i
i
w
1
i
I
6
I
I
I
g
i
i
WfflS- B .IBfflWlHLII) MilN IHfflTE B IB 1IIIIMD1SSHHT Sffiffi.
di
No. 22.
E E N-E N-V IJFTIG8TE J
1896.
HET GEZAG DER RELIGJE.
er-
Winkler Prins, Eneyclop.)
A
£f
d
la-
>n,
40
it
0;
It
FT
F42
i -
>35
111
12®
theologisch, politiek en maatschappelijk terrein.
Op het oogenblik dat God, het volkomene,
hoogste wezen geplaatst wordt tegenover de
menschheid, zijn de goddelijke middelaars, de
door hem gekozenen en geinspirëerden, op aar
de noodig geweest om het menschengeslacht
i naam te verlichten, te leiden en te re-
welke het dooden van een mensch, zij ’t uit
naam der gerechtigheid, volstrekt ongeoorloofd
is. Een straf toch, die den dader onherroepe
lijk de mogelijkheid beneemt in de maatschappij
terug te keeren en die hem plotseling steljt
tegenover het allen onbekende, verwaarloost bij
de beoordeeling van de daden der menschen
de medeverantwoimielijkheid van tal van fac
toren, buiten den mensch zelven liggende, die
zijn, daad helpen bepalen: atavisme, omge
ving, opvoeding, sociale invloeden, ja geheel de
maatschappelijke inrichting, die noodwendig ook
den misdadiger voortbrengt en rekent noch
met do mogelijkheid van bekeering, die in ei
ken misdadiger in kiem aanwezig is, noch met
den plicht der maatschappij om de bekeering te
beproeven.
»V^ ij laten dit echter rusten, aldus vervolgt
het blad, om ons tot de practische quaestie te
bepalen. En dan zijn nog nimmer weerlegd de
bekende bezwaren tegen de doodstraf, datzij is
ondeelbaar, onherstelbaar en onherroepelijk; dat
zij de kans op verbetering van den schuldige
afsnijdt, dat zij op de omgeving demoraliseerend
werkt, omdat zij een beroep doet, niet op de
edeler gevoelens van barmhartigheid en mede-
doogen, maar op de wraakzucht en den bloed
dorst en de neiging naar het „griezelige* en
afgrijselijke. Het eenige, waarop men zich te
genover die bezwaren beroepen kan, is haar af
schrikkende kracht en dat is dan ook welbe
schouwd het eenige argument, dat ooit voor
herstel wordt aangevoerd. Maar dan wordt
steeds vergeten, dat die afschrikkende kracht
der doodstraf is niet een welbewezen feit, maar
een aprioristisch beweren. Onbewezen is, dat
ergens ter wereld na afschaffing der doodstraf
de zware misdrijven in het algemeen blijvend
zijn toegenomen, of dat, waar zij tijdelijk mogen
zijn toegenomen, dit op góede gronden aan het
ontbreken der doodstraf kan zijn toe te schrij
ven. Om in dit opzicht betrouwbare gevolg
trekkingen te maken, is een om vang van goed
bewerkt statistisch materiaalnoodig, dat te
eënenmale ontbreekt. Zelfs aprioristisch achten
wij het niet waarschijnlijk, dat de doodstraf
grooter afschrikkende kracht heeft dan b.v. le
venslange of 25-jarige tuchthuisstraf, maar indien
het zoo is, dan rijst nog eerst de vraag of het
niet beter is de bestaande straffen voor uiterste
gevallen afschrikwekkender te maken, dan de
doodstraf te herstellen, die om overvloed van
redenen zoo verwerpelijk is.
Alleen in het oorlogsrecht mag naar ons oor
deel de doodstraf een plaats hebben, omdat
waar het bestaan van den Staat zelf gevaar
loopt, rechten en belangen van het individu
geheel op den achtergrond wijken.
