MIMS- H lllimuit 81.111 10(111 01
No. 67.
VIJFTIGSTE
ARGAN G.
1895.
i!
WOENSDAG
31
AUOUSTUS.
I-* I JÖ £3 .R. A. A. L.
II.
Zoo-
de orde, en kan wel
*1
nd).
BINNENLAND.
Smeente buiten de wapenen wenschen, berusten-
loor
ibo-
bii
LF.
|.5O,
»0 a
gis-
•lik-
ter
ing.
:elf-
roor
Ct.
tneê
iise,
ge-
>ors
komt hier te lande niet weinigen en is helaas
inheemsch.
Daarbij bedenke men, er wordt niet geëischt
In de Bossche Ct. wordt i
Gedep. Staten van Noordbrabant, naar aanlei-
het herhaaldelijk voorkomende feit
afzonderlijke belooningen, welke aan secretaris
sen van sommige gemeenten worden toegekend
voor werkzaamheden o. a. het bijhouden
en vernieuwen van bevolkingsregisters enz.
die uiteraard tot den werkkring der gemeente
besturen en derhalve volgens art. 101 der ge
meentewet tot de taak van den secretaris bé-
hooren, aan de gemeentebesturen oen aanschrij
ving gericht hebben, waarin zij te kennen ge
ven, dat van 1 Januari 1896 het toestaan van
zulke belooningen aau den secretaris van hunne
zijde niet meer zal worden geduid en mocht
eventueel aan dezen wenk geen gevolg worden
gegeven, dat zij zich alsdan zullen genoodzaakt
zien, de bovenbedoelde belooningen daaruit ta
verwerpen.
M.
ig-
'8
'IC «hngeren, maar als verdorven fatalisten hun ge-
ii jieente buiten de wapenen wenschen, berusten-
I
31,,
Naar aanleiding van de instelling eener
Staatscommissie in zake de pensioneering van
werklieden zegt Patrimonium
„Men hebbe niet te hooge verwachting, want
het is een onderzoek dat in de eerste plaats
aan de commissie is opgedragen, en men weet
„van zoeken heeft men in Nederland slag.”
Daarbij is haast misschien nog schadelijk,
ADVERTER TIEN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Gents;
voor eiken regel meer 7‘/2 Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
Het hoofdbestuur van den bond van Neder-
landsche onderwijzers heeft, over pensioenen
voor weduwen en weezen van openbare onder
wijzers, een adres verzonden aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken. De wensch der
groote vergadering, onlangs door het hoofdbe
stuur te Amsterdam bijeengeroepen, wordt daar
in aan den Minister overgebracht.
„Adressanten nemen de vrijheid”, zoo leest
men verder, „uwe bijzondere aandacht op deze
voor het openbaar onderwijs en de openbar©
onderwijzers zoo gewichtige aangelegenheid te
vestigen, en met gepasten aandrang te verzoe
ken, dat Uwe Excellentie het daarheen leide,
dat, wanneer de eerste wetenschappelijke balans
van het weduwen- en weezenfonds voor bur
gerlijke ambtenaren welke, volgens art. 20
der wet op dit fonds, in 1896 zal worden op
gemaakt de gegevens zal hebben verstrekt
voor het vaststellen der voorwaarden van toela
ting tot het fonds ook-de weduwen en weezen
van andere burgerlijke ambtenaren dan de thans
bij de wet alleen toegelatenen, aan den door
ons uitgedrukten wensch door eene wettelijke
regeling worde voldaan, waarbij in het bijzon
der de weduwen en weezen der onderwijzers
aan de openbare scholen in het fonds zullen
worden opgenomen en de regelingen zullen
worden vastgesteld, volgens welke die opneming
zül ffesc Liicdeii
Voorts wordt verwezen naar eene bij het Xls dre“ade b« eeu vaa buden f®leerd
adres gevoegde toelichting. Afdrukken van het °P’ zo° je?ou de man over Van Maunk
adres zijn verzonden aan alle Kamerleden en 8t™om. b«Wtngen te storten wegens
schoolopzieners.
Daarbij bedenke men, er wordt niet geëischt
dat de Staatscommissie naar billijkheidsgronden
.i i maar uitdrukkelijk wordt
haar opgedragen aan te wijzen, dat naar recht
en dus op rec/ifegronden steunende de aanspra
ken zullen luiden, waarop pensioen zal worden
aangeyraagd en toegekend. Denk nu maar aan
de pleitzaal en hoe wonderlijk daar soms over
’t geen recht en onrecht moet heeten, wordt
J geoordeeld.
Toch vertwijfele men niet, want het goed
recht waarop Staatszorg voor, onderwijs, voor
kunstmuseums enz. steunt, is ook nog nooit
bewezen. Men heeft het maar aangenomen,
ons opgelegd en laten betalen. En nu heet het
recht.
Maar bovenal, men geve aan het wantrou
wen, dat nu al onderscheidene leden der Staats
commissie zocht te brandmerken en verdacht
te maken, geen plaats. Een ieder spreekt naar
eigen inzicht en spoort tot handelingen aan of
raadt ze af, naar hetgeen hem oorbaar voor
komt.
