Be® m Maten en Gawicftten.
No. 30.
E EN-EN-V IJFTI Q S T E J A A R O A N Q.
!896.
NAAR OMSTANDIGHEDEN.
IA.
15
APRIL.
I
dagen.
datums, voor-
16 Zaterdag
lathie, omdat hij
I
5
Alle brieven
in te zenden.
’t algemeen, dan komt
van ons, om meer dan
6
7
8
9
11
13
15
16
18
20
vau
Sen
5
m
e-
a-
j“
dat alle maten en gewichten
dat de voorwerpen behoorlijk schoon en droog
achterwege laat, handelt uit een verstandig be
ginsel. Geen lof geen afkeuring Maar wie
afkeuring om utiliteitsredenen onmisbaar acht,
ontzegt zich daardoor ’t recht, anderen voor
onverstandig uit te maken, die, om welke on
bekende redenen ook, een plaatsje geven aan
den lof.
liervan de facto getuigenis aflegt, begroeten
U mijn broeder, en al zijn ook allemenschen
ïijn broeders, die met mij eens in denken en
■andelen zijn; daaruit ontwikkelt zich sympathie
n solidariteit in de wereld en een dief, die ’t
estolene terug geeft, heeft te meer mijn sym-
athie, omdat hij voor mij een nieuw aangeno-
Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
voor elkCa regel meer 7 */a Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
moeten worden aangeboden
dat de onjuiste gewichten kunnen worden
gejusteerd tegen dadelijke betaling, volgens bij
Koninklijk besluit van 16 October 1869(Stoafe-
b!ad no. 160), vastgesteld tarief;
dat de verificatie van gewichten beneden het
gram uitsluitend aan een der ijkkantoren plaats
heeft
dat belanghebbenden belmoren toe te zien,
dat hunne maten en gewichten na den herijk
van de vereischte merken voorzien zijn en dat
blijven tot aan den eerst volgenden herijk en
dat het ijkkantoor te Leeuwarden, aan de
Oosterkade, voor het publiek geopend is eiken
Dinsdag en Vrijdag van negen tot één uur.
Sneek, den 3 April 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNÉWITZ, Secretaris.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek,
Gelet op de artt. 7 en 8 van het Koninklijk
besluit van 7 September 1828 (Staatsblad no.
55);
Roepen bij deze op de lotelingen der Schut
terij, geboren in de jaren 1862 tot 1870, die,
als te zijn gehuwd of weduwnaar met een of
meer kinderen, in de tweede klasse van de al-
gemeene rol der Schutterij, in het vorige jaar
opgemaakt, zijn gebracht, doch sedert dien tijd
door sterfgeval als anderszins in de eerste klas
se der voor dit jaar te formeeren algemeene
rol gerangschikt moeten worden
om van die verandering in hunnen toestand
vóór den 15 Mei e. k. ter gemeente-Secretarie
kennis te geven.
Zullende bij verzuim dezer kennisgeving pro-
ces-verbaal opgemaakt en aan de bevoegde
Rechtbank worden toegezonden, ter toepassing
van de strafbepaling van art. 1 der wet van
iefstal i; - - -
en mensch produkt is van de omstandigheden.
)mdat eigendom diefstal is moet ik ieder, die j acht, ze
j soms, getuige de heer Janssen, dat ze beter
geworden zijn van den lof, die de achting in
hield.
Zegt maar tegen een kind, dat kwaad gedaan
heeft, dat ge ’t niet minachten zult; zegt des
noods m’n beste jongen en algemeen ver
breid is de overtuiging, dat de jongen z’n ’t eene niet accoord vindt
men broeder is, een waartoe mijn sentiment
zich voelt aangetrokken met dezelfde méér-
sympathie als in den hemel gevoeld werd, zoo-
als de ouwe bijbel verhaalt, jegens den bekeerde.
Er is meer vreugde in den hemel over één
zondaar, die zich bekeert, zoo lezen we.
Het is zoo’n rein menschelijk idee en daarom
zoo goed voor menschen te begrijpen, wat Je
zus in de gelijkenis van den verloren zoon heeft
willen leeren. En zoo bevredigend tevens voor
onze filosofie. De mensch, een dief, is door de
krachten in en buiten hem werkende, tot de
daad der teruggave gedrongen. Ieder, die ’t
goed meent met zijn medemensch, mag zich
verheugd gevoelen over den gelukkigen samen
loop van omstandigheden, waarin die dief ver
keerde.
Immers niet één, maar twee menschen wer
den daardoor gelukkigmen zal ’t toch wel
willen erkennen, dat de dief ook gelukkige aan
doening heeft gehad van ’t bewustzijn, een arm
meisje gelukkig te hebben gemaakt.
