I
ÏIEI'IÏS- ES IDffllïEITIHLlD M DE
SlAAFSCHE MORAAL
PAARDENMARKT.
Voorjaars-Paardenmarkt
alhier zal gehouden worden op Woensdag den
27sten Mei e. k.
No 40
E E N-E N-V IJFT I G ST E J A. A R G A N G.
1896.
woensdag
I
20 Nl E I.
Alle brieven
in te zenden.
V.
I
16
e-
k
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post ƒ1.25.
en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
KENNISGE VING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek brengen onder de aandacht van
degenen, die gedurende het jaar 1895 iets voor
de gemeente hebben verricht of aan haar ge
leverd, dat hunne pretentiën, voor zoover ze
niet vóór of op 30 Juni e. k. zijn ingeleverd,
moeten worden gehouden voor verjaard en ver
nietigd, volgens art. 228 der gemeentewet, in
verband met de wet van 8 November 1815
{Staatsblad no. 51).
Sneek den 15 Mei 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
BINNENLAND.
Er zijn eenige amendementen op hét kies-
wet-ontwerp ingediend.
De heeren Borgesius, Cremer, Drucker, Lely
en Rink hebben getracht het stelsel des minis
ters wat vrijzinniger te maken, te weten, de
zeer beperkende bepalingen iets te verzachten.
Zij stellen voor
Staatsblad no. 76 bevat een Kon. besluit tot
vaststelling van een algemeen reglement voor
de Kamers van Koophandel en Fabrieken.
De bestemming der Kamers wordt daarin als
volgt omschreven
A. aan het algemeen bestuur en aan de
provinciale en gemeentebesturen binnen wel
ker gebied zij gevestigd zijn, hetzij op daartoe
haar te kennen gegeven verlangen, hetzij ujt
zich zelve, inlichtingen te geven, adviezen uit
te brengen, of voorstellen te doen over onder
werpen van handel en nijverheid.
B. aan hen, die bij handel en nijverheid
betrokken zijn, zoodanige mededeelingen te
doen, als de gezegde besturen zullen verlangen,
of als zij zelven in het belang van die takken
van bedrijf nuttig zullen achten.
De Kamers kunnen zich, voor zooveel dit
noodig is om aan hare bestemming te voldoen,
met elkander, gelijk ook met andere colleges
of personen, in betrekking stellen.
De verkiesbaarheid wordt aldus geregeld
1. Om tot lid eener Kamer te kunnen wor
den gekozen, moet men zijn mannelijk Neder
lander, niet bij rechterlijke uitspraak de beschik
king of het beheer over zijne goederen hebben
De vergelijking tusschen een moralist en een
paap laat zich verder doortrekken. Zoo b. v.
kweekt de moraal met natuurlijke noodzakelijk
heid huichelarij en jezuïtisme.
Nadat de heeren regenten voor de zedelijk
heid algemeen geldende wetten, hebben gege
ven, worden deze hun zelf te eeniger tijd be-
zwarend en ze overtreden ze, hoewel niet open
lijk, om der wille van hun persoonlijk aanzien
en het gezag der zedewetten. Zij wenschen
van de moraal het nut voor zich; den overlast
daaraan verbonden, werpen ze van zich. Adolf
Gerecke zegt
De mensehelijk maatschappij bestaat geheel
uit huichelaars. Velen zijn zich hun huichela
rij bewust, den meesteu is ze in vleesch en
bloed overgegaan, zoodat ze ’t niet meer bewust
zijn; ze- praten zooveel van deugd en moraal,
leven zoozeer in de theorie, dat ze zelfs geen
tijd hebben te letten op hun handelingen, die
in krasse tegenspraak zijn met hun woorden.
Niets daarentegen blijft hun verborgen van de
vergrijpen hunner medemenschen tegen de
moraliteit Iedere Amerikaan verzekert
dat hij zich onthoudt van sterke dranken en
zal u ten bewijze hiervan den adem laten rui
ken. Men meent te doen te hebben met het
beste der volken; Venus trekken ze rokken,
Apollo een broek aan; ze zijn verontwaardigd
over Kreutzer-Sonates a la Tolstoï, maar is er
wel een volk ter wereld als het Amerikaansehe
in het huichelen op zedelijk gebied Op de
toonbanken in de kroegen staan vier verschil
lende soorten van kruiden om den reuk van
den spiritus te verdrijven. Jenever-flesschen
worden afgeleverd in den vorm vau bijbels, de
kerken zijn de broeinesten van onzedelijkheid
Ik echter zegHoe moreeler een volk is in
theorie, des te dieper is het vervallen in de
practijk.
verkeerd, zonder in te gaan op de vraagwaar
om het goede gedaan en het verkeerde gemeden
moet worden. Nemen we b. v. aan dat hij
spreekt over waarheidsliefde. Hij zegt tot de
scholier gij moogt niet liegen. Hij neemt aan
dat de leerling de kracht gevoelt van dit gebod
en de verplichting tot gehoorzamen. Meestal
zou ik een kind, dat vraagtWaarom mag ik
niet liegen voor huichelachtig en oneerlijk
houden. Tegenover zulk een kind zou ik het
„gij moogt* of „gij zult* krachtig handhaven.
