JW
fflffllTl ffl IT 1MDISSMT SM.
.1
WW 1
ffl
KIEI'WS- III MIITHTWUllM DE
J
SLAAFSCHE MORAAL.
Opkomst onder de Wapenen.
No 43.
E E N-E N-V IJ F T I QSTE J A A R Q A N Cl.
1896
30 M EC 1,
den Staat, terwijl heer niet alleen met fysieke
•21 r» l» All vrr zl «r r» zl 1 1 i
A.
50,
«t
13
Alle brieven
in te zenden.
50,
00
vin.
N.
.00
00,
sur
eur
iv.
k.
d
la-
40
a
a
o;
Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— franco per post ƒ1.25.
en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
7
mische uitbuiter, zoolang hij blijft binnen de
perken der wettelijkheid, een man van eer is
s maar ook met
moreele middelen zijn belangen voorstaat en
dientdat de moraal dus zijn devote slippen
draagster is.
Bij deze Courant behoort ale Bijblad Feuil-
leton-nummer 221.
pen als de heere God, zijn profeet en zijn
woord. Het is om ’t even of de christen zich
voor zijn heiland door roofdieren laat verscheu-
ren, of dat Emilia Galotti sterft opdat de hei
ligheid van het maagdom triomfeere. Hetzelfde,
of Don Quiyote zich voor zijn Dulcinea laat
geeselen, of een „neo-romantiker" zich voor zijn
eer in het duel laat doodschieten. Hetzelfde,
of een maagd van middelbaren leeftijd in het
klooster gaat om „hemelbruid" te worden, of
dat een modern kind uit kinderlijk respect, uit
piëteit jegens zijn ouders, het juk van een on
welgevallig huwelijk of een beroep tegen zijn
zin zich getroost.
De moralist verlangt, evenals de paap, deze
onderdanigheid enkel ter eere zijner godin, naar
hij beweertinderdaad zoekt hij zelf daarvan
profijt te trekken. Reeds daardoor laadt hij den
schijn van uitbuitende bedoeling op zich, dat
zijn predikatiën stereotyp het „gij zult" tot
onderwerp hebben. Hij zegt niet„Ik wil niet
stelen", maar principieel„Gij zult niet stelen."
Altijd richt hij zich tot anderen; wat meer aan
berekening dan aan naïviteit doet denken.
Het uitbuitend karakter der moraal wordt
den onnoozelen toeschouwer verborgen, door
dien het voordeel dat de moralisten er uit trek
ken, meestal indirekt is. Ze profiteeren door
hun broodheeren gevallig te zijn. Het zelfde
Bijzantinisme dat men in de kerk aantreft, sinds
de wereldlijke heeren hun Imogen steun heb
ben toegezegd, heeft ook de moraal bedorven.
„Het volk zegt Otto Bodewijk hebben
ze den hemel en de hel wijs gemaakt, opdat
de genadige heer zijn hazen voor zich behoudt.
De arme menschen hebben ze vau kindsbeen
aan een geweten ingetrechterd, opdat deze ’t
zich zullen laten welgevallen dat de rijken in
vreugde en heerlijk leven."
Natuurlijk ondervindt het zedelijk gebied den
invloed van de maatschappelijke hiërarchie,
het economische en maatschappelijke moeten,
mogen en niet mogen De wetten van mo
raal en staatkunde loopen noodzakelijk zoozeer
ineen, dat men niet meer de grenzen kan vast
stellen tusschen wettelijkheid en moraliteit en
dó.t een vermeende legaliteit bij ontpopping mo-
rateit blijkt.
Wilhelm Teil vereert men als held; den
moordenaar van Carnot veroordeelt men van
zedelijk standpunt.
Wanneer de moraal den mensch niet voor
de rechtbank daagt wegens zijn verstand of den
inhoud zijner overtuigingen; wanneer ze verder
de onbaatzuchtige, offervaardigen geestdrift voor
het algemeen welzijn verheerlijkt, zoo mag men
naar de regelen der logika den anarchistischen
moordenaar, nu hij onbaatzuchtiger gehandeld
heeft dan Teil, niet verdoemen. En nochtans
doet ze dit; waarom Vooreerst omdat Casse-
rio zelf justitie wilde uitoefenen en dus handel
de in strijd met de legaliteit, volgens welke de
godheid Staat zegt„Aan mij komt de wrake
toe
Teil heeft dit wel is waar ook gedaan,
maar het verschil zit in de bedoelingen:
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER der gemeente Sneek
brengt ter openbare kennis, dat het 4e kwar-
nog juister is het te zeggen, dat de tafds* en J^J'^tjaars-kohier No. 7 en 8 voor de
moraal bestaat uit verscheidene dikwijls elkan
der vijandelijke stroomingen; dat elk dezer stroo-
mingen een bepaalden kring van belangen ver
tegenwoordigt, dat dus de gezamenlijke gezag
hebbers hun wil aan de moraal opdringen. De
familie, de meest oorspronkelijke onzer gezags-
vormen, moet allereerst door de hulp der mo
raal in stand gehouden worden.
