DOCTOR CLAUDIOS. r IV. dacht dat het u genoegen maar ik kan er thans niet Kan ik u helpen?" u zei I r i BUBLAD behoorende bij de SNEEKER COURANT van ZATERDAG 9 FEB. 1895. FEUILLETON-NUMMER. (188.) 2.) Barker gebracht, heer.ijke vast dadelijk 1 Een ware geschiedenis van F. Marion Crawford. Met andere woorden/ zei Claudius, „gij stelt Een uur later zaten beiden in het hotel, Barker onder een flesch champagne en Claudius zijn sigarette rookende. Ook tusschen hen was ’t gesprek meestal levendig, zooals begrijpelijk is onder twee bij elkaar behoorende personen van de meest tegenovergestelde levensbeschou wingen. De een had veel geleerd en de ander veel gezien, en beiden namen het leven meer van den ernstigen kant. Barker vergiste zich zelden in zaken het practische leven betreffende. Claudius was een geestig onderzoeker naar een uiterlijke en zichtbare uitdrukking voor een innerlijke en geestelijke waarheid, van wier bestaan hij zich overtuigd hield. Op dit oogenblik sprak men over het huwe lijk en Claudius zei een boek over schrijven." „Is ’t niet afschuwelijk, dat het huwelijks contract in beschaafde en onbeschaafde landen een handelsverdrag en een speculatie-zaak is Dat moest anders zijn „Zeker!" antwoordde Barker, die altijd be reid was het rechtmatige eener ideale opvatting te erkennen, zonder dat het bij hem opkwam zelf daarnaar te willen handelen, „maar het belang doet zich overal gelden en het is beter dat het zakelijke bij ’t begin dadelijk wordt afgedaan. De franschman laat zich contant betalen alvorens hij een meisje trouwt." „Ik weet het en vind ’t verachtelijk." „Toegestemd, maar het heeft het groote voor deel, dat daarmee de zaak is afgedaan en er verder geen woord meer over noodig is. Bij ons ligt de fout daarin, dat de menschen om zoo te zeggen uit liefde trouwen, maar ook, als ’t met de liefde gedaan is, geld moeten hebben om te leven en eerst dan beginnen te beden ken, wie ’t betalen zal." „Uw cynisme ontrooft u van ’t genot, een ideaal tot zijn volle ontwikkeling te kunnen volgen." „Noemt gij ’t cynisch, de dingen te beschou wen zooals zij werkelijk zijn vroeg Barker goedhartig. „Waarom zou mijne van nature opgewekte stemming moeten lijden onder de observatie dat het duizendjarig rijk nog niet gekomen is De wereld moge dan heel on volmaakt zijn, zij is in elk geval een gezellig plekje zoolang men bij elkaar blijft." „Gij zijt een hopelooze patient," zei Claudius schertsend.' „Als gij een geweten hadt, dan kondt gij u in zoo’n verdorven wereld niet zoo goed thuis gevoelen." „Juist omgekeerd. Ik voel mij maar matig gelukkig, juist omdat ik weet dat ik ben zoo als anderen. Natuurlijk niet zooals gij u die anderen voorsteltschepselen uit de middel eeuwen, die droomen van tournooien en de da mes, die zij huldigen, vleien." „Gij houdt mij dus voor een vleier „Neen, maar de menschen die gij u voorstelt, doen zulksde mannelijke bewoners dier schoone wereld, zooals gij die aan gravin Margarethe voorstelt." „De gravin begrijpt mij heel goed." „Zeker, de gravin begrijpt u heel goed," herhaalde Barker, zolder er bijzonderen nadruk op te leggen, maar de herhaling van dat woord klonk toch zoo sterk, dat Claudius min of meer getroffen zijn makker aankeek, die met een onverschillig gelaat de kurk van zijn kleine champagne-flesch zat te bekijken. „Zoudt gij niet denken, doctor," zei Barker na een kleine pauze, „dat er voor uw lievelings- idée de rechten der vrouw, in Amerika inte ressante studiën te maken zijn „Zeker „Gij moest er „Misschien." „Maar gij en de gravin, gij moest het met beiden schrijven." „Gij schertst." Barker keek zijn reismakker lachend aan en vroeg„Zoudt gij werkelijk denken dat gravin Margarethe, als gij voor die zaak aan ’t werk gingt, u haar hulp zou weigeren u de mogelijkheid voor van een reis naar New- York in gezelschap van die beminnelijke da me „Gij vat het dadelijk, Claudius dat bedoelde ik werkelijk. Als gij uw best deedt haar daar toe over te halen en haar den roem schilderdet van een gemeenschappelijk auteurschap, dan twijfel ik niet aan uw réussite Dit plan