I iü i ■B H lOïmfflMLIll IM M sag No. 42. E E N-E N-V IJ F T I Q S T E J A A R A N Q. 1896 w o has d a o vx SLAAFSCHE MORAAL, Nationale Militie. 27 _Vl JK I. VII. k Alle brieven in te zenden. ax de* iris het >rd. ien >0, lil het voorschreven I persoonlijk te grieven. I punt een Minister zie ge- rog ten 33 Deze CO UR A NT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ!.-—; franco per post ƒ1.25. en stukken, uitgave oi redactie betreffende, franco KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, Gelet op het besluit van den Commissaris der Koningin in deze Provincie van den 8 Mei 1.1. Ie Afd. M en S no. 571, (Prov. blad no. 31), brengen ter openbare kennis, dat het onderzoek van de verlofgangers der militie te land in deze Gemeente zal plaats hebben op Zaterdag den 20sten Juni e. k.des voormid- dags ten 10 ure dat aan dat onderzoek zullen behooren deel te nemen alle binnen deze Gemeente gevestig de Miliciens-Verlofgangers, voor zoover zij vóór den Isten April jl. in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld, om het even tot welke lich ting zij behooren dat de Verlofgangers, behoorende tot de lich ting van 1889, voor zooverre niet gepasporteerd ook verplicht zijn, zich aan onderzoek te onderwerpen Het godsdienstig fanatisme zoover hebben we ’t langzamerhand gebracht duidt den on- geloovige van onze dagen aan als een onheil maar hij laat op zedelijk gebied dat onheil on betwijfeld, let er niet op zelfs. Toch zijn de ijveraars op moreel en op godsdienstig gebied niet wezenlijk van elkaar onderscheiden. Of Socrates bezeten is van een zedelijken demon, dan wel of Abraham, door Jehovah beheerscht, zijn zoon wil offeren in beide gevallen is het fanatisme. „In een mijner schoolopstellen, zegt Düh- ring nam ik de vrijheid, een der gron den te veroordeelen, welke Plato den gevangen Socrates in den mond legt bij diens weigering om te vluchten. Volgens Plato wilde Socrates het doodvonnis als wettelijk eerbiedigen. Als grijsaard wilde hij de wetten van Athene, wel ke hij zijn leven lang getrouw was geweest, niet schenden. Reeds toen kwam me dit be grip onwaar, wettehjk-ploertig, voor. Ik had de overtuiging dat men tot in den dood de wa re gerechtigheid heeft te achten, maar zich aan slechte wetten en onrechtvaardige rechters of aan den blooten schijn der wettelijkheid niet heeft te binden. Dit standpunt is kenmerkend. Reeds toen was het bij mij de individueele souvereiniteit die in laatste instantie te oordee- len heeft.* Is Socrates wegens zijn eerbied voor de staats wetten, volgens Dühring terecht een „Philister* genoemd, niet minder „philiströs* is zijn mee- ning, dat men „ware gerechtigheid* tot in den dood heeft te achten het is fanatisme, beze tenheid, een spook zooals Stirnes zegt: de pendant van den kruisvader, die „in deu dood* gaat omdat de „ware* God het wil. Het autoritair karakter van die zedewet wordt reeds kenbaar aan de vormen „men heeft te ach ten* ook door de zelfopoffering „tot in den dood.* En het antwoord op deze indivi dueele souvereiniteit moet zijn üf ik de wet tigheid acht, hoe ik ze waardeer, wat ik voor of tegen haar doe, doe, wil ik, ik alleen, be slissen. De gerechtigheid hier door Dühring in tegen stelling met „slechte wetten” bovenmate ver heerlijkt, is een van die afgoden onder wier heerschappij de zedeleeraars op de hun eigen toon van gezag heel de wereld trachten te brengen. Waar echter het: „fiat justitia, pereat mundus* heerscht, zijn geen vrije verstandsmenschen, maar heeren en knechten. Een offers vragende moloch is de „geest van het recht.