I a
es,
8
s.
BfflS- ffl 1 WTfflWLlI) MR DR
CBMI ffl R lUMNSRR Sffill
HerijK ran Men en Gewiten.
DE WIP EN DE MAATSCHAPPIJ.
No. 28.
E E N“E N-V IJF T I G 8 T E JAARGANG.
f8U6.
B»
ik.
tter.\
U-
Jou-
dagen.
datums.
't sans-gêne
BINNENLAND.
Alle brieven
in te zenden.
listische wereld
reeds zoo vaak gezegd: toeneming
ABVERTENT1ËN
voor eiken regel meer 71/,
Wijk 1
3
5
7
9
11
13
15
19
RES|
dej
mor
aan
6
7
8
9
11
13
15
16
18
20
van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
^feV1 U1VV1 7'^ Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
Uit Atjeh. Uit de verschillende berichten
uit Atjeh blijkt meer en meer dat eene omvang-
campagne door Toekoe Djohan en zijne
--1- x i ons is op touw gezet. Een
)0,
a
Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek herinneren, naar aanleiding van
moeten worden aangeboden
dat de onjuiste gewichten kunnen worden
gejusteerd tegen dadelijke betaling, volgens bij
Koninklijk besluit van 16 October 1869 (Staats
blad no. 160), vastgesteld tarief;
dat de verificatie van gewichten beneden het
gram uitsluitend aan een der ijkkantoren plaats
heeft
dat belanghebbenden behooren toe te zien,
dat hunne maten en gewichten na den herijk
van de vereischte merken voorzien zijn en dat
blijven tot aan den eerst volgenden herijk en
dat het ijkkantoor te Leeuwarden, aan de
Oosterkade, voor het publiek geopend is eiken
Dinsdag en Vrijdag van negen tot één uur.
Sneek, den 3 April 1896,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNÉWITZ, Secretaris.
gewichten
en
w
am 9 vi uuuöuag j;u w
dat alle maten en gewichten
Uren
voor-- na
middag.
4 Mei 9—12 1—3'/2
9—12 1—31/,
9—12 1-3'/2
9—12 1—3 7.,
9—12 1—37"
9—12 1—3%
9-12 1—3%
9—12 1—37./
9—12 1-3 V2
9-12 1—3%
9—12 1—3%
aan den herijk
dat de voorwerpen behoorlijk schoon en droog
niet tegenhouden en, het is bondgenooten tegen
ring der werktuigen^zal konsekwent leiden tot J?at a^e ^orten ^oor den vijand omsingeld zijn
ondermijning en ineenploffing van ’t kapitalis- -1 k-j—u
tisch systeem. Ook deze machines leiden weer
een nieuwe faze in van den kapitalistischen ingesloten te zijn. Een regeeringstelegram meldt
ondergang en zij, die bij dezen overgang kla- d— -
gen, zullen, er over nadenkende, tot de conclu- i T0^ens ^et regeeringstelegram de militaire
sie komen, dat ook bij. deze catastrophe een z--
81,p vooruit 8.JaM iu riohtio-.
artikel j Westen.
geschreven is, kan ik met verbeteren. Gemo- j 18 der wet van 4 December 1872 (Staatsblad
tiveerd acht ik elke werkstaking die slaagt, no. 134), de ingezetenen
maar het omgekeerde van deze stelling durf ik I ^at steeds aan degenen, die zich daarvoor
aan melden ter Secretarie der gemeente, gele-
genheid wordt gegeven tot kostelooze inenting
en herinentina
Stand en positie te behouden, te verdedigen
des noods, is, voor de meesten onder ons, voor
werp van blijvende zorg. Men mag gerust ver
klaren dat gelijk een christen den blik geves
tigd houdt op bet hemelsch koninkrijk, de fat
soenlijke zijn stand niet uit het oog verliest.
Men is er zoo in opgegroeid en er als' ’t ware
mee saamgegroeid, dat het als de grievendste
aller teleurstellingen wordt geacht, er af te
vallen.
De beste krachten van den mensch worden
dus ingespannen om in zijn stand te blijven
opofferingen wil men er zich voor getroosten;
zelfs waarvan men mag aannemen dat ze hem
moreel verlies berokkenen humane gevoelens
worden daarbij onderdrukt, wat den mensch
noodwendig schade berokkent de verhef
fing van den mensch tot hoogeren trap wordt
verwaarloosd, tegengehouden, tegengewerkt dooi
de standsverheffingde kern lijdt schade om
dat men aan de schil tijd en kracht verbruikt
en zij die het omgekeerde wenschee, hoort men
niet aan, wijl men den tijd er niet voor heeft.
