«WS- BIKfflBÏIHUD1'0011 DE trail I1 H HET IBRMDraW ML' No. 26. 1806, HET GEZAG DER RELIGIE. E E N-E N- r. r a rs as 31 A A K T. autoriteit, die gebo- Is •n so 3 S e e ’ikaansche ethicus Salter met deze »Ia naam der waarheid vraag ik Alle brieven in te zenden. 0 a a 5 -en 3. van 1 ter openbare kennis, dat op heden de personen die in deze gemeente bevoegd zijn mer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad, en dat de bedoelde lij sten zijn aangeplakt en van af den 28sten dezer j - ieder ter inzage zijn nedergelegd. Sneek den 27 Maart 1896. De Burgemeester voornoemd, ALMA. van vrijheid en De Standaard doet nog eens uitkomen op welke wijze in ons land de benoeming van Burgemeesters geschiedt en wel naar aanleiding van ’t feit, dat zelfs in Italië door de regeering wordt voorgesteld, om in grootere gemeenten bij de benoeming van de burgemeesters aan de gemeenten het recht van voordracht te herstel len. Na te hebben herinnerd dat in Oostenriik en in zoo menig ander land deze inrichting sinds lang bestaat, vervolgt het blad „En stuit het dan toch niet, dat, waar zelfs in zulke landen de burgerij mondig wordt ge acht, in de Nederlanden, die aan het vrije bur gerwezen het aanzien gaven, de bureelvoogdij uit de residentie nog steeds voortduurt Geen benoemingsrecht, zelfs niet in steden als Amsterdam en Rotterdam. Geen recht van voordracht, in wat vorm ook. Ja, zelfs als er uit de gemeente een machtige adresbeweging opkomt, om eerbied te verzoe ken, wat men zelf uit eigen bevoegdheid moest kunnen afdwingen, wordt er op de zoo sterk uit gesproken wensch der burgerij niet gelet. In plaats van echte „burgervaders4, vroede mannen door ervaring berijpt, en met iets van de koppen der staalmeesters, worden er naar schier alle dorpen jonge mannen van buitenaf gezonden, die op een postje wachten. Het is, of elk begrip van „selfgovernment” bij ons democratisch aangelegd volk moet wor den uitgeroeid, en een soort „gezonden commis sarissen van buitenaf’ want dat zijn thans feitelijk onze „burgemeesters” de burgerij overheeren moeten. Het &U7ver-begrip is uit het ambt van „bur gemeester4 uit. Alleen de meester is gebleven.* ADVEBTENTIÉN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents; voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den uitgever. UIT DEFERS. Gelijk de Staatscourant meldt is te Leiden tot hoog leeraar in de wijsbegeerte, logica, me tafysica en zielkunde aan de hoogeschool be noemd de heer G. J. P. J. Bolland, leeraar aan het gymnasium „Willem IIP te Batavia. De heer Bolland, op het oogenblik met ver lof hier te lande, was leeraar der Engelsche taal en letterkunde aan de atdeeling hoogere burgerschool van genoemd gymnasium, doch heeft wij volgen hier de lezing van het Hand. steeds met groote voorliefde de wijs begeerte beoefend. De vruchten van zijn arbeid publiceerde hij soms in brochures, soms in In dische dagbladen en in den laatsten tijd in ver schillende maandschriften, o. a. Dageraad, Nieu we Gids en Tweemaandelijksch Tijdschrift. Met groote voorliefde beweegt de heer Bolland zich op het terrein der theologische critiek en in zijn studiën over den Pentateuch en het Evangelie van Johannes heeft hij zich doen kennen als een tegenstander van den op open baring berustenden godsdienst. Behalve ge schriften van wijsgeerigen aard verscheen van den heer Bolland ook „Notes and gleanings, an explanatory list of names and titles realing to Englisch institutions.4 De Tijd maakt van deze benoeming melding onder het opschrift „Een schandaal.4 „Niet anders kunnen wij deze jongste hoog- leeraars-benoeming betitelen, roept het blad uit. Een schandaal Waarom Was het onderwijs van den heer Bolland dan onvoldoende Kende hij zijn Engelsch niet P Kon hij niet doceeren Wij moeten eerlijk bekennen dat wij daar van niets weten. Wat wij echter wel Weten is, dat de vakken van onderwijs, die thans den voormaligen leeraar j.e Leiden worden opgedragen, niet de minste Deze CO UB AN T verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco IV. „God4, denkt de vrome Hij zal ’t wel maken, en in dit onbepaald vertrouwen, deze gelatenheid, dit fatalisme, verwaarloost hij dik wijls eigen hulp en verzuimt zijn eigen krach ten in te spannen of zijn verstand te gebruiken bij het onderzoeken der dingen en hun be- eekenis. Karakteristiek te dien opzichte handelde de geestelijke, die een kerk liet bouwen maar van bliksemafleiders niet wilde weten, daar ze „rustte in Godes handi4 Korten tijd na de voltooiing moest hij ’t be ieren dat de bliksem ’t gebouw in brand zette. Ook pastoor Manders uit Ibsen’s spoken, boette voor zijn vertrouwen, toen het asyl afbrandde flat hij niet had willen verzekeren tegen brand gevaar om niet voor kleingeloovig te worden aangezien. I Luther zegt „Des christens handwerk is bidden.4 Tamelijk treffend antwoordt hierop de Ame- rikaansche ethicus Salter met deze opmerking I „In naam der waarheid vraag ik u moeten fae de kerken niet toeroepen op te houden net die ijdele en dwaze gebeden „Moeten we de kanselredenaars niet toeroe- eQ> of ze niet hun bede richten wilden, in laats van aan God, aan de mannen en vrou wen in t kerkgestoelte en hun te zeggen, dat •an hen de zorg is opgedragen voor het alge meen en de bescherming hunner gezinnen dat i hen de heilige taak is toevertrouwd uit te ■n en de zieken te genezen, de ongelukkigen ip te richten dat ’t hun werk is om in hun wetten en ambtsbetrekkingen de gerechtigheid iegeus de arme verstootelingen te herstellen ,0, dat een golf van oprechtheid door de kerk mocht gaan 2ooals we reeds hebben opgemerkt heeft het ïebed aan de objectieve wereld nog nooit iets ?eranderd. Die liefelijke begoocheling wordt gevolgd door ontgoochelingleidt alzoo tot het tegendeel van troost en ge^edsversterking. Vanneer het smeekend bidden zonder gevolg “fljftwanneer de wereld als .een bespotting te vurige wenschee met een teleurstelling be antwoordt, dan is het licht mogelijk dat de ‘auvankelijk vertrouwende ziel in ’t gezicht VaQ den harden, konden hemel en van zijn on rechtvaardig te dragen lot gaat wanhopfen en !lch opzet tegen den wereldregent «Mijn God, mijn God waarom hebt Ge mij Maten ?4 Deze verwijtende vraag volgt geheel op na- teurlijke wijze op ’t vruchteloos smeeken, gelijk le grauwe ontnuchtering volgt op den opium- tots v00rai in een tijddeel waarin het gods- tenstig geloof op zwakke beenen gaat. »De zedelijkheid, zoo zegt men, moet door autoriteit worden gesteund, maar de hoog, en machtigste, autoriteit waarop men zich ‘et best verlaten kan is de Godheid bijgevolg :eeft het geloof in God de krachtigste sanctie overeenkomst hebben met den werkkring waar in hij tot dusver gelegenheid vond zicb te onder scheiden. Zij zijn, nota bene de geschiedenis der wijsbegeerte, de logica, de metafysica en de zielkunde Welken waarborg heeft men, dat een man die goed Engelsch doceert, van dat alles ook maar een gering begrip heeft Laat staan dat hij in staat zal zijn in die vakken universitair onderwijs te geven Hoogere studiën heeft de man zelf niet ge maakt. Of, zoo al ja, dan kwam hij er nooit toe zich den wetensehappelijken titel te ver werven, die toch wel als een minimum-bewijs van bekwaamheid in een toekomstig professor zal mogen gevorderd worden Nog eens hoe weet men dat de Indische leeraar ook maar een flauw begrip heeft van de dingen, waarin hij anderen moet onder wijzen P Wil men soms die wetenschap afleiden uit de geschriften, door hem op een aan zijn onderwijs vreemd gebied uitgegeven ^t Zou dan de moeite waard geweest zijn, dat men in Den Haag eens kennis had genomen van de vernietigende cri- tieken, waarin zijn arbeid getoetst werd aan de eischen van gezond verstand en eerlijkheid. Men zou dan tegelijk tot de bevinding zijn ge komen, dat de „geleerdheid4 van den heer Bol land zich voornamelijk bepaalt tot het dom naschrijven van hetgeen bij sommige coryfeeën op het gebied der moderne bijbelcritiek nog de betrekkelijke verdienste der nieuwheid had. Maar misschien is