Voorts, de zaak is aan de orde, en kan wel
worden tegengehouden, maar niet meer in den
doofpot worden gestopt.
Als we nu eerst maar een ander kiesrecht
hebben, dat zal de organisatie van den arbeid
bevorderen. Dan volgt een andere Kamer.
Daarna Kamers van Arbeid.
Eindelijk ook wel pensioenregeling.
Nogmaals zeggen we den heer Heldt dank
voor zijne motie, al zouden wij in zijne plaats,
nadat ze in de Kamer was mishandeld, ze ze
ker hebben ingetrokken.
De nu benoemde Staatscommissie is er toch
eene vrucht van.”
De vooruitgang der maatschappij houdt geen
pauze; haar ontwikkeling kent geen rust en
heeft plaats, wat ook door individueele leden
er tegen aangevoerd wordt. Ongestoord, als was
het een eenzaam staande plant, leeft en ver
vormt ze zich, wat ook partijen er op trachten
ie influenceeren.
Deze regelmatige evolutie te willen for-
jeeren zou niet praktisch zijn, evenmin
als het goed gezien is van hen die haar
;e keer willen gaan. Niettemin zijn er men-
ichen en partijen die op een of andere wijze
leze regelmaat trachten te verstoren het is
liet een gevolg van gril of luim, wanneer er
sijn die dezen regelmatigen gang af keuren;
mverschilligheid of roekeloosheid is het al even
veinig; veeleer schrijve men dit begeeren toe
lan groote belangstelling en liefde voor het
gemeenschapsleven.
Het is uit dit oogpunt beschouwd een ver-
feeflijke dwaling, wanneer men den vooruit
gang afkeurt, verfoeit zelfs, of wanneer men de
ontwikkeling wil versnellen. Beide partijen,
Be conservatieve en de revolutionaire, zijn er
ep uit het geluk op het ondermaansehe te ver-
irootende eerste en de tweede vinden dit ge-
Buk in de tevredenheid.
Zou deze zienswijze onjuist zijn De mensch
ie vrede heeft met zich-zelf, is een gelukkig
lensch. En aangezien vrede verkregen moet
porden door strijd, zeggen de conservatieven
at het beter ware wanneer de „lagere” volks-
lasseu al hun krachten voor dien strijd con-
entreerden dan te gaan klagen over de maat-
chappelijke toestanden.
De revolutionairen wenschen niets begeeriger
an den vrede en doen daarin zeker niet onder
oor de conservatieven. Ook zij wenschen te
trijden voor dien vrede en daartoe prikkelen
e om strijd met de conservatieven het prole-
ariaat tot den kamp.
Tot over raken deze twee uitersten elkan-
ler en konden ze samengaan, indien niet hun
•edoelingen geheel tegenovergesteld waren. De
sen bewonderaar van de oude en de ander be
donderende de nieuwe school der economie,
me zouden ze kunnen samenwerken
De een opwekkende tot tevredenheid, daarbij
[eflankeerd door de dienaren van de kerke
>hristi, tot berusting in het leed waarmee het
■noodlot” vervolgt, daarbij indirect gesteund
Boor de geestelijkheid, die dezen geest van
Terzet als een zoude jegens God kenmerkt
Be ander ontevredenheid zaaiende waar zich
Be gelegenheid maar aanbiedt in een duim
breedte goede aarde daarbij aangespoord door
Baat jegens de kerkdienaren, die in het aange
dicht van al de ellende waaraan een groot deel
Onzer met overvloed gezegende maatschappij
?iet als Christus een leven leiden van ontbe
ring niet de geveinsden een „wee u 1” toe-
te geven.
Met rustige groote oogen keek Van Maurik
den „geachten afgevaardigde” strak aan en zei
-
Deze CO ERA NT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
j de en op hun gemak aannemende welke gaven,
I goede of kwade, hen door God worden toege
zonden.
Deze twee partijen, waarvan de een alle ze-
gen verwacht van het individualisme, terwijl ?en et0J,=/a everen,
de ander het socialisme inroept, bedoelen beide
het geluk der maatschappij.
De een bouwt het geluk der gemeenschap
uit de welvaart der afzonderlijke constituenten,
en de ander vindt de welvaart der constituenten
uit de gelukkige constitutie van ’t geheel.
als we reeds vroeger aanstipten is het verschil
hier louter methodisch de conservatieve is in
haar theorie synthetisch, de socialistische ana
lytisch in haar leergang.
Dit verschil komt meer uit naarmate de re
volutionaire partij krachtiger wordt en de con
servatieve verwijt dat ze hersenschimmen na
jaagt, met de stukken aantoonende dat de aarde
naar het conservatieve stelsel het terrein is van
een oorlog zonder einde, zoodat van vrede of
tevredenheid nooit sprake kan zijn.
Tusschen deze twee aan elkaar lijnrecht over
staande scholen, staan de partijen der moderatie.