hield beiden bezig, zonder dat het voorloopig tot uitvoering kwam. Daar Mr. Barker begreep dat zijn reismakker hier een tijdlang voor goed vastzat, veroorloofde hij zich een uitstapje naar Como, waar vorst X. thans zijn verblijf hield. De Britsche aris tocraat mocht Mr. Barker graag, omdat deze onuitputtelijk was in ’t uitvinden van gezellig tijdverdrijf. Na verloop van veertien dagen 'keerden bei den naar Baden-Baden terug en troffen den doctor aan, terwijl hij bezig was de gravin voor te lezen uit Herbert Spencer. Toen de beide heeren heengingen, wilde Claudius met hen meegaan, maar Margarethe verzocht hem het begonnen hoofdstuk eerst uit te lezen. „Luister eens naar mijn voorstel, vorst," zei Barker op den terugweg naar ’t hotel: „laten we samen naar New-York reizen en het inte ressante paar overhalen de reis mee te maken." „Ik ga niet eerder als de volgende maand. Gij weet, hoe ik op mijn herfstgenoegens gesteld ben." „Zoudt gij echter denken dat gij de gravin en Claudius zoudt kunnen over halen „Dat weet ik niet; ’k zou hun althans een prettige overtocht in mijn jacht kunnen beloven. Maar de gravin doet die reis in geen geval V. Op den eerstvolgenden dag kregen de hee ren eene uitnoodiging voor het diner. Claudius las de invitatie en gaf zijn hart lucht in de echt duitsche ontboezeming „Kreuzmillionen Donnerwetter", zoodat Barker verbaasd ophoor de van die hem onbekende uitdrukking. „Zeidet gij iets, doctor?" vroeg hij. „Ja, ik vloekte en heb groote lust het nog eens te doen, ’t Is al te fataal „Wat De uitnoodiging „Ja zeker." „Waarom? Ik zou doen." „Natuurlijk aan voldoen." „Waarom niet „Neen, helaas, want ik kan uw kleeren niet aanhebben." „O, is dat ’triep Mr. Barker uit en op zijn smal gezicht vertoonde zich een juist niet bevallig lachje „natuurlijk, dat had ik ook wel kunnen raden gij hebt niets als uw reis- costuum Zoo spoedig mogelijk dan naar den kleermaker De kleermaker beloofde, Claudius tegen den eerstvolgenden avond representabel te zullen maken en bij hield woord. Barker’s ver wachtingen waren overtroffen, toen de athleti- sche Scandinaviër met zijn fijne, geestige ge laatstrekken in een elegant costuum in zijn ka mer kwam om hem af te halen. Gravin Margarethe en misz Skeat ontvingen hare gasten recht vriendelijk. Mr. Barker ge leidde de gravin aan tafel en misz Skeat had eerst heden gelegenheid de beminnelijkheid van den doctor te leeren kennen. Later echter maakte Mr. Barker gebruik van de gelegenheid om de weetgierige dame verder op de hoogte te brengen van de zeden der Noord-Amerikaan- sche roodhuiden. Claudius en Margarethe voerden een levendig, ongedwongen gesprek, nu eens over dit en dan over dat onderwerp. Onder de uitnoodiging, spoedig eens terug te komen, namen de heeren afscheid. „Ik ben tegen twaalf uur altijd thuis. En gij, Mr. Barker, behoeft op geen uitnoodiging te wachten om terug te komen. Gij zijt de eenig geciviliseerde amerikaan dien ik hier ken." „U vergeet den vorst." „Hij is engelschman." „Maar toch ook amerikaan. Hij laat zijn mijnen en prairiën nooit langer dan een half jaar in den steek." Daarmee namen zij afscheid, maar aan de deur, terwijl het rijtuig voorkwam, zei Mr. Barker bij ’t instappen „Doctor, ik houd u voor den merkwaardigsten man onder al mijn kennissen." „Hoe dat zoo „Om verschillende redenen eerstens, omdat gij van uit uw eenzaamheid, zonder gewoon te zijn aan den omgang met dames, u tegenover haar met eene gemakkelijkheid en vrijmoedigheid beweegt, alsof gij steeds in de gezelschapskrin gen verkeerdet; ten tweede, omdat zoo’n ver overing u zoo gemakkelijk gelukt." „OnzinBeroem u veel liever op uw eigen overwinning." „Misz Skeat Zwijg stil, mijn hart Zij reden een tijdlang zwijgend door. Ein delijk vroeg Barker „In ernst, doctor, wat denkt gij te doen „Waarmee „Met uw verovering. Denkt gij er weer naar toe te gaan „Waarschijnlijkantwoordde Claudius kortaf. De vraag en de toon waarop zij gedaan werd was hem pijnlijk. Hij wilde er zich tegen ver zetten, dat hij na een gesprek met eene dame op haar verliefd was geworden, maar de