Wat de familiebanden tracht te verslappen
geldt als onzedelijkwat ze versterkt als zede
lijk.
Omdat het „hoofd” der familie zijn vleesch
en bloed tot erfgenaam wil, moet de vrouw
voor het huwelijk ongerept blijven, in den echt
uitsluitend aan den gemaal toebehooren ter
wijl deze zich door de moraal eenige voorrech
ten laat geven. De vrije echt is iets „wilds."
De prostitué wordt, ofschoon ze eigenlijk voor
onontbeerlijk geldt en in den grond niet anders
doet dan elk slaafsch karakter, voor het schuim
der maatschappij gehouden. Wie huwt, rijst
dadelijk in de burgerlijke achting; nu hij ge
bonden is, schenkt men hem eer-krediet. Alle
familieleden zijn aan hun opperhoofd gehoor
zaamheid, eerbied, piëteit enz. verschuldigd.
En gelijk de familie, geeft elke maatschappelijke
laag, die op gezag is gegrond, aan de moraal
een plooi. De adel b. v. eischt, dat de ridder
zijn eer d. w. z. niet zijn persoonlijke eer
maar die van anderen, het gezag zijner stand-
genooten zal verdedigen tot in den dood.
Zoo staat de „betere” maatschappij er op dat
haar leden zich naar hun stand gedragen, b. v.
zich wachten voor een „mésaillance”. De bur
gerlijke maatschappij vraagt van het individu
allereerst bruikbaarheid. Bruikbaarheid, waar
om Natuurlijk voor de burgerlijke maat
schappij, wier hoofddoel is geld te verwerven.
Daarom mag hij den lediggang niet huldigen;
dat zou diefstal, dagdieverij zijn en zou hem
tot een „twijfelachtig bestaan” degradeeren
onafhankelijkheid beduidt juist, zoodra ze op
treedt in gemeenschap met armoede, spitsboe-
verij of muiterij, in ieder geval een verbreken
der „orde” alleen de bevoorrechte mag onaf
hankelijk zijn.
Hoe onbeschaamd de moraal samenwerkt met
de legaliteit en partij trekt voor de bevoorrech
ten, komt recht helder aan den dag uit het
feit, dat de rentenier, de speculaat, elke econo-
brengt ter openbare kennis, dat het 4e kwar-
Personeete Belasting dezer gemeente, dienst
jaar 1895/96, door den Directeur der Directe
Belastingen te Leeuwarden gearresteerd den
26 Mei 1896, aan den Ontvanger der Rijks-
belastingen te Sneek ter invordering is ter hand
gesteld en dat een ieder verplicht is zijnen
aanslag, op den bij de wet bepaalden voet, te
voldoen.
Sneek den 27 Mei 1896.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
de anarchist wil den val van
Teil als voorvechter wordt beschouwd van den
burgerlijk-vnjen Staat en dus door de poli
tieke sanctie wordt schoongewassen van over
treding.”
Strijders voor de bevrijding van het proleta
riaat hebben de bestaande moraal verweten dat
ze partij kiest voor de belangen der bourgeoisie.
Juist, maar
De BURGEMEESTER van Sneek,
Gezien de missive van den Heer Commissa
ris der Koningin in Friesland van den 22 Mei
1896, le Afdeeling M/S no. 646 (Prov. blad
no. 36) betreffende opkomst in werkelijken dienst
van Verlofgangers der Nationale Militie, van
de lichtingen 1892, 1893 en 1894
ROEPT BIJ DEZE OP de in deze gemeen
te gevestigde Verlofgangers van de Militie te
land, behoorende tot de hieronder vermelde
lichtingen en Korpsen, om zich dit jaar op de
hierna aangegeven tijdstippen, uiterlijk ’s na
middags ten 4 ure, bij hun Korps in werkelij
ken dienst te begeven, te weten
A. De Verlof gangers der lichtingen 1892 en
1893, behoorende tol
het 3e en 6e regiment Infanterie op 15 Augus
tus 1896-,
het le, 2e, 5e, 7e en 8e regiment Infanterie
op 27 Augustus 1896, en
het regiment Grenadiers en Jagers en 4e
regiment Infanterie op 4 September 1896.