Ook hier zouden wij haar slechts in uiterste
gevallen willen toepassen, maar hoe dit zij, in
gansch exceptioneele toestanden, als het gemeene
recht moet zwichten voor den eisch van zelf
behoud, is ook een exceptioneele straf gerecht
vaardigd. De Staat, de doodstraf toepassèhde,
is dan als de man, die straffeloos is, omdat hij
uit noodweer een medemensch doodt.”
De Standaard is weinig ingenomen met den
pas opgerichten Christelijken Boerenbond. Zoo-
dra er splitsing komt onder vakgenooten heeft
men in den regel een Protestantsche, een Room-
sche|en een liberale vereeniging. Men heeft Pa
trimonium, den R.-K. Volksbond en het Alg.
Ned. Werklieden-Verbond. En voorts scholen
met den Bijbel, Roomsche scholen en neutrale
scholen.
De nu op te richten Christelijke Boerenbond
komt van reomsch-kathoiieke zijde, van een
zijde, waar men er tot dusver steeds prijs op
ren ongeschiktheid, om uit zich zelf, zonder god-
II.
Bakocnine in zijn „God en den Staat" zegt
„Het Godsbegrip is de besliste ontkenning
dor wtyuviu vu loopt omeuoaar i
uit op verslaving der menschheid, zoowel theo- I
Wanneer er een God is
dan is de mensch slaaf, maar
Zoo blijft dan het volk onmondig, onzelfstan
dig en slaafsch onderworpen. De innige samen
hang tusschen de transcendente (wat achter
den oorsprong onzer ervaring gelegen niet zin
nalijk waarneembaar is) heerschappij en onder
worpenheid van den mensch en zijn ongeluk,
merkte Bentham reeds op, die in een na
gelaten geschrift deze gedachte aldus uitwerkt:
„Zoolang we van God niet meer weten dan
dat hij bovenmenschelijke macht bezit, zoolang
moet de poging om hem te behagen voor het
geluk der menschen in dit leven zeer gevaarlijk
zijn. Want het wezen der macht is: gehoor
zaamheid af te dwingen, en gehoorzaamheid be-
teekent berooving en lijden van de zwakkeren.
Daar nu de Godheid macht moet hebben over
de geheele menschheid, zoo moet deze in haar
geheel aan' de meerderheid dier Godheid een
deel van haar geluk ten offer brengen."
Dit is dan ook geschied en wel in zoo rijke
lijke maat, dat het moeilijk valt de menigte
en de beteekenis der offers te overzien.
Allereerst dient gelet op die massa van stof
felijke goederen welke door degeloovigen wordt
geofferd om de góden genadig te stemmen en
om het tempelpersoneel, dat altijd zeer talrijk
geweest is en altijd een gezonde maag heeft
gehad, te onderhouden en tevreden te stemmen.
Ook hebben deze offers afbreuk gedaan aan
de geestelijke ontwikkeling. Veel kracht en
arbeid werden hier verspild aan de oplossing
der meest spitsvondige vraagstukken op theolo
gie betrekking hebbende zoo b.v. of Christus
homoonsios gelijk aan (God) of homoion-
sios bijna gelijk aan (God) is, en of de hostie
ook in de maag van een kerkmuis wordt om
gezet in het lichaam des Heeren.
Een belangrijke schadepost voor de mensch
heid was ’t gevolg van het dualistisch, spiritua
listisch karakter van ’t christendem.
De aarde werd als zetel van zonde en lijden,
als een onverbeterlijk tranendal en een niets
waardig station op de reis naar ’t ware vader
land, den hemel, beschouwd zoo deed het
„hiernamaals" aan ’t heden scherpe concurrentie
aan onder den uitlokkenden hemel verkom
merde de aarde de geloovigen lieten menige
vangen.
Het lichaam met zijn behoeften en genietingen
werd stelselmatig veracht, gekastijd, gedood.
