■ffi- n INMfflM» NR W
g
fflKffl Bffiï IWfflSSBiMtt
8
I
BerBGn en dalen ontmoeten altaar, j
No. 17.
E N-E N-V UF T I (1 8T E J
1896.
;-W
REDDINGSBAKEN
2G E B R U A R I.
ton
die
n.
1°.
2°.
3°.
4°.
5°.
8°.
9U.
waarheid is,
j so
10°.
11°.
12°.
feit, dat zij zelf zoo’n béhagelijke positie heb-
’w
I
w*
Alle brieven
in te zenden.
a
1.
de
bet
uit
een
1-
het
-;v
V;
we niet goedkeuren, even-
-
81“ Bpend dienaar willen zijn van de natuur. Daar
Deze CO UBANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.— franco per post ƒ1.25.
en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
loon moet rondkomen, wanneer hij de talrijk-
^“■d van zijn gezin wil voorkomen; ook begrijp
godheid, d. i ze werken negatief, ze verwijde- ding zijner kinderen in krachten te kort schiet
ren er uit, al wat met menschelijk of wensche- wanneer hun aantal groot is, wanneer hijNieuw-
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek brengen ter openbare kennis
dat er
aanwezig zijn
in de Stoomhoutzagerij van Ter Horst,
bij J. T. Bloksma, Pompmaker, buiten
bij de Wed. Folkert Prins, aan de
J. Tjaarda, buiten
het Spoorwegstation
brug;
bij G. S. Hofstra, Steenhouwer, aan de
Leeuwarder trekvaart
bij de Wed. In. Asselman, Scheepstim-
merwerf bij de Oppenhuizerbrug
bij de Kalkovens van Feenstra, aan den
Oppenhuizerweg
bij den Congierge der Hoogere Burger
school
bij den Congierge der School voor kos
teloos onderwijs
in den Molen van Veen, aan de Frane-
kervaart.
Tevens wordt in herinnering gebracht, dat
volgens art. 450 van het Wetboek van Straf
recht, ieder die getuige zijnde van het oogen-
blikkelijk levensgevaar waarin een ander ver
keert, nalaat dezen die hulp te verleenen, die
hij hem, zonder gevaar voor zich zelven,’ ver
leenen kan, indien de dood van den hulpbe
hoevende er op volgt, gestraft wordt met heeh-
ADVEB1ENT1ÊN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents»
voor eiken regel meer Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever. J
aan de Geeuw;
’t Hoogënd
Ij w
Prinsengracht
in de Smederij van Z~j
de voormalige Noorderpoort;
aan het Spoorwegstation
6°‘ Meiners, uablJ de Oosterpoorts-
7°.
spoelen. Zegt een i
jegens ’t vaderland is, dan ben ik ’t al
met dien man
zichtskring weer te beperkt,
instemmen dus,
broken, wanneer
Voor God en Vaderland
Ik er door heen laat neuriën
Voor natuur en maatschappij
En hiermee, edel mogende, vaak verwenschte
senatoren, mijn eeresaluut op rijm
Ruhig, leise, stille, sacht
Thcure Sanger, gute Nacht!
Het tijdperk van stille politieke overdenking
schijnt eerstdaags ten einde te loopen. Wanneer
de voorteekenen niet bedriegen, zal de L
losbreken bij de openbare behandeling van het
kieswetontwerp; want, laten we ’t maar eerlijk
erkennende stilte, waarin we leven, is geen
rustig slapen, maar
We hooren het snurken van den slapende niet,
maar verwonderen ons, dat bij zooveel rondom
ons dat leeft zoo weinig teeken van leven wordt
gegevent of alles den adem inhoudt, om bij
de eerste beweging gereed te staan en waarom j
zou men er ook doekskens om winden
Het ontwerp, een kiesrechtontwerp überhaupt,
is het stokpaardje, waarmee alle politieke par
tijen uitgaan om te p
mijn persoonlijke meening, dat die houterighe- j
den op ’t oogenblik worden gezadeld. Alle po
litiek, die thans naar
hors d’oeuvre, nu
iu hun jockey-kostuums te steken.
majesteit niet vervormd iu uiterlijke trekken
en innerlijke eigenschappen. heid
Ze doen, net als wij met de natuur, met hun ik den kleinen burgerman, die voor de opvoe»
werken negatief, ze verwijde- ding zijner kinderen in krachten te kort schiet
l.fl T41 fat", m r\ vir 1 a
storm x - uuu uauwi gruui is, wanneer nij aN leu w-
storm f lyk 18> en faun godsdienst komt met ae onze j Malthnsia om raad vraagt; en begrijpelijk is
i hierin overeen, dat hij God beschaafder maakt, j me ook de welwillende houdino- van den ka-
I zooals wij de natuur beschaven. pitalist jegens den bond, wannZer ik bedenk
va» an8st,.UiêTOto. i Se““'
min als levenskiemen te doodenhet een vult
't ander aan, en zij, die ’t een willen en ’t an
der niet, zijn in. i. dwazen, warhoofden of be-
i driegers, die reclame maken, b.v. op de manier
als ik dezer dagen las in een kwakzalvers-an-
nonce
schelijk is.
