CEIEEVTÈ ffl J!EI fflffllSSIMT Sllffi. BWS- 1DWWIHUDÏ00R1 i w tl No. 36. E E N-E N-V IJF T I 0 S T E J R A N Ci. !886. SLAAFSCHE MORAAL. Ik 6 MEI. I 8 ►0 a Alle brieven in te zenden. HJ of en ook werkelijk voor een groot deel goed is het slechte karakter van het aangewende middel ziet men daarbij Hieruit verklaart zich dat de innerlijke stem spreekt in den autoritairen vorm „gij zult”, in den vorm van den kathegorischen imperatief. Maar waarom zou ik moeten Het hart spreekt er niet van; het geweten geeft niet de [ronden aan; alleen de moreële kastijding en selooning is zijn „ultima ratio.” Gronden zijn echter voor het verstand, wat de lucht is voor ’t leven; zonder deze wordt het vergiftigd, en evenals het geweten vijandig staat tegenover ’t verstand, schendt het ook de vrijheid; zijn afstamming van ’t brutaal geweld deed ook niet anders verwachten. Het is dwang la een verfijnden vorm, de incoquito optreden de heer, de geweldpleging aan den innerltjken 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents; Cents. Bij abonnement is de prijs -te vernemen bij L Deze CO ÜRANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.— franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco aangename voorstelling bewustzijn van opwekkende of geruststellende, het goede Weten. Het geweten is produkt van de opvoeding sa wel is waar van een gezag uitoefenende op voeding die op den kweekeling een bepaalde aan alledaagsche uurwerken die en I. Inderdaad een monster is de macht van lof - uitwerking hebben. vertoonende eigenzinnigheid als onkruid be handelt. Haar uitwerking is daarom geen an dere dan deze, dat ze elke nieuwe kiem in haar ontwikkeling verlamt. En Adolf Gerecke zegt De begeerten van des normalen, des gewo nen menschen doorsnee, zijn zwak, even zwak als zijn geestelijk vermogen; de begeerten van den geestkrachtigen menseh zijn levendig als zijn geest levendig is. Hieruit volgt dat de zwakkere van geest wel deze of geene zedewet, deze of gene neiging volgen kan, wat den ster kere van geest niet mogelijk is. Daarom is, de geschiedenis leert het ons, een zedelijk volk altijd een geesteloos volk; iets nieuws geeft het niet, van vooruitgang geen sprake. De lusten, het verlangen naar genot en de intensieve ge waarwording hiervan, vrij van moreele beden king, dat is de humusbodem waaruit de heer lijkste geestesvruchten opgroeien. Het geslacht dat het meest wordt onderdrukt en diensvol- gens het meest wordt beheerscht door de zede wet, is op geestelgk gebied metterdaad in de minderheid. Jakobsen 1 egt in „Niels Byline** de vertegenwoordiger van dit geslacht, deze woorden in den mond Wij vrouwen kunnen ons wel voor eenigen tijd losrukken wanneer iemand onze oogen heeft geopend voor den vrijheidsdrang die in ons woont, maar wij hou den het niet vol, wij hebben eenmaal een harts tocht voor het korrekste uit het korrekte; de preutschheid voor het passende zit ons in ’t bloed. Wij houden het niet vol oorlog te voe ren met hetgeen eenmaal algemeen is aange nomen; in ons binnenste meenen wij toch dat ’t zoo moet omdat het algemeen zulks aanneemt, en in ons hart buigen wij voor dat oordeel en lijden daaronder, hoe stout we er ons ook tegen verzetten. Het is ons vrouwen nu eenmaal niet mogelijk uitzonderingen te zijn.” BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, Gelet op het Besluit van den Heer Commis saris der Koningin dezer Provincie van den 18 April 1896 {Provinciaal Blad no. 29). Brengen bij deze ter kennis der Ingezetenen 1°. Dat met de uitreiking van de beschrij- vingsbiljetten der belasting op Bedrjjfs- en an dere Inkomsten, voor het dienstjaar 1896/97 op den 13 Mei a. s. en met de wederophalin» der biljetten A en B twintig dagen daarna zal worden aangevangen, dat met een en ander behalve des Zondags, onafgebroken zal worden voortgegaan, en dat de aanslagsregeling, bedoeld bij art. 19 7 der Wet, moet zijn afgeloopen j den 1 October a. s. Voorts worden de Ingezetenen hierbij indach- tig gemaakt op de volgende bepalingen der Wet van 2 October 1893 {Staatsblad no 149). Art. 15 2. Ieder die optreedt als bestuurd der of beheerend vennoot van eene hier te lande gevestigde vennootschap, onderlinge ver- zekeiing-maatschappij, coöperatieve vereeniging of