6ESEÉSTE ffl Iffl IHMNSSHHT SBH I 1 IJ No 103. VIJFTIGSTE J A R G A. N G. 1893. w o e A’s a a. 1, F W- le is k- EEN VR0UWEN-QUAEST1E. J Mis 25 I> IT. CJ 12 IM U E fig. j Wss is, en ik 1A. het blijft bij de leus ■oot met met 1 Alle brieven in te zenden. een van een ver te zijn van slaven len bo- uze le- die hen zoo ■ma en de tze te dv ni etje zv te Itje nus van 1OS- len ,00, - a i— is */l6 Voorwaar, voorwaar, zegge ik melsch-harmonische vrouw/ K gaal“ moet wel de lust vergaan in dit zoete I koor der filomeelen mee te kweelen I de zeden niet aangetasthet heeft aan de emancipatie der vrouw niet gedacht geen meerdere argu menten zouden noodig zijn om j schaamte en i ook zal Europa, deelende in haar mogen aannemen van het vroe- ik een beschouwing over van mej. Cornelie Huygens, waarin de 1 worut aangeraden, zich zelf tc kennen en den rang van gelijkheid naast den man i waardig te maken dan tot heden ’t geval in plaats van ze, i haar bekrompenheid af te leggen. De antwoorden op deze wel wat pessimistische Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.— franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco 1 zich dat de voorzienigheid haar onherroepelijk meer J -” was te strijden tegen den man moest volgens mej. H. liever zich beijveren om Welke beschaving wij hun brachten Ja, wij verstrekken hun de middelen en geven hun aan leiding te zinnen op onderlinge vernietiging wij geven hun van wat bij ens verbeteringen genoemd worden, juist genoeg, om des te kracht dadiger Afrika’s terugkeer tot een uitgeplun derde wildernis te bevorderen. Er was een tijd, welke wel eens in het geheugen onzer landgenooten mag worden I teruggeroepen. De omstandigheden bieden ons de bewijsstukken aan, dat Afrika gebukt gaat beschouwing, die het vermoeden wekt, dat mej. H.behalve de lessen der praktijk, nog die Zarathustra I hij naar de Schopenhauer, de groote, geniale Schopen- J: vrouw ecn kinderachtig we- man 1 oog DVERTENT1EN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents- voor eiken regel meer 7% Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij oen uitgever. J hiermee voort, ten spijt van al o en onloochenbare aanspraken op beschaving. Eens waren 1 even obscuur, even wild perkt in onze kige bewoners in verloop van een reeks i onder een regeerstelsel, dat, De slavernij der vrouw is reeds tal van ma len in proza en poezie aan de wereld verkon- dictionaire van 1858, dat de r— tiiet bestemd of georganiseerd is om aan bet de sanctie der wetten van die natie, welke zich 6 aats even een direct deel te nemen. Ook het zelf de meest vrije en de gelukkigste van alle christendom, zegt B., heeft deze grondstelling i noemt Men zegt, dat zij (de Afrikaan- j sche negervolken) de beginselen van het recht vau ons leerden; welke beginselen dat zijn? ---o -v- een politieke gelijkmaking der geslachten te verwerpen als Mo dunkt, is het wenschelijk verder te praten over de Als we dat van de v- laat het zijn in minder schrille termen, Pitt zei van de slaven gens toch naar ons recht, n’en déplaise dr. Emile hoogachting voor i gens niet te hoog achten r- Huygens hartelijk gelukwenschen. Het komt ons voor dat de toestand van on mondigheid, waarin de vrouw verkeert, niet zal veranderen, tenzij na onafzienbare lengte van tijd, wanneer het blijft bij de leus van mej. Huygens Vrouwen, herzie u zelf! Diezelfde leus te vernemen uit den mond van een liberaal als Goeman Borgesius, en dan aan ’t adres van het gansche volk, komt me begrijpelijker voor, dan wanneer ze vloeit uit de pen eener socialistische vrouw, die toch de gebrekkige ontwikkeling, evenzeer als mr. Pitt en meer konsekwent nog dan hij, toeschrijft aan de natuurlijke belemmeringen. BEKEND M AKIN G. Inschrijving voor de Nationale Militie, Lichting 1897. M. c. behalve de lessen der praktijk, nog die van Schopenhauer c. s. heeft ter harte genomen, zijn reeds gedeeltelijk boven aangebaald. Dat vau dr. Denekamp is misschien minder repliek dan een hartelijke ontboezeming ’s mans maatschappelijke ideeën. Maar antwoord meer „op den man" af is van mevr. Versluijs—Poelman, die den strijd tegen den man proclameert als den eenigen weg tot de vrouwelijke opheffing uit haar staat van sla vernij. Bij het lezen van dit antwoord kwam me de pleitrede voor den geest, welke mr. Pitt eens hield voor de afschaffing der slavernij in het Engelsch Lagerhuis. Zijne van geest tinte lende rede sluit m. i. zoo volkomen aan bij de door mevr. Versluijs