En dan komt mijn filosofisch beginsel als
medeplichtige in deze zaak voor. Niets komt
van niets, of, zooals de ouden zeiden
Ex nihilo nihil fit.
Maar die ouden hebben niet altijd dien regel
in ’t oog gehouden; veel, al wat hun onver
klaarbaar was, kwam voort, volgens hen, uit
.niets”.
Wij, die ’t dwaze ervan, hebben ingezien en
dus al ’t mogelijke moeten en willen doen om
aan een eenmaal erkend waar beginsel getrouw
te blijven, mogen daarom, al ware ’t enkel tot
eigen innerlijke versterking onzer goede trouw,
het voorbeeld van die ouden niet uit ’t oog
verliezen als een voortdurende waarschuwing
Ex nihilo nihil fit.
Ik wil bedanken en prijzen alle dieven die
’t gestolene terug geven, omdat de mensch is
„produkt der omstandigheden.” Onder die om
standigheden versta ik behalve ja, ’t klinkt
wel raar, maar ’t is zoo de aangeboren en
verworven krachten van den mensch, u, hen
mij zelf, allen die er omheen staan en een oor
deel vellen over de daad. Die dief is even
als alle andere menschen, als wij, niet onge
voelig voor lof, een weinigje ijdel en dat vind
ik nog zoo verkeerd niet. Zoo iemand, dan is
een ijdel mensch toch sympathieker dan een
trotschaard. Menschen verdienen niet gepre
zen noch gelaakt te worden, maar toch is ’t
niet kwaad voor de meesten onzer, eens te
word,en doorgehaald of wel in de hoogte gesto
ken, als ’t zoo pas geeft.
I Maar vooral van prijzen worden de menschen
t in de we-
ge-
gevoelen ’t en willen ’t toonen ook
Uren
na
middag.
4 Mei 9—12 1—3'4
9—12 1—3*4
9—12 1—3'4
9—12 1—3'4
9-12 1—3’4
9—12 1—3'/2
9-12 1—3*4
9-12 1-3*/,
9—12 1-3'4
9-12 1—3*4
9—12 1—3*/j
aan den herijk
Hoe moet ik het opvatten, wauneer Recht
voor Allen beweert, dat den heer Janssen geen
dank toekomt voor zijn roijale hier niet te
verwarren met koninklijke gift aan de ar
moedige bevolking in Frieslands Zuid-Oosthoek?
Beteekent dit een verwijt aan de socialisten,
die immers meenen dat eigendom diefstal is;
een verwijt dat die socialisten aan ’t verwate
ren zijn, met lof toe te zwaaien aan den milden
lever? Of moet ik er een waarschuwing in
lezen aan ’t adres van de geholpen ellende,
om zich door deze gift niet te laten verleiden
tot verzachting en verwatering van hun begin-
g sel, ’t welk zal uitloopen op af val van het so-
B cialistisch beginsel Of wel is het afkeurend
oordeel van de redactie te beschouwen als de
vrucht van hare overtuiging, dat elk mensch
produkt is van de omstandigheden, gekruist met
de filosofische idee, dat in den mensch niets
valt te prijzen, produkt als hij is van zaken,
die, zonder zijn wensch of wil, van hem ge
maakt hebben wat hij is?
Een meisje, aldus een bericht uit de
neuwtj eskrant moest voor haar mevronw
een doos met kostbare kanten terug brengen
ie liep even ’t postkantoor binnen en zette
laar de doos neer; terwijl ze postzegels kocht
werd de doos gestolen en het meisje ging rade-
oos naar huis terug, ’s Avonds vond de direc-
eur van ’t postkantoor de doos op de stoep
’taan, met een briefje er in van den dief, waar*
o deze kennis gaf van zijn vergissing en zijn
’pijt er over uitdrukte, een arm meisje zoo on
aangename uren te hebben berokkend.
Verdient die dief geen lof? Zou die onbe
kende dief door deze daad, naar ons mensche-
ijk gevoel oordeelende, niet in geheel ander
icht verschijnen, dan wanneer hij het gesto-
ene behouden en het meisje misschien nog heel
wat verdriet en jammer had veroorzaakt?
Mag men geen sympathie gevoelen voor dien
iief? Als ’t waar is, heb ik gezondigd en
jaarne verklaar ik, ondanks de nadeelige ge-
rolgen die er uit voort mogen komen peccavi.