Roofdieren te dooden, parasieten af te snij
den, kapitalisten te onteigenen, a la bonne
heure, natuurlijk, zeer natuurlijk
De doodstraf' aan la béte humaine, natuurlijk,
zeer natuurlijk
Maar het rein natuurlijke wegspoelen, om de
overprikkelde zenuw der zelfzucht te kalmee-
ren, wie vindt zoo iets natuurlijk, verstandig,
menschelijk Ik vind het even dwaas als ader
lating van den koortslijder, en dat noemt men
immers een overwonnen standpunt?
Wanneer het individueele belang met het
maatschappelijke, sociale in strijd is, moet de
natuur niet verkracht, rnaar met de volheid
barer kracht moet ze ons toeroepen, dat het
opheffen der wanverhouding energiek moet wor
den aaugevat, en dat het een sociale misdaad,
een vergrijp tegen het algemeen welzijn is,
krachten te smoren, te verstikken of weg te
senator, dat het een vergrijp
_1 weer
eens alleen vind ik zijn ge-
en waar we samen
wordt de harmonie niet ver-
hij zingende
en
van de toekomst, maar wie ’t eene met ’t an-
ver- dere wil verbinden, moet een natuurlijk mensch
worden, en mag als zoodanig de natuur geen
loen
naar hoe het gegaan is met de Godheid van
vroegste tijden af tot op heden. Wat is die j
en gaarne zijn gemakkelijk leven aan hen zou
willen overdoen.
Dat alles is me begrijpelijk in onze indivi
dualistische maatschappij. En zelfs is er iets
humaans in deze zondige daad, wanneer men
uit leedgevoel over den feilen strijd om ’t be
staan de aanstaande medestrijders dooden wil
vóór de ontkieming begonnen is. Ik zou voor
niets ter wereld durven aanraden, dit ontkiem
de gevoel van leed te verstikken en weg te
spoelen.
Maar liever zag ik ’t krachtig zich ontwik
kelen, en daarvoor is de Bond van Nieuw-Mal-
thusia helaas geen waarborg integendeel
Aan de voeten van Nieuw-Malthusia weenen
ze hun bittere tranen uit, om daarna weer ver
licht in de „maatschappijterug te komen.
Malthusia is voor hen een troost, een verlich
ting, een steun en toeverlaat geworden, in wier
bijzij1! ze hun eigen natuur evenzeer geweld
aandoen door het leedgevoel in hun hart in de
kiem te smoren het gevoel, dat zeer natuur
lijk ontsproten is, en bij volle ontwikkeling,
wonderen zou verrichten.
Hun verstand zegt hun, dat de strijd om ’t
bestaan, wanneer men de natuur ongestoord liet
werken, moet uitloopen op een besliste afkeu
ring van dien strijd, en van het maatschappe
lijk stelsel, waarvan hij uitvloeisel is.
Waarom kunnen zoo verstandige menschen
aldus besluiten de natuur tegen te werken,
hun verstand het zwijgen op te leggen en hun
hart te maken tot rotsachtigen steeugrond?
De vierde stand, voila l’ennemi
Individueel spreekt elk Nieuw-Malthusiaan
aldusIk ben verplicht mijn krachten voor den
bestaansstrijd te concentreeren en neem dus
niet te veel hooi op de vork.
Maar de politieke mannen van N. Malthusia,
die den vooruitgang ter wille den bestaansstrijd
willen behouden, vergeten hoeveel kiemen door
hun toedoen verwoest worden, welke, tot leven
geroepen, voor dien vooruitgang bevorderlijk
hadden kunnen zijn. Het vergeten van deze
evenals het voorbijzien hoeveel
eminente talenten in de verwaarloozing van
den vierden stand te gronde gaan, een gevolg
van de verblinding door den hartstocht van ’t
egoïsme.
’t Is conservatisme, dat niet conserveert dan
zich zelf; en nu vind ik ’t wel aannemelijk,
De Doodstraf
wie niet de hoesttabletten gebruikt van
i Co.