ontwikkelde meening, dat ik den lust niet kan bedwingen er een deel van over te nemen. Waarom, zegt P.moet de slavenhandel worden afgeschaft? Omdat het een onherstel bare onrechtvaardigheid is. Hoeveel te sterker is dan niet het argument voor onmiddellijke dan voor trapsgewijze afschaffing? En, mijn geachte vrienden, die zijn bestaan slechts een uur willen verlengen, verzwakken zij niet hun eigen argument van onrechtvaardigheid, neen verwerpen ze niet zelf hun eigen argument Hoe kan men dulden, dat onrecht ook maar één enkel uur voort blijft duren Van alle kwaad, dat ooit bestaan mag hebben, kan ik me er geen zoo ernstig denken als het kwaad dat begaan wordt door jaarlijks 70 tot 80 dui zend aan hun geboortegrond te ontrukken door een combinatie van de meest beschaafde volke- van den digd met de krant mag ik dus zeker welzeg gen, dat de treurige positie der vrouw van 1 „algemeene genoegzame bekendheid" is, en ik behoef dus niet met den heer Mol in ’t Soc. dan ergerlijke n de „he- onder een natuurlijke onmacht om zich te be- zouden „de wijfjes-nachte- j schaven, dat het enthousiasme on fanatisme is te denken, dat het kan blijven genieten van i» Soc. WM. i «5**. de jrouwen-nuaestie j werelddeel bestemd zou. hebben tot een voort- vrouw durend blijven in den staat van barbaarschheid; in Zich (lilt flfi VnnF'ziAn ivrhnirl I --- - oordeelde de kweel-ptats te zjjn l“"M “e" voor ons, vrije en beschaafde Europeanen. Waarom zal men, van dit beginsel uitgaande, i niet hetzelfde gere, onbeschaafde Brittannië? Waarom zou een Romeinsch Senator, spre kende over de beginselen van een geacht afge vaardigde, en wijzende op de Britsche Barba ren, niet met hetzelfde recht en met dezelfde vermetelheid hebben voorspeld, dat er een volk is, hetwelk nimmer tot de beschaafde volkeren zal bebooren een volk, dat nimmer vrij zal zijn een volk welks verstand niet toereikend is voor de beoefening der nuttige kunsten; door de hand der natuur onderdrukt beneden het niveau der menschelijke rassen, en geschapen, om de overige wereld van slaven te voorzien’ Mag dit niet gezegd worden, in overeenstem ming met de hier uitgesproken beginselen, met hetzelfde recht van Brittanië zelve, in die pe riode der geschiedenis als het heden door ons wordt gezegd van de inwoners van Afrika? Mij zijn sinds lang ontworsteld aan den staat van barbaarschheid wij hebben bijna verge ten, dat wij eens barbaren waren wij zijn nu verheven tot een toestand, welke een tref fend contrast vormt met iedere omstandigheid, volgens welke een Romein ons, als wij thans Afrika, zou hebben gekarakteriseerd. Slechts een zaak ontbreekt nog aan ons contrast en. aan de bewering, dat wij geen barbaren meer zijn; tot op dezen stond gaan we voort een bar- baarschen handel te drijven in slaven we gaan l ónze groote valsoh en in den diepsten grond strijdig de natuur en bestemming der vrouw. De vrouw, zegt dr. Emile Denekamp in ’t K)c. Weekbl., bezit geen originaliteit, is niet begaafd met geest van onderzoek en uitvinding en eer zullen de leeuwinnen manen en de Pauwinnen veelkleurige waaierstaarten dra len, dan de vrouw scheppende eigenschappen fioezitten zal. ^hauer, noemt de vrouw een kinderachtig zen, een middelding tussciien kind en ir haar verstand is beperkt ze heeft slechts voor kleine dingenhaar wapen is niet de kracht maar de listbet veinzen is haar aan geboren en bij al die valschheid, die trouwe loosheid, dien ondank en dat verraad staat de vrouw, volgens dezen pessimist, bij den man ten achter in gerechtigheid en nauwgezetheid haar grondfout is de ongerechtigheid de na- duur zette vijandschap tusschen man en vrouw, ahlus 8., want alle vrouwen zijn voorbestemd den man te verstrikken, die dom genoeg is zich te laten verleiden, de zorgen voor haar leven op zich te nemen de kunst der vrouw bepaalt zich tot naaperij in den dienst barer behaagzucht. Heinrich Heine, die, hoewel men hem liefst doodzwijgt, toch veel wordt gelezen, zegt aan «en vriend, dat vrouwen hem niet interessee- ven; aan zijn vrouw Mathilde geeft hij bijzijn vertrek voor een lange reis de vermaning, om toch vooral braaf te zijn tijdens" zijn afwezig heid. Om Gods wil, zegt H., doe niets waar over ik me bij terugkeer boos zou kunnen ma ken houd u zoo stil mogelijk in uw nestje werk, studeer, verveel u op rechtschapen ma nier, spin wol gelijk de „nette" Lucretia, die ge in Odeon hebt gezien. Lu Bluntschli zegt in zijn Duitsche Staats- i ren, zij