dat wel
beter. Herhaalde malen hebben de dagbladen,
en ook ik in mijn brieven, protest aangeteekend
tegen het hoeren van journalisten door politie
en justitie en hij had een paar dagen te voren
in alle dagbladen van de hoofdstad en nagenoe^
alle provinciebladen kunnen lezen, hoe de vei”
eemging „de Amsterdamsche Pers” zich tot den
Minister van Justitie had gewend, ten einde
diens bemiddeling in te roepen bij den officier
van justitie alhier, opdat deze zou gebruik ma
ken, van de ambtenaren, die overal elders der
gelijke reiten moeten constateeren, en niet van
journalisten.
Dat wisten echter die duizend a twaalf hon
derd mannen niet, die bij zijn woorden loeiden
als een orsaan en van wie Domela Nieuwenhuis
misschien verwacht had, dat zij een aanval had-
den gedaan op de mannen, die niet vreezen
hun plicht te doen, waar deze hen roept om
de lezers hunner bladen mede te deelen wat
er gebeurt in de hoofdstad des Rijks.
Het was een lage laffe streek, die echter ge
lukkig niet slaagde. De journalisten schreven
even kalm zijn woorden op, alsof deze liepen
over koetjes en kalfjes en de werkloo-
zen Beten det bij gesis en geschreeuw.
Aan het slot van zijn rede maakte Domela
Kieuwenhuis het alle werklieden, die werkeloos
waren, tot een verwijt, dat zij niet opkwamen
en niet mede langs de straten trokken. Voor
alles wat zou gebeuren, stelde hij de Regeering
aansprakelijk deze moest de gevolgen dragen
als het door honger geprikkelde volk zich recht
zou verschaffen, en nadat nu ook nog Reens,
die naast hem zat, allen aanspoorde zich in de
straten te vertoon en, omdat het een grooten
indruk zou te weeg brengen als der bezittende
klasse werd toegeroepen „Ziehier het resultaat
uwer slechte regeeringtrok de menigte naar
buiten, om de wandeling door de stad te doen.
Nu zou men meenen dat Domela Nieuwenhuis
zich aan het hoofd zou gesteld hebben en met
het comité den stoet zou hebben geopend
wat de werklieden dan ook hadden verwacht
maar hij nam zijn jonge vrouw, die de verga
dering, gezeten op het tooneel, had bijgewoond,
onder den arm, kroop in een tram, en reed als
een bourgeois naar huishet aan de werk-
loozen overlatende de moraal zijner woorden in
praktijk te brengen.
Zoo ontpopte zich de heer Domela Nieuwen
huis in een uur tijds in dubbelen zin als een
held en wanneer van nu af aan geheel de
Nederlandsche pers hem niet als zoodanig be
stempelt, dan heeft hij dat te danken omdat hij
nijd en haat in zijn hart heeft gekweekt en
daaraan op lage manier uiting geeft. Wellicht
dat in het begin van zijn loopbaan als leider
der socialisten in dat hart nog liefde woonde
voor de lijdende menschheid, dat dit het hooge
beginsel was dat hem dreef om den strijd te
aanvaarden, maar dit is nu geheel en al ten
onder gegaan in het gevoel van baat en wrok
en woede tegen hen, die zijn beginselen niet
deelen, maar die dan toch, elk op zijn wijze,
trachten mede te werken om de toestanden
anders en beter te maken.
Domela Nieuwenhuis heeft dit met de Je-
zuïten gemeen, dat hij de leuze in zijn hart
huldigt: /„Wie niet voor ons is, is tegen ons“,
en daarom iedereen verkettert en aan de ver
achting prijs geeft, die nu juist niet gezind is
aan zijn onfeilbaarheid te gelooven. Dit getuigt
tevens van groote ijdelheid.
Die haat, die wrok, die woede openbaren
zioh niet alleen in zijn woorden, maar ook in
Er was een tijd we tellen eenigejaren te
rug, schrijft Jan d-e Wit uit de Hoofdstad aan
de Ass. Crt. dat de man, die als een apos
tel van het evangelie der ontevredenheid door
Nederland trok ten einde het: „proletariërs
vereenigt u!“ den werklieden toe te roepen, de
utopiën van zijn sociaal-democratischen heilstaat
te verkondigen, zich ook nog eenigszins mocht
verheugen in een soort van sympathie, opge
wekt ook bij hen, die nu eenmaal niet in dien
heilstaat geloofden. Men had eenige bewonde
ring over voor den ex-predikant, die zich los
gerukt had uit de omgeving, waarin hij gebo
ren en opgevoed was, om zich te wijden aan
de belangen der verdrukten. Toen Domela
Nieuwenhuis want het is over hem dat ik
schrijf in de gevangenis zat, leende zelfs Al
lard Pierson zijn invloed en zijn machtig woord
om hem uit den kerker te verlossen en toen de
leider der sociaal-democraten dezen verliet, brak
er voor hem een tijd aan, dat in zijn partij zijn
woord een godspraak, zijn wil een wet was.