gravin kwam hem als de belichaming van zijn ideaal voor en de opmerking van Barker als eene ont heiliging. Barker begreep zijn kort antwoord en maakte daaruit zijn gevolgtrekkingen. u voormijn vriendin mis? Skeat." Misz Skeat zat onder een appelboom, te midden van verschillende dagbladen en boeken. Terwijl Mr. Barker een druk gesprek met de oude dame aanknoopte over Schotland en zijn geschiedenis, bleef de gravin met Claudius re- ffeneercn. „Ik zou niet gedacht hebben, mijnheer Clau dius, dat gij er zooveel fantasie op nahieldt," aldus knoopte Margarethe het gesprek weer aan. „Welke waren dan uwe droomen De gravin dacht, dat hij toch niet scheen te zijn als zoovele anderen, terwijl Claudius er over nadaeht, hoeveel hij haar wel van zijn droomen zou durven toevertrouwen. „Ik heb allerlei soort droomen gehad, zoete en pijnlijke. Ik droomde van roem en heer schappij van den geest, van eene algemeene ver spreiding van de meest mogelijke welvaart, van de uitbreiding der wetenschap om tot in ’t ver borgene door te dringenik wandelde met Hermes aan de oevers van den Nijl, met Gau tama aan de Ganges. Och, ik heb heel veel gedroomd en, wat het ergste is, ik ben mijn droomen moede en er toe gekomen, te verkla ren, dat alles ijdel is, alles, behalve één." „En mag ik vragen welke die ééne droom is, waarvan gij nog niet verzadigd geworden zijt?" vroeg de gravin. „De vrouwzei Claudius. Margarethe dacht dat de doctor er den gek mee had en begon min of meer spijtig te lachen. „Ik meen ’t in ernst!" voegde Claudius er langzaam bij. „Maai’ Mr. Barker zei mij dat gij leefdet als een kluizenaar." „Daarom is ’t ook een droom gebleven." „Ik weet nog niet, hoe uw droom was. Wat voor moois hebt gij dan zooal van ons gedroomd?" „Ik droomde over de roeping der vrouw en van haar liefde. Ik zag beelden voor mij uit een eeuw, waarin werkelijke ridderlijkheid de eenig noodzakelijke wet was die de daden der mannen regelde niet de uiterlijke en theatrale ridderlijkheid van de middeleeuwen, neen, een ware eerbied voor en het ware inzicht van de hoogste aanspraak der vrouw op eer en aanzien een eeuw, waarin het ruwe begrip niet meer zou gelden dat de liefde slechts een episode vormde in ’t leven van den man, terwijl zij voor de vrouw een levensvraag was. Ik droomde dat het Ewig-Weibliche mij omhoog trok naar hoogere sfeeren." Margarethe moest erkennen, nooit iemand te hebben gekend, wiens gesprek haar reeds na het eerste half uur zoozeer geïnteresseerd had. Er lag zooiets als gemoedsaandoening in haar weeke, melodieuse stem, toen zij ant woordde „Als alle mannen dachten zooals gij, dan zou ’t er in de wereld heel anders uitzien Maar gij-zelf noemt uw denkbeelden een droom!" „Maar gij, mevrouw de gravin, en niet ik, beweert dat droomen niet verwezenlijkt kunnen worden." „Hoopt gij op de verwezenlijking van den uwe „Ja, dat doe ik antwoordde Claudius, en zijn blauwe oogen schenen vonken te schieten. „Gij wilt dus een kruistocht gaan prediken ter bevrijding van ons geslacht vroeg zij. „Wilt gij soms de groote hervorming in de sociale wereld tot stand brengen Als uwe overtuiging zoo vast was als gij beweert, dan zoudt gij dadelijk aan ’t werk gaan en binnen zes maan den 'de halve wereld bekeeren. Wat helpt al dat droomen Droomers worden geen wereld hervormers „Neen, maar dikwijls hervormen zij de vrou wen. Maar zeg eens, mevrouw de gravin, keurt gij mijn kruistocht goed „Met het oog op de ontwijfelbare winst kan ik mijn toestemming niet onthouden," antwoord de zij lachende. „Wanneer denkt gij te be ginnen „Dadelijk „En hoe „Hoe anders, als door mij-zelf tot den eersten belijder te maken," zei Claudius vroolijk en met stralende oogen. „En denkt gij Mr. Barker ook te bekeeren „Kunt gij hem aanzien, mevrouw de gravin, en gelooven dat hij er nog behoefte aan heeft Margarethe keek naar het andere paar en begon luidkeels te lachen, want ’t was duidelijk dat hij een verovering aan Misz Skeat gemaakt had. Zij luisterde met de meeste aandacht naar zijn schildering over de zeden der amerikaan- sche roodhuiden, welke in gloeiende