die het meest verlichte deel jeüonaire van^l858, dat de vrouw van nature j aardbol bewonen, en meer in ’t bizonder onder -J om aan het de sanctie der wetten nemen. Ook het Weekbl. te wijzen op de meer dan ergerlijke wijze, waarop de vrouw door de wetten des lands is verongelijktdat alles is overbekend en dus vervelend om het te herhalen, laat sMan het nog eens te moeten lezen of aan te hooren. Friedrich Nietzsche ontzegt der vrouw eeni gen aanleg tot originaliteitaau wordt de raad gegeven, wanneer v vrouwen gaat, vooral de zweep niet te vergeten, j op dit oogenblik in rede, kennis en be schaving weinig hooger staan dan de ruwe be woners van de Kust van Guinea. Luisteren wij naar de stem der rede en van de plicht en volgen we thans dé gedragslijn, welke zij ons voorschrijven, voorzeker zouden sommigen onzer nog bij hun leven de keerzij- -- i ze nu met spijt den rug toekeeren dan' vooruitgang en voorspoed, ruimschoots belooning vinden voor haar lang uitgestelde goedheid (als het goedheid mag heeten), hierin bestaande dat ze niet verder dit vastland wilde belemmeren in zijn ontworsteling aan de macht der duister nis, welke in andere meer gelukkige streken zooveel spoediger is gebroken. na deze hartige kost van mr. P. eens te overwegen, alvorens vrouwen-quaestie. eens tot de conclusie kwamen b. v. -o vrouwen gezegd mag worden, - wat dan zou mej. Huy- oordeel eenzijdig hebben gé- -Denekamp’s mej. Huygens, die we overi- _.i en waarmee we mej. wij onder de volkeren der aarde en zedeloos, even be- geestvermogens als deze ongeluk- van Afrika het heden zijn. Maar -i van jaren leven wij j naar de gelukkige ervaring ons leert, het beste en wijste is het welk ooit werd gevondenVan al deze regeeringen zouden wij voor altijd zijn buiten gesloten, indien er waarheid was in de begin selen, welke sommigen onder ons niet geschroomd hebben toepasselijk te verklaren op het geval van Afrika. Wij zouden, ware het beginsel juist, tot heden gebleven zijn in den ellendigen staat van onwetendheid, dierlijkheid en laag heid,- waarin naar luid der historie onze voor ouders verkeerden. Hadden andere volken op Groot Britannië de redeneering willen toepas sen, die eenige der senatoren van dit eiland nu toepasselijk vinden op Afrika, dan zouden eeuwen zijn voorbijgegaan, zonder dat wij uit 1 de barbaarschheid waren verlost; en wij, die de zegeningen der Britsche beschaving, van de I vrijheid en de Britsche wetten ervaren v junuur, uiu ier zuKe vu •vu ui varen, wy oom, in de gemeente Bi ft IHRtVT 3 Sf BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneei- Gelet op art 19 der Wet op de Nationale van Justus 1861 (Staatsblad *.io 72) zooals die is gewijzigd b’i ri« wet van 4 April 1892 (Staatsblad no. 50) - B biJ da Brengen ter kennis der ingezetenen, dat bij hoofd ituk III dier wet, handelende over de inschrijving voor domiliü2 onder anderen voorkomt het navolgende ‘uuitie, Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven alle mannelijke ingezetenen, die op den laten Januari van het iaa? hun 19de jaar waren ingetreden. c Jaar Voor ingezeten wordt gehouden: ■-1- wielis ÏAder' oft 13 deze «verleden, wiens moeder, of zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 44) B 1 2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende da laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde' hield'!’ voora|Saau(ie> achttien maanden in Nederland verbidt 3. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was al houdt V°°gd geé“ Ulgei!eten’ mits hij binnen hef rijk verblijf Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling behoo. rende tot oenen Staat, waar de Nederlander niet aan'den veL plichten krijgsdienst js onderworpen of waar ten aanzien der dienstplichtigheid Deslnsel vaa wederkeerigheid is aange- Art. 16. De inschrijving geschiedt: 1. van een ongehuwde in do gemeente, waar de vader nf is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden de voogd woont, uo 2. van een gehuwde en van eeh weduwnaar in de gemeente waar hij woont; bvmwura 3. van hem, die geen vader, moeder ot voogd heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten >s lands geve», tigd is, in de gemeente waar hij woont; g 4. van den buiten’s lands wonenden zoon van een Neder, lander, die ter zake van ’s lands dienst in een vreemd land Waar zijn vader of voogd het laatst in 8 '16 iimis- ij omnfflrau nu »t ■w

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1895 | | pagina 1