* Gerechtigheid en toorn, heerschzuchtige verwarrende toorn, hangen nauw samen, zoodat hetgeen optreedt als „ge rechtigheid* slechts heer schets woede is; de vertoornde meent altijd in zijn recht te zijn. Nietzsche zegt Anderen zijn trotsch op hun handvol gerechtigheid en plegen om harentwille vergrijpen aan alles: opdat de wereld in haar ongerechtigheid verdrinke. Achhoe verkeerd klinkt uit hun mond het woord „deugd*! Met hun deugd willen ze de menschen de oogen uitkrabbenze verheffen zich slechts om an- deren te vernederen. Men vaart in onzen tijd van ongeloof uit over den brandstapel, door de fanatieke inquisi- teuren van den godsdienst aangestoken. Maar zelfs de „vrijgeesten” zijn nog zoozeer bevangen in de slaafsche moraal, dat weinigen het inqui sitoriale karakter der zedelijkheid op gezag be merken. Ketter-executies op gebied der moraal levert bijna ieder strijdschrift, inzonderheid de polemiek met staatkundige tegenstanders. De tegenstander moet gesteenigd, verbrand wórden, dat is het gronddenkbeeld. Daar de religieuse inquisitie in onzen tijd geen levensvatbaarheid meer heeft, moet de moreele bijspringen. De heiligenbeelden der moraal, hun imponeerende leuzen, zijn vreeselijke wapens om moreele on derdrukking en doodslag uit te voeren. Daar over zegt Frary: lederen avond, eiken mor gen herhaalt men voor zijn partij, zijn lezer: gij hebt gelijk, ge strijdt voor de goede zaak, ge zij t een kampioen voor gerechtigheid en recht, uw leiders zijn groot, uw wapenbroeders dapper; uw tegenstanders dom of slecht, schel men zijn ze of schoften. KENNISGE VING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek brengen onder de aandacht van degenen, die gedurende het jaar 1895 iets voor de gemeente hebben verricht of aan haar ge leverd, dat hunne pretentiën, voor zoover ze niet vóór of op 30 Juni e. k. zijn ingeleverd, moeten worden gehouden voor verjaard en ver nietigd, volgens art. 228 der gemeentewet, in verband met de wet van 8 November 1815 {Staatsblad no. 51). Sneek den 15 Mei 1896. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. BENNEW1TZ, Secretaris. De BURGEMEESTER van Sneek maakt be kend, dat de Paspooften voor de Miliciens te lagid, der lichting 1889 en voor de Zeemili- ciens der lichting 1891, ter Secretarie ter af- haling gereed liggen. Sneek den 21 Mei 1896. De Burgemeester voornoemd, ALMA. dat de verlofganger bij het onderzoek moet verschijnen in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zak boekje en van zijn verlofpas; dat, behoudens het bepaalde in art. 130 der wet op de Nationale Militie een arrest van twee tot zes dagen door den Militie-Commissaris kan worden opgelegd aan den verlofganger 1°. die, zonder geldige reden, niet bij het onderzoek verschijnt 2°. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenen, niet voorzien is van de hier- voren vermelde voorwerpen 3°. wiens kleeding- of uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden 4°. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander toebehoorende, als de zijne vertoont. De verlofgangers worden herinnerd, dat de strafbepalingen van art. 144 der aangehaalde wet ten strengste zullen worden toegepast op degenen, die zonder geldige reden niet ver schijnen. Sneek den 21 Mei 1896. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. BENNEWITZ, Secretaris. UIT DE PERS. Men heeft de rede, waarmee de Minister van Houten in de Tweede Kamer de eerste sprekers in het algemeen debat over de kies- wet beantwoordde, algemeen „hoog* gevonden. Met meerdere of mindereingenomenheid, natuur lijk. Groot is de instemming met die rede niet maar dat laten we rusten. Over die hoogheid evenwel willen wij wel een woord zeggen. Er zijn er, die vinden dat zekere hoogheid, een minister niet kwaad staatdie hem liever zóó zien dan met den hoed in de hand, vra gende om de gunst. Wij zijn het daarmede eens, mits wij het over de hoogheid eens zijn. Wij hebben eer bied voor een minister die, zijne beginselen ver dedigende, voor zijne innige .overtuiging opko mende, een hoog standpunt inneemt, de zaak van dat hooge standpunt overziet en zoo, zich boven alle kleingeestige oppositie verheffende en alle kleine strijdmiddelen onopgemerkt voor bijgaande, zijne meeningen ontwikkelt, en van datgene, wat er tegen aangevoerd wordt slechts die argumenten ter wederlegging opneemt, die inderdaad wederlegging verdienen. Wij erkennen, neen wij stellen op den voor grond, dat men in ons parlement de zucht tot gemeen overleg dikwijls te ver drijft en dat het alleszins aanbeveling zou verdienen, indien de Ministers in den regel