Men had dus sympathie, en ik moet eerlijk
bekennen dat ook ik aan dat euvel voor den
mensch Domela Nieuwenhuis mank ging.
Langzamerhand bleek echter, dat deze inde
oogen zijner partijgenooten zoo groote man niet
alleen was een kleinzielig wezen, maar dat er
op den bodem van dien ziel lagere hartstochten
sluimerden, dan een man mag bezitten, die in
den heftigen strijd dezer dagen, het waagt voor
aan te treden. Men kan het lezen op elke
bladzijde van Hecht voor Allen, zijn orgaan
men bespeurde het uit de knoeierige manier
waarop hij, ook in het debat met zijn partijge
nooten, zich zocht te redden, indien het vuur
hem te na aan de schenen werd gelegd.
De heer Domela Nieuwenhuis, die° thans te
Amsterdam woont, heeft zich in de afgeloopen
week weer op twee wijzen ontpopt, die den
man op een eigenaardige manier kenschetsen
en zeker het laatste vonkje hebben doen vallen
uit den valschen stralenkrans, dien hij zich om
zijn Asklepioekop had weten te winden.
Zooals men weet, kwamen Donderdag jl.
de werkloozen in grooten getale bijeen. De
groote zaal van „Plancius”, die ongeveer 1200
personen kan bevatten, was geheel gevuld met
allerlei slag van lieden, die of geen werk had
den of tot het meest lawaaimakende gedeelte
der socialisten behoorden. Deze laatsten deden
dienst als claaue. Daar buiten stonden nog
eenige honderden te wachten. Op het tooneel
zat het comité en daarachter hadden een twaalf
tal verslaggevers en correspondenten van pro-
vinciebladeu plaats genomen. Domela Nieuwen
huis voerde het woord en wees er niet alleen
op dat Staat en gemeente volkomen onwillig
waren om iets voor de werkloozen te doen
maar tevens hoe de dagbladen er op uit waren’
om in deze Staat en gemeente bij te staan.
„Zij die gekomen zijn om tot u te spreken”
zeide hij, „loopen bovendien een groot gevaar’
omdat zij voor elk woord kunnen vervolgd wor
den, waartoe de persridders hun hulp verieenen.
Zitten vroeg hij, terwijl hij op de vertegen
woordigers der pers wees, „hier al weet niet
tal van verslaggevers, gereed om valsche ver
3. n Eervol ontslag Dr. M. Niemeyer, als lid
onderwijs. vw»». uwiohkw uer gemeente, m
4 Ronnominry i j j de gewone bureau-uren, van de ter zake inge-
vin tnnviohf^n i i Ar i i°'ider komen schrifturen kennis kunnen nemen.
sie van toezicht op het Middelbaar onderwijs. I
5.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
wo- gemeente Sneek,
P'nomTAmrnw-£?let °P artikel 13 alinea 4 der algemeene
JriiVLiXbiAUON voor glucose- politie-verordening dezer gemeente;
Alsvoren
6. Alsvoren
no. 3.
7. Alsvoren van een lid der Commissie
toezicht op het Lager onderwijs..
8. Eervol ontslag, onderwijzer J. Groene-
velt.
9. Adres van de Hoofden der Scholen no. 3
en 4, inzake onderwijs in de handwerken.
10 Plannen nieuwe ovens Gasfabriek.
11. Advies, verlaging-huur, van de Zathe
der Bumastichting.
12. Vaststelling van het 2e Suppletoir Ko
hier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1893.
De BURGEMEESTER van Sneek,
Gelezen eene missive, d.d. 10 December 1893,
no. 678/35, van den Inspecteur voor het Ge
neeskundig Staatstoezicht voor Eriesland en
Woningen,
Gelet op de. daarbij gedane mededeeling, dat
sedert het begin van dit jaar in Nederland ge-
ya‘len van pokken zijn waargenomen, aanvau-
hoofdzakelijk in Noord-Brabant, sedert
de maand Juni ook elders, bepaaldelijk in Zuid-
Molland en nu sedert 13 November jl. ook te
Lemmer
Overwegende, dat de smetstof van de pokken
geinakkelijk wordt opgenomen, en, ook door
personen, die zelf niet werden aangetast, even
als door goederen, kan worden overgebracht
Gelet op art. 18 der wet van 4 December
1872 (Staatsblad no. 134)
Brengt het bovenstaande met allen nadruk
onder de aandacht van de ingezetenen dezer
gemeente, en herinnert hen aan de gelegenheid,
Be eiken Vrijdag, des namiddags half een uur,
Vn het Armenhuis wordt gegeven, tot kosteloo-
inenting en herinenting.