kleuren, maar juist niet met etlmografische getrouw heid van zijn lippen vloeide. „Gij zult mij immers op de hoogte houden van de vorderingen van uw stout voornemen zei de gravin tot Claudius, toen de heeren na een bezoek van twee uren opstonden. „Zoodra u ’t mij toestaat." en Claudius werden in een vertrek door welks openstaande vensters de rozengeur uit den daarnaast gelegen tuin binnenstroomde. De amerikaan voelde zich blijkbaar aangenaam gestemd in dit ver trek, waarin ongezochte, tot levensgewoonte geworden weelde heerschte, die van fijnen smaak getuigde. Thans vernam men een lich ten tred die uit den tuin kwam, en beide heeren wendden zich naar de geopende deur van ’t balkon. Claudius was blijkbaar getroffen toen hij de dame uit Heidelberg herkende, zij, die door tooverij zooveel macht over hem ge kregen had dat hij slapend en wakend aan haar denken moest. De gravin met haar donkere oogen trad in een wit morgengewaad, een fijne kanten doek over het prachtige haar geslagen, de kamer binnen. „Goeden morgen, Mr. Barker zeide zij, dezen vriendelijk groetende. „Het doet mij pleizier dat gij gekomen zijt." „Sta mij toe, mevrouw de gravin, mijn vriend professor Claudius aan u voor te stellen," ant woordde Barker. Claudius maakte een diepe buiging. De duizeligheid was over, hij had uiterlijk zijn kalmte teruggekregen, hoe bewo gen hij dan innerlijk ook wezen mocht. „Mr. Barker vleit mij, mevrouw de gravin," zei hij bedaard het woord nemende„ik ben geen professor, maar slechts privaat-docent." „Ik weet zoo weinig van de geleerde wereld af, dat dergelijke onderscheidingen voor mij moeilijk zijn," antwoordde Margarethe „maar nu een vriendelijk toeval mij daartoe in de gelegenheid stelt, zult gij mij wel toestaan u nogmaals te bedanken voor uw ridderdienst op de Heidelberger ruïne. Of zoudt gij soms in mij niet de dame met de parasol van den gesprongen toren herkend hebben vroeg zij lachende, terwijl zij plaats nam en haar gasten uitnoodigde haar voorbeeld te volgen. „Neem mij niet kwalijk, mevrouw de gravin zeker heb ik u herkend, maar de vervulling van een droom werkt gewoonlijk verwarrend," antwoordde Claudius. Margarethe sloeg een onderzoekenden blik op hemzij had blijkbaar in hem niet den man gezocht, die het gesprek met een compliment beginnen zou. Daar zij echter zweeg, vroeg Claudius „Vindt u dat ook niet „De baardige kluizenaar vat ’t,“ dacht Mr. Barker; „hij denkt, wie het kruis in handen heeft, maakt het teeken des kruizes." „Ik droom zelden en bepaal mij alleen tot het nuchter dagelijksche leven ook geloof ik niet dat droomen uitkomen." „Waar u is, gravin, kan geen alledaagsch leven zijn," antwoordde Claudius op vasten toon. „Betêekent dat iets, of is ’t alleen maar een compliment vroeg zij vroolijk en recht be- geerig naar ’t antwoord. „Er bestaan menschen," zei Claudius ernstig want de verschijning der dame en haar eigenaardige stem oefenden eene overweldigende betoovering op hem uit „die zichzelf misschien als nuchter en alledaagsch beschouwen, doch die in ’t leven van een ander een droom zijn." „Ik heb altijd gewenscht," viel Mr. Barker met zijn schelle stem in, „eenmaal een droom te worden in ’t leven van een ander, maar de omstandigheden waren tot nu toe altijd tegen mij." De beide anderen begonnen te lachen, en Margarethe noodigde de heeren uit, met haar naar den tuin te gaan. „Woont u meest hier?" vroeg Claudius, toen de gravin vertelde van ’t pleizier dat zij aan haar rozeboomen had. Tot nu toe kende hij noch den vollen naam, noch wist iets van de nationaliteit en levenswijze der dame, daar Mr. Barker hem daarvan niets verteld had. De gravin scheen zich zooiets voor te stellen, want zij helderde hem veel op, door te zeggen „Zoolang mijn echtgenoot, graaf Alexis, leefde, woonden wij meest in Rusland. Ik ben echter van geboorte eene amerikaansche en breng somwijlen nog wel eens een bezoek aan mijn geboorteland. In den zomer woon ik hier, omdat ik veel houd van dit oord. Hier stel ik it i K i 1 j i n i. it g I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1895 | | pagina 1