wat minder toeschie telijk waren tegenover amendementen, die hun werk niet verbeteren en dikwijls bederven. Om dat standpunt in te nemen is het echter noodig, vooreerst dat de Minister ontwerpen te verdedigen hebbe, die het innemen van zooda nig standpunt rechtvaardigen die dus op goede beginselen rusten en van die beginselen eene goede toepassing bevatten. Dan moet in de tweede plaats de Minister eene innige overtui ging hebben omtrent de deugdelijkheid van zijn ontwerp en bovendien een man zijn van bijzon dere geestesgaven. Inzonderheid moet hij aan vastheid van beginselen eene welwillendheid en wellevendheid in den vorm paren, die den tegenstander weten af te weren, zelfs hem de kleinheid zijner strijdmiddelen, het onbeduiden de zijner wapenen doen gevoelen, zonder hem j’ Ja, op hoe hooger stand punt een Minister zich stelt, hoe meer hij zich Hiërarchie is het doel van autoriteit-moraal; de vrije verstandsmensch tiert in dezen nevel kring echter niet. De schijn van heiligheid door het gezag geweven, is de speling van de tirannenkroon. Heerschappij is de kracht van den heilige, kruipende onderdanigheid is de tol van den eerbied, welke men hem bewijst. Onderworpenheid en verslaving hangen in nig samen met de eerhij, die eer bewijst, wordt van nature daartoe gedwongen, en wie eer ontvangt, wordt licht in een of anderen I vorm heerscherhet zelfbewustzijn neemt toe I door het eerbewijs de mensch is gewoon in I de meening zijner medemenschen den spiegel te zien die hem over zijn eigen waarde onder- richtwanneer de menschen nu toonen dat ze een hoogen dunk van hem hebben, zoo komt over hem een stroom van gelukkigen trots. Dit weer is de prikkel van zijn eerzucht. Ook van zijn baatzuchtwant met de eer hangen dikwijls bezit, rang en macht te zamen en wie eer ontvangt komt daarmee in de verzoeking om zich de vereering zijner medemenschen ten nutte te maken, door ze aan zijn heerschappij te onderwerpen. De eer begunstigt het gezag dus in al zijn I vormenhet wekt bij de menschen vooringe- I nomenheid met den vereerde of de geëerde in- I stelling. Slavernij zal dus het gevolg zijn van I de eer. Eerbied is een soort vrees en vrees I maakt knechten, niet heeren. Niet alleen fy- I sieke macht, die heerschappij oefent over het I lichaam, is de heersehappelijke kwelgeest van I de menschheid daartoe rekene men ook de J eer, welke de gemoederen beheerscht. Zoo leidde de eer op religieus gebied tot priester- heerschappijJezus werd vereerd zijn jon geren werden vereerd, en het eind van het lied I was de heerschappij van den paus. De ver- I eëring van het geslacht der heroën voerde tot i absoluut despotisme in de staatkunde. „Door den terug werkenden dank is de heerschappij ontstaan,* zegt de dichter Jacoby. Boven alle kritiek verheven is het heilige, iets ongenaakbaars, een „tabu* voor het ver- j stand. Wie iets heilig spreekt, wil dat men zich laten beheerschen, blind gelooven, niet twij felen of denken zal. Hoeveel onzin en sleoht- I heid is niet reeds heilig verklaard Karakteris tiek is het dat van de latijnsche benaming van het heilige „fanum* het woord fanatisme is afgeleid. De vereerders van het heilige zijn inderdaad fanatiek, die ontstellen en veront waardigd worden wanneer hun afgoden worden in twijfel getrokken of verworpen, die ijveren met bekeeringswoede voor hun heerschappij en daarbij geen logika gebruiken, maar vreesaan- jaging en heersehappelijke frases om het orgaan van ’t verstand op brutale wijze te mishandelen. „Wacht u voor den heiligen eenvoud! alles is hem onheilig, wat niet eenvoudig, (onnoozel) is; ook speelt zij gaarne met vuur* den brand stapel! aldus sprak Zarathustra. ADI ERTENT1ÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents; voor eiken regel meer 7% Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den uitgever. 1 tAWT am hi w mmissfflw srai. 5'3 I i- an, L It.je iko. U3. ve, Sen ska niu iter wet ii m itja an an ul- ba 1ft- ima cka lW- iet id* nW rrit IZ0 :ke irk an ite - - - - V W OEEKER C«

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1896 | | pagina 1