van eene vereeniging of stichting die een bedrijf of beroep uitoefent, of als boekhouder eener hier te lande gevestigde reedenj, is ge houden daarvan schriftelijk binnen ééne maand kennis te geven bij het bestuur der gemeente waar hij woont. Ait. 16. Hier te hinde wonende beheerende vennooten van Nederlandsche vennootschappen en maatschappen, als bedoeld in art. 6 8 2 en van de in art. 1b bedoelde commanditaire ven nootschappen op aandeelen, bestuurders van hier te lande gevestigde naamlooze vennoot schappen, coöperatieve en andere vereenigingen en onderlinge verzekeringmaatschappijen, °als ook boekhouders van hier te lande gevestigde reederijen mogen niet tot het doen van uitdee- lingen of uitkeeringen, waarover volgens art. 1 en 2 en art 6 2 belasting verschul digd is, overgaan, alvorens daarvan aangifte gedaan en de over vroegere uitdeelingen of uitkeermgen verschuldigde belasting betaald te hebben. Bij liquidatie mogen de hier bedoelde uitdee- hngen of uitkeeringen niet geschieden, alvorens de daarover verschuldigde belasting is voldaan. Art. 45. Bestuurders van de bij art. lè en c bedoelde naamlooze vennootschappen, coöpe ratieve vereenigingen, andere vereenigingen en sticntiugen, die een bedrijf of beroep uitoefenen, onderlinge verzekeringmaatschappijen en socië teiten, alsook beheerende vennooten van hier te lande gevestigde commanditaire vennoot schappen op aandeelen en boekhouders van hier te lande gevestigde reederijen, zijn gehouden binnen veertien dagen na de vaststelling van balans of rekening een zoodanig uittreksel als noodig is tot toelichting der winst, uitkeermgen of uitdeelingen te doen toekomen aan den voor zitter der commissie van aanslag bedoeld bij art. 19 1b of 2, die den aanslag moet regelen. Art. 47 5. Hij, die daartoe gehouden, na laat de verplichtingen na te komen bedoeld bij art. 15 1 eerste lid, en art. 15 2 eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste 25. Gelijke straf wordt opgelegd in geval van overtreding van art. 45. 6. Overtreding van art. 16 wordt gestraft met eene geldboete van den hoogste 400. Art. 34 le lid. Handelsreizigers, kramers en alle verdere personen, die hun bedrijf of beroep roudtrekkende uitoefenen, voor zoover zij belmo ren tot de bedoelden bij art. la, h en k, zijn gehouden onverminderd hunne verplichtingen omschreven bij artt. 12 en 14, zich ter plaatse binnen het Rijk, waar zij zich na het begin van het belastingjaar het eerst be vinden, bij het gemeentebestuur schriftehjk aan te melden, met opgaaf van hun naam, hun ne woonplaats en hun bedrijf of beroep.’ Ten blijke dat zij hieraan voldaan hebben ontvan gen zij kosteloos een door of vanwege het hoofd van dat bestuur onderteekend Bewijs, dat zij gehouden zijn mede te onderteekenen en op aanvraag aan ambtenaren der directe belastin gen te vertoonen. Art. 47 7. Personen, die van een bewijs voorzien moeten zijn als bedoeld in art. 34 en die in gebreke blijven dit bewijs op aanvrage aan bevoegde ambtenaren te vertoonen, worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste 25. Geven zij ter bekoming van dat bewijs aan het bevoegd gezag een valsehen naam, woon plaats, bedrijf of beroep op, of maken zij ge bruik van het aan een ander afgegeven bewijs dan worden zij gestraft met eene geldboete van dier in de boeien slaan Aldus laat Nietzsches Zarathustra zich uit over de macht van blaam en lof. En het mon ster is werkelijk duizendvoudig. Men prijst het nagenoeg eenstemmig, vergoodt het zelfs en acht zijn naam een heiligen; „geweten** is deze naam. Ja, het geweten belemmert de ontwikkeling van het menschengeslacht tot de volheid van verstand en vrijheid. Niet het nauwgezette geweten, maar zijn geheele afwezigheid, gewe tenloosheid vormt schrik niet moralisten den vrijen verstandsmensch. Niet de beperkte gewetenloosheid, die van den gewonen boos wicht, maar de met bewustheid veroverde vrij heid van geweten, dat, naar een legende zegt, door Jezus werd bedoeld; door zijn jongeren gevraagd welke straf een landman verdient die op sabbath zijn veldarbeid verricht, antwoordde de meester: Wanneer hij niet weet wat hij loet, zoo is hij een groot zondaar; weet hij ech ter wat hij doet, zoo handelt hij goed.