Het recht om over deze dingen te discussiëeren
kan niet worden toegekend, voor de geest tot
zekere rijpheid gekomen is. En inderdaad stemt
elk goed kind zonder dralen den onderwijzer
toe, wanneer hij zegt „het is verkeerd te lie
gen.* Een echo in zijn hart bevestigt de woor
den van den onderwijzer.*
Klinkt dat niet naar den vorm, als hadden
we een godsdienstpaap voor ons, die in de borst
zijner kweekelingen een godsbewustzijn aan
neemt en dus ieder, die Gods bestaan betwijfelt,
voor een zedelijk monster aanziet, dat hij met
opvordering van al zijn priesterlijk gezag zoekt
te doen buigen voor de verheven majesteit van
zijn dogma Hiertegen zij opgemerkt, dat een
leeraar die bij de kinderen het doel der opvoe
ding, b. v. den rechten waarheidszin onderstelt
als reeds bereikt, eenvoudig overbodig is. En
wanneer zijn moreel gevoel wordt geschokt door
de vraag „waarom* en deze zoekt te verstik
ken door de brutale kracht zijner autoriteit,
zoo is hij geen paedagoog, maar paap. Deze
vraag toch is een hoogst edele bloem van den
kinderlijken geest, de uiting van ontwakend
verstand en zelfstandigheid, en de ware opvoe-
dingskunst kan geen andere zijn dan deze, dat
men het kind in zijn streven om de oorzaken
op te sporen moet versterken.
Dr. Bruno Wille zegt in het voorwoord van
zijn „Lehrbueh für den Jugendunterrieht freier
Gemeinden* over moreele geschiedenissen en
fabels
„Deze geschiedenissen hebben niet ten doel
het kind te leeren wat het doen of laten moet.
Want de opvoeding tot de vrijheid vermijdt het
dogma en de autoriteit ook op zedelijk gebied
ze kent geen eeuwige zedewet en zegt niet „gij
zult*. Veeleer komt het er op aan dat de jeugd
allerlei handelingen en neigingen met de daaruit
voortkomende gevolgen voor mensehelijk wel
en wee leert kennen en beoordeelen, alsook de
beminnens- en bewonderenswaardige karakter
trekken en daden der menschen. Wie hart
heeft voor de menschheid en levenservaring
bezit, gepaard met inzicht, heeft geen zedewet
ten noodig en brengt de menschheid meer
vooruit dan de gehoorzame kweekeling van het
waarom-looze „gij zult*.
Het geweten is dogmatisch als het geloof.
Zijn stellingen zijn onfeilbaar en onveranderlijk;
het zijn eeuwige „waarheden”, de canon van
alle bravo lieden. „De bewering, dat er geen
algemeene menschelijke moraal is,” zoo heet het,
„is een beleediging welke de menschheid zich niet
mag laten welgevallen zonder aan gezond ge
voel in te boeten en het geloof aan haar be
stemming gedeeltelijk te verliezen.*
Een „beleediging* is het dus een stelling uit
te spreken als dezeer is geen algemeene men
schelijke moraal waarover men nog van ge
dachten wisselen kaneen beleediging, om de
dogma’s van het moraliteitsgeloof in theorie te
bestrijden. Een elllendeling wie ze breekt!
Ketterij, aan haar juistheid ook maar te dur
ven twijfelen! Vermetelheid, het stoute woord
„waarom* tegen te werpen!
Credo quia absurdum!
Ik geloof, omdat het onbegrijpelijk is!
Wie ’t nog niet bemerkte, luistere naar Stan
ton Coit, den spreker van de South-Place-ver-
eeniging voor ethica te Londen:
„Wanneer iemand ons vraagt: Waarom moet
ik goed handelen?” zpoals de menschen dit
menigmaal plegen te doen, welke de hoop op
onsterfelijkheid als een aansporing tot plichts
betrachting behoeven, zoo kunnen we het be
zwaarlijk vinden hierop bevredigend te antwoor
den zooals we op de vraag van den blinde
wat wij verstaan onder de zon en haar stalen,
geen antwoord geven kunnen en toch is het
niet omdat we de zon en haar stralen niet ken
nen, maar omdat de mensch blind is.