Tertulianus vraagt
iVvenggenw«d,1)a'‘rf‘au heeft M “eroDK‘:“ee“«’vóïhardtag daartegenover te stellen, dat ween andere ffier
„Welk genot is grooter dan de af keer van
alle genietingen
Een door de kerk heilig gesproken belijder
meent „dat de liefde voor den verlosser iedere
begeerte of lust verteren moet. Wie een goed
navolger van Jezus wil zijn, moet vader en
moeder, vrouw en kind, broeder en zuster, ja
ook zijn eigen leven haten."
B E KEN D M A KING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, brengen ter openbare kennis
de volgende
K E N N I S G E V I N G.
De COMMISSARIS der KONINGIN in de
provincie Friesland,
Gelet op het besluit van Gedeputeerde Sta
ten dier provincie, van den 4 Maart 1896 no.
65, le afdeeling J, en op art. 11 der wet’van
den 13 Juni 1857 {Staatsblad no. 87);
Brengt ter kennis van de belanghebbenden
1°. dat de jachtbedrijven, als het vangen
van waterwild met slagnetten, omschreven on
der letter en het vangen van eendvogels door
middel van eendenkooien of daarmede gelijk
staande toestellen, genoemd onder letter h van
art. 15 der voormelde wet, worden gesloten op
Zaterdag 21 Maart 1896 met zonsondergang
2°. dat het weispel van kwartelen met steek
garen of vliegnet, genoemd onder letter e van
art. 15 dier wet, zal vrijstaan van 16 April
tot en met 20 Juni 1896;
3°, dat de kooieenden voor het jaar 189 6
moeten worden opgesloten of gehokt van 1 April
tot 1 Mei en van 13 Juli tot 13 Augustus.
En zal deze op de gebruikelijke wijze wor
den afgekondigd en aangeplakt.’
Leeuwarden, den 12 Maart 1896.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
(get.) Van HARINXMA thoe SLOOTEN.
Sneek, den 13 Maart 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNÉWITZ, Secretaris.
UIT DE P E R 8.
In den laatsten tijd is, zooals onze lezers we
ten, een beweging ontstaan voor het wederin
voeren der doodstraf. Sommigen willen een
volksuiting bewerken en professor Eabius (van
de Vrije Universiteit) gaat het land door, voor
dat denkbeeld pleitende. Aan bestrijding ont
breekt het intusschen niet. Ook de Standaard
achtte het oogenblik en het motief slecht ge
kozen.
Wij vinden in het Vad. thans eenige opmer
kingen waarin dit punt wordt besproken en la
ten die hier volgen
„Voorloopig heeft dit optreden van voorstan
ders der doodstraf het goede gevolg gehad, dat
de meest tot oordeelen bevoegden hun stem
daartegen hebben verheven en hebben aange-
toond, hoe vooralsnog alle grond ontbieekt om
van het vonnis, over deze straf uitgesproken
terug te komen. Er zijn inderdaad wel voor’
de hand liggende redeneeringen ten gunste van
de doodstraf aan te voeren, die vat hebben op
de massa, maar hoe spoedig verliezen die haar
gewicht, als men ze van naderbij bekijkt.
Wij rekenen daaronder niet de oud-testamen-
tische leer, die volgens haar aanhangers in be
ginsel het herstel dezer straf zou eischen. Dit
is het standpunt des geloofs, waartegenover i
i met
ADI EBIEB TIÉN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
voor eiken regel meer 7'^ Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever. J
Deze CO L EANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
°P te heffen, worden aanvaard en als juist
kendvan datzelfde oogenblik af is men ge- I
konden ook de conclusion te aanvaarden welke
de geloofsreligie daaruit getrokken heeft op
1/
Verworpenheid van den mensch en diens aangebo-
ren ongeschiktheid, om uit zich zelf, zonder god-
Velijke inspiratie, tot juiste en ware idieeën zich Loiideu gevestigd, had hy wel'dva een drukkê*praküjï*
kreeg daurby een zoo treu™’""1 ’t
is, die steeds meer aanhangers telt, volgens
den Staat" zegt
menschelijko vrijheid en loopt onfeilbaar in zijn
geeren.
retisch ais praktisch. x«7- S' 2
dan is de mensch slaaf, maar wanneer de j
mensch vrij kan en wil zijn dan bestaat God
niet een heer, wat hij ook doen mag,
hoe liberaal hij zich ook zou willen betoenen,
blijft altijd een heer en zijn bestaan sluit nood-
aakelijk het knechtschap in van alles wat zich
onder hem bevindt."