Maar er is voor de inkonsekwentie ook een
argument te vinden in den ingewikkolden toe
stand van do quaestie. Wie zou ’t dan over
zijn hart kunnen krijgen, onze hooge senatoren
voor bedriegende kwakzalvers te houden? Ook
waren hun konfraters van die meening, geloof
ik, toen ze allen eerbiedig zwegen tegenover
hun argumenten. Zelden heb ik onze Eerste
Kamer met meer instemming aangehoord, dan
bij dit welsprekend zwijgen. Levenskiemen
dooden is een misdaad, wanneer het kiemen
zijn van menschelijk leven, en ik geloof, dat
de radicale natuur-filosofen dit niet tegenspre
ken, hun lidmaatschap van Nieuw-Malthusia is
gegrond op het noodzakelijkheids-argumentze
noemen de vereeniging een noodzakelijk kwaad
en poseeren dus als leden, van de unie:
„Noodzakelijk kwaad.“
Daartegenover zijn ze geen voorstanders van
de doodstraf, als zijnde nergens goed voor, maar
voor veel dingen en daaronder allereerst de
beschaving kwaad.
Dezelfde inkonsekwentie dus als bij de heeren
uit deu Senaat.
„De nuttigheid wil het niet!”
Waarom dan niet bij dezen regel zich be
paald
Omdat men meent dat het „noodzakelijk
kwaad* slechts tijdelijk van kracht zal moeten
zijn. A propos! Wie is daar zeker van? De
oprichters van den bond dachten er anders
over. „Er komen te veel menschen naar ver
houding van de bestaansmiddelen/ zeggen zij.
Zooals de wereld er thans uitziet, moest ze
er zoo blijven uitzien, dan men zou ze gelijk moe
ten geven. Welnu! dat willen de radicalen
immers? Want hun vervorming heeft slechts
ten doel, het oud gebouwtje hier en daar, op
de gevaarlijkste punten, te stutten of te schra
gen.
Van hun standpunt der natuurfilosofie vind
ik dan niet dan inkonsekwentie, die in zulke dat een mensch met zijn korten levensduur niet
eminente hoofden alleen te verklaren is uit het zichzelf vergeet ter wille van den vooruitgang
met hun Godheid precies eender! Zie ben, die ze om geen prijs zouden willen
laten.
Ik begrijp den arbeider, die met een schraal geweld aandoen, dan voor zoo ver ze niet men
voor i.._.
propageeren; en nu is het de firma Kappellïlan
den op ’t oogenblik worden gezadeld.
buiten uitgaat, is dan ook
de ruiters bezig zijn zich
--- Daar is de
quaestie van het Nieuw Malthusianisme en van
de wederinvoering der doodstraf. Van wie ko
men deze nachtelijke geruchten? Niet van de
politieke koetsiers, maar van kruideniers, die
reclame voor den kruidenierswinkel maken wil
len, of voor de kruidenierlijke politiek.
’t Is daarom vergeeflijk burengerucht, en wie
een groote familie heeft, al wordt ze door God
ook gezegend, ondervindt toch bij menigen nacht,
dat het moeilijk gaat de lieve kleinen allemaal
in de zoete rust te houden. En hier moet me
de bekentenis van ’t hart, dat ik zeer ingeno-
men ben met rust, en dus voor mezelf het
Nieuw-Malthusiaansohe gebruik alles behalve
verwerpelijk vind, al moet ik de senatoren ge
lijk geven, wanneer ze beweren dat ’t onna
tuurlijk is, zoo’n gebruik. En wanneer ze
daarover den toorn des Allerhoogsten inroepen,
«tem ik daarmee in; wel te vorstaan in dien
zin, aat bij mij de natuur deze Allerhoogste
Hajesteit is. Nu, dat verschil is op zich zelf
niet zoo groot, ’t Zijn begrippen zonder meer,
en wie zal daarover twisten wanneer men’tin
de hoofdzaak eens is, namelijk het natuurschen-
nis vinden in stelsels als van Nieuw-Malthusia
alleen maar maken we, door ons toegeeflijk
te betoonen in 't beginsel, jegens de edelmo-
gende oppertoezieners aanspraak op hullie wel-
'willendheid, wanneer we de doodstraf even on
natuurlijk vinden, als het voorkomen van ge
boorten. Als God het wil dan staat het hem
vnj te roepen
God wil het
Wij roepen dan even hoorbaar luid
De natuur wil het!
En nu zal men ons aanvallen op eigen ter-
fein met de opmerking, dat wij, afkeurende het i
natuurkinderlijke onder de menschen, niet krui-
8 iets van aan, we geven dit doemaar zullie
i
6
13*
air
lts
ser,
7ó
7 42
8-
8 85
9 14
9 2»
9 48
9 5»
08
015
■D
i
5W
7-
77
7 20
3-
3 85
3 45
ij i -viic VUUL Uf UpYOC-
L’