VoortVoort
Wat is er dat den mensch zoo doet hechten
aan stand In vreemde gewesten, daar waar
men hem niet kent, vervalt deze voorliefde, en
alsof het begrip voor menschee een drukkende
idee kan zijn, gaan velen in ’t reisseizoen naar
die oorden, waar de natuur schoon is, wel is
Waar, maar waar het genot van
zoo volop kan worden genoten.
Zeker, is er iets drukkends in dien last en
toch aanvaardt men dien met al de lasten er
aan verbonden, met alle opofferingen er uit
voortvloeiend, met alle humane berekeningen,
die de humaniteit uitdrijven met alle in
spanning, die ’t kost om op ’t paardje te blijven.
Men spreekt van heersehzucht, van vooroor
deel, van berekening. Hoe ’t zij, dit mag men
wel aannemen, dat de genietingen opwegen tegen
Ie lastenen neemt men dit als verklaring,
dan ligt in de onderlinge verhouding tusschen
deze twee individueel, wat ik zou willen noe
men, den areometer van vooruitgaande denk
beelden hoe grooter het overschot der genie
tingen na aftrek der lasten, des te meer achter
uitgaande of conservatief de persoon in q .....E
denkt en omgekeerd. Natuurlijk dat zij, bij
wieu het saldo nadeelige uitkomst oplevert, het
liefst verandering hierin zoeken te brengen
door de getallen in deze aftrekking te wijzigen
het aftrektal d. z. de „genietingen, grooter en’
de aftrekker d. z. de lasten, wat kleiner al
dus hun leus. Zij, die aldus redeneeren, weten
u te vertellen, dat zij onder lasten verstaan, niet
e uit standsbegrippen voortvloeiende en dus
VnJ willig aanvaarde lasten, maar wel de lasten
Tan ’s levens zorgen.
Natuurlijk, zoo luidt hun redeneering, dat
^en geen wereld behoeft te hervormen om hen,
die onder de standsvooroordeelen getukt gaan’
te ontheffen van vrijwillig op zich genomen
lasten.
Toch vind ik dit niet geheel natuurlijk.
Evenzeer als hooger stand klaagt over immo-
I raliteit van lager stand en diensvolgens we
zien en hooren het immers dagelijks? zijn
best doet om die lagere klasse op te heffen,
tot zich, neen, dat durf ik niet zeggen, maar
toch wat hooger; zie evenzeer is de lagere j
klasse uit humaniteit en de lagere klasse is i
minstens even rijk aan dit talent als de hoo-
gere verplicht deze onder den last der stands-
zorgen gebukt gaande bij te staan; ik wil zeg
gen: haar een deel, zoo mogelijk ’t geheel, dier
lasten van de schouders te nemen; en evenzeer
als uit de hoogere dikwijls wordt neergedaald
om bij de lagere gezien te worden, zich popu
lair te maken, zoo ook dient van beneden naar
boven de werking zich niet enkel 'te bepalen
tot humane, maar mag ze ook te rade gaan
met berekenende overlegging, d. i.: uit haar be
moeiing met de hoogere, moet de lagere trach
ten om er een voordeel voor zich uit te halen.
Zoolang het „elk voor zieh,“ nog bindende
kracht heeft, moet de lagere van de hoogere
mededeeling zien te verkrijgen van den voor
raad wetenschap en ontwikkeling, die nog altijd
voor deze klasse afgezonderd wordt, gelijk de
slager het „haasje” en andere fijne stukken
van ’t koebeest reserveert voor zijn beste en
bestbetalende klanten.
Het is eenmaal een dogma, waarmee de hoogst
ontwikkelde en meest vrijdenkende der men-
schenklasse is saamgegroeid, dat de lagere klasse
niet enkel stoffelijk, niet enkel geestelijk, maar
ook moreel lager staat, en het is een onbegon
nen werk menschen te genezen van een dogma.
Ik laat dat aan deskundigen te beoordeelen,
maar ik heb te veel eerbied voor mijn innigen
afkeer in de dagen mijner jeugd, toen ik tame
lijk natuurlijk ben opgekomen tegen de ver-
deeling der Hindoe-bevolking in 4 klassen, dan
dat ik gelooven kan aan het dogma der paria’s.
Al stond het in den bijbel, en daarin staat zoo
iets van armen die ge altijd met u hebt, en al
was ik op en top geloovige, geloovige pur sang,
dan zou ik dit dogma toch niet kunnen aan
vaarden om de eenvoudige reden, dat de er
varing van ’t leven me anders leert; de wereld
gaat toch vooruit?
Gelijkheid van standen is geen utopie en al-
quaestie gemeene welvaart geen illusie. De ongelijkheid
van de eerste en het steeds in algemeenheid at-
nemende van de tweede, veroorzaakt de grootste
oezwaren en zorgen; om deze duidelijk voor
zich zelf sprekende reden: dat beiden in een
wereld, die vooruitgaat, slechts met kunst en
vliegwerk in stand zijn te houden.