Het zijn de liberalen van diverse pluimage. In
beginsel behooren ze tot de oude school der
synthese in alle fractiën de grondtoon veel
kleinen maken één groote; dat één groote
veel kleintjes maakt schijnt, hoezeer ze dit in
abstracto erkennen, aan hun scherpziend oog
te willen ontsnappen. Zeer praktisch is hun
standpunt gekozen, in zoover ze uitgaan van
het beginsel, dat de staatkunde de evolutie der
maatschappelijke instellingen moet bijhouden.
Ze gaan gewoonweg gezegd met den stroom
mee. Daar ze als zoodanig zich hebben voor
genomen niet tegen het socialisme zich te kee-
ren, maar van tijd tot tijd voeling houden met
de „praktische” socialisten, heeft hun alzijdig
heid ten gevolge dat aan hen de leiding wordt
opgedragen indien ze ’t samen ééns kunnen
worden over de te nemen maatregelen. Naar
hun wensch is het de maatschappij te mogen
overbrengen uit den ouden- naar den nieuwen
staat en het spreekt vanzelf dat daarbij door
deze bewindvoerders nu en dan een oog wordt
geslagen op de toekomst en zij daarbij van
tijd tot tijd een draadje voelen afknappen dat
hen verbonden hield aan de oude leor.
Deze partij, die de zaken regelt, de partij
d’affaires dus is in den laatsten tijd onderden
invloed der hen flankeerende uitersten, rechts
on links, meer en meer verdeeld geraaktdaar
aan te wijten is de toestand van politieke ma
laise in onze dagen.
Men weet niet recht meer wat liberaal te
zijn beteekent.
Aan den heer Justus van Maurik Jr. wordt
in het jongste nummer van Eigen Haard eeu
artikel gewijd door den heer F. Smit Kleine.
Er is een goed gelijkend portret bijgevoegd,
dat eerst voor eenige maanden is vervaardigd.
De heer Smit Kleine geeft uit de gelaatstrek
ken van den auteur een korte karakterbeschrij
ving. Wij laten er eenige regels uit volgen:
„Van Maurik”, aldus schrijft de heer ,Smit
Kleine, „heeft in zijn leven veel en om velerlei
gelachen en uat is de hoofdreden waarom hij
anderen zoo hartgrondig heeft kunnen doen mee
lachen. Op zijn trekken spelen ernst en korts
wijl. Uit het peinzend oog met een vagen glans
van mysticisme blinkt zooveel vriendelijkheid
en goeds, en noch sluwheid, noch argwaan ver
schuilen zich in de plooien van den mond.
Bedriegt soins het oog als richtsnoer van het
karakter, de mond doet het nooit en hij kan u
in enkele strakke of losse plooien, in enkele
gebogen of rechte, scherpe of flauwe lijnen een
deugd of een gebrek onthullen. Het portret,
van onzen populairen schrijver spreekt evenzeer
van jokkernij en schalkschheid als van zachte
en lieflijke aandoeningen, in het criterium van
het wezen des afgebeelden is een kinderlijke
onverdorvenheid, waarvan sommige menschea
het onschatbare voorrecht ook na vele jaren
levens behoudens.”
Onder hetgeen in dit artikel verder voorkomt
over het leven van den heer Van Maurik vin
den wij een anecdote vermeld, die welde moeite
waard is hier te herhalen:
„Van Maurik had in de Amsterdammer een
stukje geschreven over „kraaien” en daarin op
komische wijze het beroep van den Amsterdam-
schen „aanspreker en lijkbezorger” gekenschetst.
Nu, dat is talloos veelmalen door onze schrij
vers gedaan. Van Lennep deed het o. a. een
halve eeuw geleden en noemde den „bidder”
een „clown op het meest pathetische oogenblik
te voorschijn tredend en bij al de aanwezigen
ongeveer dezelfde gewaarwordingen te weeg
brengend, wélke een valsche noot in de muziek
bij den kenner doet ontstaan.” Op een avond
gaat Van Maurik van zijn kantoor naar huis
en wordt hij door een man uit het volk staan-
de gehouden
„Een woordje, meneer van Maurik.”
Van Maurik aan een of ander sigarenmaker
van zijn fabriek denkende, antwoordt:
„Loop maar meê op, wat hadt-je?”
buiten geleerd lesje
een
zijn
„Kraaien.” Hij was door een aansprekersbond
afgevaardigd en, zooals hij onzen schrijver mee
deelde, aangewezen om den auteur die het gil-
meegedeeld dat de had bespottelijk durven maken een pak slaag
Daarbij is haast misschien nog schadelijk, maar ding van het herhaaldelijk voorkomende feit
zoeken en voorbijloopen en toch niet zien over- dat de gemeenterekeningen posten behelzen van
SXEEkl'K
WlRAVr
(am i m iwwissBiffl sbi.
Èi
KKSB?
E2
t,.
rsfus-
ïlsm»
bei-
ireke
a
nd
gerga
ouds-
ia w
tutter
meke