En Eugen Dühring, zijdelings een minachten
den blik werpend op ’t semietendom als den
verbreider van ’t begrip der heerschende God
heid, zegt
„De mensch van beter ras stelt zich vier
kant tegenover de natuur. Voor haar werpt
bij zich niet in ’t stof. De geheele natuur noch
een barer afzonderlijke uitingen zijn hem iets
waarvoor hij heeft te bukken. Voor zoover zijn
kracht toereikt om haar te beheerschen. oefent
hij deze uit zonder vrees. Evenmin schuwt
hij in zijn gedachten het geheel en deszelfs
gronden. Veeleer gevoelt hij zich tegenover
den grond der dingen zelfstandig."
Hetgeen Dühring zegt, betreft den zelfstan
digen mensch met Bakoenine mogen we ’c
eens zijn dat de mensch met het aanvaarden
van t geloof aan een bovennatuurlijke macht
zijn zelfstandigheid heeft verloren.
Er zijn idealisten die dit weten en gevoelen
uit piëteit of uit afhankelijkheid van priester-
®chap en staat, kunnen zij den God niet missen; i
ze behouden daarom dit woord en geven er een
andere beteekenis aan voor hen is God niet i
een heerschzuchtige persoonlijkheid, maar het
begrip van ’t ware, schoone en goede daarte
gen kan geen bezwaar zijn, of ’t moest dit zijn
dat het zal meewerken tot bohoud van het
kwade, de religieuse autoriteit. Want ’t naïve,
eerlijke volk meent dat de God dezer idealisten
hun God is, d. w. z. de Heer en daarmee
wordt het slaafsche Godsbegrip versterkt. Men
wag vreezee dat het toekennen van goddelijk
heid aan al ’t geen waar, schoon en goed is,
zal leiden tot de gevolgtrekking, dat de mensch
heid niet in staat is uit zich zelf iets van dien
aard te verrichten, en dit is toch de overgang
tot de bewering, dat de menschheid aan zich
zelf overgelaten ellendig, laag, onrechtvaardig
en afschuwelijk iszoo waren we dan aange- spreeuw los om de duif op ’t dak te
land bij het wezen der geloofs-religie, namelijk
bij ,de verachting der menschheid* tot groote-
re eere Gods.
Van ’t oogenblik af nu dat de natuurlijke on- I
so
15
35
15
.W
1
'20
VI1
143
>8
>16
I
IK E R C O U R A A T.
I Beathum was een uitstekend Britsch rechtsgeleerde, vooral
i bekend pm zijn menschlievende pogingen om de wetgeving te
hervormen. Hij was de zoon van een beroemd Londenseh
I advocaat en toonde zeil zoo gunstigen aanleg, dat hij op 18-
I jarigen teeltijd naar Oxford op studie ging. Als advocaat te
- rw - IJ IX,
kreeg daarbij een zoo treurige ervaring van ’t gebrekkige der
rechtsbedoeling, dat hü zijn loopbaan vaarwel zei
I om zieh uitsluitend bezig te houden met de beantwoording der 1
I Vt^‘ »u„. U1C.
i Eugelsehe rechtsbedoeling, dat hjj zij“n loopbaanWaarwel'zei
"o; elch uitsluitend bezig te houden met de beantwoording der 1
„Hoe men aan het volk een doelmatige wetgeving zon kun- redoneering niet baat. Men kan volstaan