„Er is iets wat ik zou noemen gebrek aan
moreel waarnemingsvermogen. De verdorven
heid en onwaardigheid der moreele natuur wel
ke ligt in de vraagWaarom zou ik het goede
doen wordt duidelijk, wanneer we ze in meer
concreten vorm geven en zeggen b. v.Waar
om moet ik voor mijn kind zorgen Waarom
zou ik mijn vrouw niet slaan Waarom mijn
broeder niet vermoorden? Waarom zou wreed
heid mij niet verheugd doen zijn
„Wanneer iemand dergelijke vraag tot ons
richt, betaamt ’t ons medelijden met hem te
hebben, hem te veroordeelen misschien, maar
t zou niet aan ons zijn daarover te gaan uit
weiden Wanneer iemand vraagtWaar
om moet ik mijn medemensch liefhebben zoo
moeten wij zeggenZwijg Dat is belastering
van de menschheid en wij mogen ze niet dul
den zonder tegen deze ontaarde twijfelzucht te
protesteeren.*
Ia dat niet de toon van paapschen ijver?
Zoo spreekt, al is ’t ook ten opzichte kin
deren, de hoofdvertegenwoordiger der ethische
beweging in Amerika, Felix Adler De plicht
van den zedeleeraar in de school brengt mee
aan zijn leerlingen de stellingen der moraal
voor te houden zonder daarvoor de gronden
aan te wijzen, hun een helderder begrip te
geven van wat waar is en onwaar, goed en
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek maken bekend, dat de
Sneek den 15 Mei 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
1°. om aan het regeeringsontwerp in het
kader en stelsel van dat ontwerp eenige uit
breiding en verbetering te geven door daariu
de bepaling op te nemen, dat de kiesbevoegd
heid wordt verleend aan beu die gedurende 24
maanden in gebruik hebben gehad eenzelfde
gebouwd eigendom, waarvan de grondbelasting
ten minste f 1 bedraagt
2°. om de kiesbevoegdheid op grond van
art. 1b 1°, niet te onthouden aan hen die tus
schen 1 Augustus en 31 Januari eenmaal zijn
verhuisd, met dien verstande, dat beide wo
ningen dan zullen moeten voldoen aan de ei-
schen omtrent den huurprijs gesteld
3°. om de minimum-huurprijzen in de tabel
bedoeld in art. ld 1° vermeld, die zij voor ver
reweg de meeste gemeenten te hoog achten,
zonder te raken aan de rangschikking der ver
schillende gemeenten, overal eenigszins te ver
lagen en wel met een vijfde gedeelte;
4°. een amendement, 1 strekkende om den
invloed van den patroon op het kiesrecht van
personen in zijn dienst te verminderen, en 2°.
om te voorkomen dat personen, die b.v. door
den aard van hun vak tijdelijk buiten werk ge
raken, hun kierecht verliezen, hoewel zij bin
nen het bij de wet genoemde tijdvak in dienst
betrekking reeds meer inkomen hebben genoten
dan volgens de tabel vereischt wordt
5°. om de laatste twee alinea’s van art. 1b,
2°. te wijzigen met het doel om lijfrenten met
pensioenen gelijk te stellen, en pensioenen niet
alleen in aanmerking te doen komen, wanneer
ze door openbare instellingen zijn yerleend,
maar ook wanneer ze door bijzondere vereeni-
gingen of particuliere personen zijn toegekend
6°. om achter de 7e alinea van art. 2 in
te voegen de volgende alinea„Inkomen, pen
sioen en lijfrente, bedoeld in art. 16 3°, van de
vrouw en van de inwonende kinderen beneden
18 jaar, worden geacht door den man te zijn
genoten
7®. om te doen uitmaken, dat de regeling
van het kiesrecht voor de gemeenteraden niet
bij deze wet, tegelijk met het politieke kies
recht, zal geschieden.
Voorts is door den heer Traviglino voorge
steld in art. 1 den leeftijd van 25 jaren te ver
anderen in 28 jaren en door den heer Bonman*
om iemand die vijf malen achtereen is waar
dig gekeurd op de kiezerslijsten geplaatst te
worden, daardoor recht te geven tot kiezen.
A1JVERTENT1ÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
u:’!,1 lui: i:\ het imiihsshiew shel
raj
ocr
I
1
■a.
ie
is
e
i-
n
e
r*
o
g
a
e
i
a
e
i
r
18
e-
s-
in
P-
:e
18
i-
SHEERER COURANT.