Belanghebbenden, die daarvan voor zich of
uunne kinderen wenschen gebruik te maken
gorden uitgenoodigd zich vooraf te vervoegen
ter Gemeente-Secretarie.
Sneek den 22 December 1893.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
BEK ENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek,
Gelet op de artikelen 6 en 7 der Wet van
Juni 1875, (Staatsblad no. 95), tot regeling
,Van het toezicht bij het oprichten van inrich-
«ngen, welke gevaar, schade of hinder kunnen
veroorzaken
Brengen ter openbare kennis, dat ter Secre-
arie der gemeente ter visie is gelegd, een ver-
^ek met bijlagen van MEINARDUS WIL
HELMUS VERWER, fabrikant en BEREND
AN BOERRIGTER, Apotheker, beiden wo
elde te Sneek, om vergunning tot het oprich-
'en van een PBOEFSTA TION voor alu^.
---- nemen.
Sneek, den 23 December 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
BEKENDMAKING.
Inschrijving voor de Nationale Militie.
Lichting 1895.
Deze CO LR AN T verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f L— franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
3
ir-
ir.
lie-
Jr,
L
'r
1
1
la-
en
6
116
1
6
1
en
en 8
en 12
13, 14,15 en 16
17, 18, 19 en 20
PUNTEN VAN BEHANDELING:
<-• xzx. ji. xneiueyer, ais nu
gezeteueu, die op den
iagetreden, en
Wjjk 1, 2, 3
5, 6, 7
n
3en JANUARI 1894, ten Gemeentehuize alhier, eeue bijzondere zit-
len Januari 1894 hun 19de jaar zijn
i 4 ’s voórmiddags 9 uur.
10
H
12
n, xo, x» en zo s namiddags 1
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer gemeen
te kan geschieden van ’s morgens 9 tot 's namiddags 1 uur,
Ssbbk. den 16 December 1893.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek
Gelet op art 19 der Wet op de Nationale Militie van 19 Au
gustus 1861 (Staatsblad fio. 72) zooals die ia gewijzigd bij de
wet van 4 April 1892 (Staatsblad no. 56);
Brengen ter kennis der ingezetenen, dat bij hoofdstuk III
dier wet, handelende over de inschrijving voor de militie
onder anderen voorkomt het navolgende
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven alle
mannelijke ingezetenen, die op den laten Januari van het jaar
hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden:
1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of
zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet
van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 44)
2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende de
laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde
tijdstip voorafgaande, achttien maanden in Nederland verbliif
hield
8. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al
is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het rijk verbluf
houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoo-
rende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den ver
plichten krijgsdienst is onderworpen of waar ten aanzien der
dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aange
nomen.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of,
is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de
voogd woont;
2. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente
waar hü woont;
3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door
dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten ’s lands geves
tigd is, in de gemeente waar hjj woont;
4. van den buiten’s lands wonenden zoon van een Neder
lander, die ter zake van ’s lands dienst in een vreemd land
woont, in de gemeente waar zijn vader of voogd het laatst in
Nederland gewoond heeft.
Art. 17. Voor de militie wordt niet ingeschreven:
1. do in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in
gezeten, die geen Nederlander is
2. de in een vreemd Rijk verbljjf houdende ouderlooze zoon
van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten
3. de zoon van den Nederlander, die, ter zake Van ’s Lands
dienst in 's Rijks Overzeesche bezittingen of Koloniën woont.
Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden inge
schreven is verplicht, zich daartoe bij Burgemeester en Wet
houders aan te geven tusschen den Isten en Sisten Januari.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn valer,
of is deze overleden, zijne moeder, of zijn beiden overleden,
zijn voogd tot het doeu van die aangifte verplicht.
Art. 20. Hij, die eerst na liet intreden van zijn 19do jaar,
doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is
verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te
goveu bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de
inschrijving, volgens art. 16 moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de en 3de zinsneden van
art. 18.
Zijne inschrijving geschiedt in het register van het jaar, waar
toe hij volgens zijn leeftijd behoort.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken Burge
meester en Wethouders verder bekend, dat op WOENSDAG den
ting zal worden gehouden tot inschrijving der mannëïJkUin-
len jamlarl 1894 hun igde zyn
die alzoo geboren zjjn in 1875, en wel voor
n
’s middags
’s namiddags