De ongelijkheid van standen wordt onder
houden vooral door de ongelijkheid der loonen
en de toenemende armoede wordt, zij ’t ook
niet opzettelijk, bevorderd door de jacht naar
rijkdom, die het verschil der standen schept.
Zoo dacht ik, terwijl de tonen van Dr. D.
over skilled en unskilled labour nog naklonken
en de Rotterdamsche werkstaking mijn aandacht
vroeg.
Wat over die strike tot nu toe gesproken en
18 der wet van
no. 134), de ingezetenen:
dat steeds aan c 1
aan melden ter Secretarie der gemeente, gele-
t w C - - - --'.w.v.wn.v V V.f .g
hermen ting.
Sneek, den 3 April 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNÉWITZ, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek brengen ter kennis van de belanghebben
den, dat in dit jaar voor den herijk der maten
en gewichte^i, in deze gemeente zal worden
gevaceerd in het voormalig TELEGRAAF
KANTOOR, in orde als volgt:
Voor de be
langhebben
den uit
Verkoopers
van maten en J Maandag
i I
i 2 Woensdag
4 Donderdag
6 Vrijdag
8 Zaterdag
10 Maandag
12 Woensdag
14 Vrijdag
16 Zaterdag
18 Maandag
20 Woensdag
zijn onderworpen
niet in zijn volle beteekenis aanvaarden. Of
de Rotterdamsche slagen zal of niet, is op dit
oogenblik nog een vraag, maar vrij zeker komt
’t mij voor, dat de invloed, die ervan uit moet
gaan wanneer het publiek gedwongen wordt
er zijn aandacht aan te wijden, niet geheel
denkbeeldig is,
Het geldt hier een quaestie van to be or
not to be, de verdediging van een positie, een
quaestie van standophouden.
En hierover zal de werkman, die een krant
leest zonder meer, mits geen reptielerig vod,
meer gaan nadenken bij deze werkstaking.
De werkstaking is gericht tegen de machines,
zegt de een en de ander zegtneen, niet te
gen de machines maar tegen de omstandigheid
dat de voordeelen, welke ze af werpen, iii één
zak gaan. Is hier bij nadere beschouwing wel
verschil in opvatting? Ik geloof ’t niet, het
eerste en het tweede is maar een verschillende
manier van spreken. Een werkman is nooit,
kan nooit zijn tegen ’t gebruik van een machi
ne het is immers in zijn belang vooral, wan
neer een werktuig hem den zwaren arbeid
komt verlichten En nu beweren de boot
werkers dat ’t hun erom te doen is, het wat
gemakkelijker te krijgen, en de tegenpartij be
weert dat t hier een zaak van concurrentie
geldt. Ik vind dat beiden gelijk hebben, als ’t
maar zóo wordt opgevat, dat de machine con
curreert met de mensehelijke werkkracht en
deze tracht te verlichten door vermindering in
de behoefte eraan.
We behoeven hier niet lang rond ie dolen
op ’t gebied der raadselen het betreft hier een
jammerkreet, een protest van de klasse der
werklieden, en het eenige waarvoor men oor
diende te hebben is de kreet der ontnuchterde
massa, die, als ze heeft uitgekreten, zich weer
zal laten benevelen door de voorstelling, dat
deze machines straks de vraag naar arbeids
krachten zullen vergrooteu ik zeg benevelen,
omdat het geen werk van ernstige menschen is,
aldus de zuchtenden te misleiden, maar een daad
van oppervlakkigheid of van erger misschien.
Verplaatsing van arbeid is geen vermeerdering
van arbeid, evenmin als sneller verval van den
stroom, aanwas van water geeft, tenzij plaatse
lijk. En wat één plaats wint, moet van elders
zijn verloopen.
Toch kan men de ontwikkeling der kapita- rijke
verbete- telegram aan N. R. Cour, en Handbl, vermeldt
daarmede worden ongetwijfeld bedoeldlmze pos
ten buiten de geconcentreerde linie. Maar ook
Oleh-leh, aan de kust binnen onze linie, schijnt
daarvan echter niets. De posten,waarmede
- ge
meenschap verbroken is, liggen alle buiten onze
geconcentreerde linie. De punten, die volgens
liggen op de buitengrens van de strook, die om
de geconcentreerde stelling is opengekapt in het
i A w
,3L’ 7 w ,-K
SE13
ZEJE^STlRflfc^
30
50
7
20
n
n
9
V
V
9
17
15
li
15
Hi
i
35
114
129
4$
55
18
U5
rt 2
irkje
wke
2 de
jnga
imö*
r. te
te
ïer
sffaWW* 'V1 11W g
j en - -7
J(r*r*z^vk V.... J.» J 1 1 ia
L_ o