** Wanneer een kind iets doet wat zijnen op voeder mishaagt, wordt het gewoonlijk ter ver- letering gestraft, getuchtigd, althans beripst. 'ii het geheugen van het kind wordt daardoor an het verkeerd handelen de straf verbonden. ia herhaalde bestraffing en ideeënverbinding i de verkeerde handeling als een ombestemde verstelling saamgesmolten uit de onderscheiden herinneringen aan de achtereenvolgende straf fen; de kenmerken hiervan zijn dooreengeloopen, maar het gemeenschappelijke, het mishagen is duidelijk over gebleven in zijn voorstelling. Dit nu is de „stem van het geweten,” die waar schuwt voor de verkeerde daad en ze later straft. Beloonen en prijzen, saamgesmolten tot een en vereenigd met het het goede doen, vormen het ge- I zaak verheugt is hoofdzakelijk te danken aan de omstandigheid, dat haar doel, de door haar I ------- .o uc uiacui van ioi nagejaagde verhouding der menschen onderling, g» b“Z? Ze? ,7 jg? .bed.W‘“^’ I h“- «ok werkelijk roer zonder ophouden gebied! gj moeders. Zeg, wie zal dit duizendvoudig een groot deel goed is - het slechte karakter 21jn dat ze in plaats het aangewende middel ziet men daarbij ---- geheel voorbij. Alsof het er alleen maar op j aankwam wat de m< koe hunner gezindheid pure bijzaak ware Toch zijn alleen die werken goed te noemen welke voortvloeien uit reine vrijwilligheid, en is de nauwgezetheid van geweten, de gehoorzaamheid aan het innerlijke „gij moet” een onderdanig heid, zij ’t ook van ietwat verfijnden vorm diensvolgens is de aankweeking van het gewe ten een vergrijp jegens de vrijheid, doordat ze slaafsche beweeggronden stelt in de plaats der vrijwilligheid. Wie het vrije menschenverstand wil ontwik kelen veracht het geweten moge ook doen en laten overeenstemmen met de eischen van den kathegorischen imperatief, hij heeft een afkeer van het „gij moet”, van de schijn heiligheid, welke door de moraalfilosofie als een pleister gelegd werd om de innerlijke heer schappij ze imponeert hem zoo weinig, dat hij met den nihilist van Krapotkine denktMoet ik daarom zedelijk zijn omdat Kant mij leerde van een kathegorische imperatief en omdat een in mij wonende autoriteit mij beveelt zedelijk te zijn Maar waarom zou die kathegorische imperatief grooter heerschappij over mijn daden hebben als die andere imperatief, welke mij van tijd tot tijd beveelt mij te bedrinken of te bedwelmen Woorden, anders niet aan woorden, evenals voorzienigheid en noodlot, waarmee wij de naakte onwetenheid bedekken. Als regelingen, die door gezag en heerschap pij zijn voorgeschreven, hebben de voorschrif ten van ’t geweten al die gebreken welke aan staatswetten eigen zijn. Met hun algemeen, dogmatisch karakter, hun modellen en patronen, vormen ze een band, een dwang, een juk voor het individu dat zijn bi- zondere opvattingen zou willen toepassen en alzoo belemmeren ze de rijke verscheidenheid in het voelen en denken der menschheid. „Wacht u voor den goede en den rechtvaar dige Hoe gaarne kruisigen ze niet die hun eigen deugd vinden zij haten den eenzame 'aldus sprak Zarathustra. Karakteristiek bij de normaliseerende wer king der zedelijkheid is, dat het woord is af geleid van zede ter aanduiding van een sociaal traagheidsmoment. „De wetten van de con sciëntie zegt Montaigne terecht welke vol gens ’t algemeen beweren uit de natuur ont springen, stammen in de gewoontedoordat ieder de meeningen en zeden, in zijn omgeving gebillijkt en aangenomen, innerlijk vereert, kan hij er zich niet aan ontrukken zonder verwijt, noch zich er naar richten zonder goedkeuren.** Nietzsches Zarathustra zwaait zijn geesel over i dergelijke moraal. „Anderen roept hij 1 ADVERTENT1ÈN van 1 voor eiken regel meer 7>/, Cents. Bij abonn belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent den uitgever. zijn er, gelijk menseh. Het hoog aanzien waarin zich de gewetens- opgewonden worden zij geven den'liktak willen dat tiktak deugd zal heeten.** Kenmerkend voor de normaliseerende strek king der moraal is, dat ze haar kweekelingen „zoet, net, aardig** te i van vrije ontwikkeling te geven aan eigenaardigheid, elke ietwat zich enschen doen, terwijl het 833 sgaapa L i 5 anaaan w B Q0 3T- ga jP' ?n n en •V- w Kg te d- Ier F*’ ■va-"—bin imi 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1896 | | pagina 1