Want toen ik ’t gelezen had, zei ik bij mezelf:
havo! dat’s een zedelijke dief! En kon ik
iem bereiken, een kaartje zou ik hem niet
villen onthouden, al wist ik dat hij geen be-
ang er in stelde én om ’t kaartjeshalve én om
en onverdienden lof.
Waarom ik dat doen zou Wel, uit een
ocialistisch beginsel en uit een filosofisch be-
insel.
Uit het socialistisch beginseldat eigendom
is,^ en uit het filosofisch beginsel, dat betermenschen, die ’t goed gaat
reld, die diensvolgens geprezen worden of
i acht,
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek brengen ter kennis van de belanghebben
den, dat, in dit jaar voor den herijk der maten
en gewichten, in deze gemeente zal worden
gevaceerd in het voormalig TELEGRAAF
KANTOOR, in orde als volgt:
Voor de be
langhebben
den uit
Verkoopers
van maten enMaandag
gewichten I
Wijk 1 en 2 Woensdag
3,4 Donderdag
5,6 Vrijdag
7,8 Zaterdag
9 10 Maandag
11 12 Woensdag
13 „14 Vrijdag
15 16 Saterdag
17 „18 Maandag
19 20 Woensdag
zijn onderworpen
slechte** daad, als hij ze bekent, langs dezen
weg het vlugst zal bekennen. Maar zal R. v. A.
zeggen nu zou ’t toch niet goed zijn, dien
jongen na de bekentenis te trakteereu op een
taartje. We hebben hier te doen met een op
zich zelf staand feit. Een jongen heeft iets
gedaan wat niet goed wasde zaak echter die
’t hier geldt, is van meer algemeen en aard
eigendom is diefstaldaaruit volgt dus dat alle
bezitters dieven zijn en nu zou ’t mijns inziens
niet zoo erg verkeerd wezen, wanneer we met
een taartje voor iederen dief, die ’t gestolene
afgeeft, de zaak weer in ’t reine konden brengen.
Als alle dieven, van den koning af tot den
bedelaar, met z’n bedelcenten, er toe besloten
hun bezit te storten in een kas ten behoeve
van allen, tot nut van
het mij voor, dat het
éen reden, verstandig zal zijn, daden als die van
den heer Janssen te prijzen.
Zijn dieven gemeen, welnu, dan zal onze lof
ze beter maken dan is onze lof
Tot nut van ’t algemeen.
En wat er uit voortvloeien zal is, ’t kan
niet anders
Tot nut van ’t algemeen.
Want het een en ander bevordert de mora
liteit. De dief, die de doos terug bracht, noem
de ik een zedelijken dief.
Laten we dan niet te angstvallig zijn in de
middelen, waar het doel zoo goed is. We be
hoeven nog niet bang te zijn dat men ons zoo
doende bij Jezuïten zal gaan vergelijken.
En wie uit oprechte humaniteit handelt,
wat zal ’t hem after all kunnen schelen, ook
wanneer hij overtuigd is dat zijn optreden voor
zoovelen, voor allen als ’t mogelijk was, zoo
veel nut aanbracht
Verhooging van ’t zedelijk peil zal men slechts
willen met zedelijke middelen. Och kom Hoe
is de menschheid opgekomen tot wat ze thans is
Door zedelijke middelen alleen Neen, door
de krachten in en om hem werkende, gaat de
mensch omhoog of omlaag, zegt men.
En, naar de evolutie ons leert, zijn we heel
wat gerezen van af den tijd dat de geschiede
nis eerst van menschen spreekt. Om een huis
te bouwen op moerassigen grond, als te Am-
sterdam, slaat men palen, heel lange palen diep,
diep in den modder. En daarop verrijst dan
het schoonste gebouw. Zonder die palen zou
’t niet gaan. En daarom is mijn bescheiden
meening en diepe overtuiging, dat moreele po
litiek ook beginnen moet met heel lange pijlers
in den modder te metselen, en mitsdien komt
’t mij voor, dat de heer Janssen lof en dank
toekomt, waarbij we als onzen wensch voegen,
dat velen onder de rijken spoedig.zijn voorbeeld
mogen volgen door storting van een deel, een
groot deel, zooveel als ’t kan, in de kasse van ’t
land. Dit is de wensch van hem, die buiten
dien van gevoelen is, dat afkeurend oordeel
over dieverij van ’t maatschappelijk kapitaal
samen gaat met dankbare erkentenis jegens
dieven die terug geven wat ze stelenwie
-en ook ’t andere
S\E
SES
;0
0
5
i
j
42
14
.3
15
n
7)
•n
w
u
-w w V
vuuvi nuipcu J
Si
«ras-1« uiRrniHui mi m
COURANT.
(OiiniwmoraissmTÉHi