juist die laatste qualiteit in het oog van sommige Leidsche heeren een verdienste 1 Des te erger voor de jongelui, die in de Sleutelstad een „tweedehandsch opkooksel4 voor echte „wetenschap4 zich moeten laten voor dienen 1“ aan de moraal.4 Daartegen valt dit aan te voeren, dat een moraal, steunende op een den eerbiedigt, slechts een lage trap, een ruwe vorm van zedelijkheid is. Staat niet de geloo- vige, die uit louter vrees voor Gods toorn of uit bloote hoop op de hemelsche belooning het goede doet, op een en dezelfde lijn met den- geen, die alleen daarom de misdaad niet pleegt omdat hij bedreigd wordt door de aardsche strafwet De moraal, welke wortelt in ’t geloof aan hemel en hel is niet anders dan de vrees voor straf en de zucht naar loon. Wanneer het er op aankwam deze zedelijkheid te verbreiden, zoo zouden het strafwetboek, een slimme po litie en justitie betrouwbaarder middelen zijn dan ’t geloof aan God want een zinnelijk waar neembaar rechter maakt meer indruk dan een die slechts bestaat naar ’t geloof. Indien ik een moraal, die geboden heeft in acht te nemen, beschouw als een lagere trap van zedelijkheid, dan geschiedt dit niet enkel van mijn individueel standpunt ten opzichte van het heden ten dage lang niet zeldzaam meer voorkomend karakter, dat aan ’t moreel gevoel den maatstaf der godsdienstig-zedelijke kritiek ontneemt. Elk eenigszins zelfstandig, vrijheidslievend en verstandig mensch verzet zich tegen de bewering, dat de geboden van den machtige, die beloont en straft enkel uit hoofde van deze machts- beschikking, als iets zedelijks moet worden be schouwd. Zijn verbazing stijgt nog wanneer hij het oog vestigt op de bèdreigingen met de hel, die mis geboorte onzer criminalistische fantasie. Een kerkelijk blad zal verzekeren dat de on- geloovige op de plaats der kwellingen komt waar „het vuur niet verdooft en de worm niet sterft.4 Ik houd het christendom hier de woorden voor van Stuart Mill, die van de gezagheb bende godheid zegt „Welke macht zulk eefi Wezen ook over mij mag hebben, één ding is er dat hij niet zal doen hij zal mij niet dwingen hem te vereeren. Ik wil geen wezen goed noemen dat niet is zooals ik mij dat voorstel. En kan zoo’n we zen mij veroordeelen tot de hel, omdat ik het niet goed noem, welnu dan wil ik ter helle varen.4 Wanneer we bedenken, hoe dit gezonde woord nog in onze dagen aan talloos velen een dolle, vermetele beleediging toeschijnt, dan gevoelen we iets van ’t gewicht der voetketens waarmee de waan van ’t hiernamaals aan den vooruit gang van ’t volk op den weg verstand in den weg staat. Een heerscherslist ook zie ik in zijn leering: „Ook hiernamaals ben ikook daar zijt gij, menschen, in mijn machtis geen ontkomen aan mijn gezag.4 Op deze wijze zoekt ’t gezag het bondge nootschap te verhinderen, Waarvan een verhe ven uitspraak getuigt „Er is geen knechtschap voor hem die een verbond heeft gesloten met den dood.4 Inderdaad houdt die gedachte aan eigen ver nietiging iets in, dat versterkt, geruststelt en bevrijdt voor ieder die er zich mee vertrouwd heeft gemaakt. ,0, doodwaar is uw prikkel Hel, waar is uw overwinning VERGADERING ■TAX den Gemeenteraad van Sneek, op Zaterdag den 28 Maart 1896, des namiddags ten 6‘/2 uur. 1. Resumtie der Notulen. 2. Mededeeling van ingekomen stukken enz. 3. Rekening Brandweer over 1895. 4. Af- en overschrijving Begrooting-Armvoog- dij, dienst 1895. 5. Wijziging van het Reglement op de Hoo gere Burgerschool. 6. Alsvoren van het Raadsbesluit van 22 Februari 1896 no. 4. BEKENDMAKING. De BURGEMEESTER van Sneek brengt ter openbare kennis, dat op heden 27 Maart zijn gesloten de herziene lijsten, aanwijzende de personen die in deze gemeente bevoegd zijn tot het kiezen van Leden van de Tweede Ka- i en den Gemeenteraad, 3 maand ter Secretarie der gemeente voor een Sneek den 27 O U R A iK J* s 50 7 20 r I* 15 S5 15 0 5 42 35 14 29 43 55 8 15 SHEERER .N D. PUNTEN VAN BEHANDELING:

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1896 | | pagina 1