B. De Verlofgangers der lichting 1893, be
hoorende tot
de le batterij van het korps Rijdende Artil-
lerie op 15 Juni 1896-,
de le, 3e, en 6e batterij van het 2e regiment
Veld-Artillerie, alsmede de 2e Trein-Compagnie,
met uitzondering van hen, die in dit jaar van
de Cavalerie daarbij zijn overgeplaatst, op 24
Juni 1896
het le peloton van de le compagnie van het
korps Torpedisten (plaats van opkomst fort de
Ruijtër) en het 2e peloton van de le compag-
I nie van het korps Torpedisten (plaats van op
komst Hellevoetsluis) op 2 Juli 1896;
de le, 3e en 6e batterij van het 3e regiment
Veld-Artillerie op 8 Juli 1896;
de le compagnie van het korps Pontonniers
op 10 Juli 1896;
de 2e, 4e en 6e batterij van het le regiment
Veld-Artillerie en het korps Genietroepen (uit
gezonderd de Vesting-Telegrafisten die hebben
voldaan aan het bepaalde in den eersten volzin
ven artikel 6 van het Koninklijk besluit van 29
Februari 1884 no. 13) op 22 Juli 1896;
de 2e compagnie van het korps Pontonniers
op 27 Juli 1896;
wat waar mag zijn, maar inkonsekwent zeker Veld-Artillerie, alsmede
met het
de niet wettelijke uitbuiter” de dief b. v. vindt de Cavalerie daarbij zijn overgeplaatst, op 14
de 3e compagnie Hospitaal-Soldaten op 15
ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
De moralist tracht de moraal schoon te was-
schen van deze smet en noemt het een mis
bruik. Maar het misbruik gaat samen met het
gebruik en, zooveel misbruikt, mag men vra
gen, of het misbruik niet in de natuur der mo
raal is gelegen, speciaal in haar eigenschap
„fanum*, „tabu" te zijn en fanatisme op te
Wekken.
Hiertegen te protesteeren, tegen het ketter
gericht der moraal en haar eischen, is plicht
oor wie verdraagzaamheid zoowel op moreel
ils religieus gebied doel is en die meent, dat
de zedelijkheidsbegrippen even min als de gods
dienstige overtuiging met dwang of inquisitie
mogen worden te keer gegaan. Zarathustra
spreekt aldus
„Dat de mensch verlost worde van de wraak,
s ook mij een brug tot de schoonste verwach
ting en een regenboog na lang onweder. Maar
inders wel is waar willen het de tarantulas.
„Dat juist heet bij ons gerechtigheid, dat de
wereld vervuld worde van het onweder onzer
wrake." Zoo spreken ze tot elkander. Wraak
villen we oefenen en bespotting over allen die
ons niet gelijk zijn," zoo zweren de tarentula-
harten Daarom raad ik u, mijn vrienden
Wantrouwt allen, in wie de slechte drift tot
straffen machtig is Dat is volk slecht van aard
ën afkomst; uit hun gelaatstrekken spreekt de
beul en de speurhond 1 Wantrouwt al degenen
fie veel over hun gerechtigheid redeneeren
Waarlijk, hun zielen ontbreekt het niet aan
tonig. En wanneer ze zich zelf „de goeden
en rechtvaardigen" noemen, zoo vergeet niet,
tan hun voor den Farizeër niet meer ontbreekt
dan macht.
I Moraalpapen handelen als de godsdienstpapen
om hun heerschappij te vestigen. Hun zaak
staat hooger dan alle dingen der wereldals
f en god troont de moraal boven alle mensclien-
fverk, en wie gewillig haar voorschriften volgt
s meer waard dan het intellectueele genie, en
melt „de kroon des levens." En gelijk de gees-
elijke herders hun schapen aanhoudend tot
eemoedigheid en nederigheid aanmanen, tracht
e moraalpaap zijn kweekelingen in het stofte
i’erpen om hun het juk zijner voorschriften op
e leggen.
De eigen wil, het egoïsme zoekt hij in zijn
wortel aan te tasten, zoo mogelijk uit te roei
en, daarentegen eerbied, onderworpenheid
m gelatenheid, zelfopoffering en zelfverlooche-
üng een plaats te geven in zijn hart. Men be-
tlaagt de menschen, die uit godsdienstige dweep-
mqht zich hebben onderworpen aan het mar-
j" ejkatschap men bemerkt echter niet dat de
selfde dweepzucht tiert op moreel gebied, ja
.en gronde ligt aan de meeste offers die uit ze- I
lelijkheidsmotieven voortkomenwant de mo-
reele opoffering handelt uit plichtsgevoel, uit
Nauwgezetheid, en dat zijn evenzeer heerschap-
de 2e, 4e en 5e batterij van het 2e regiment
de le Treincompagnie,
oog op de strenge veroordeeling die met uitzondering van hen, die in dit jaar van
Maar genoeg. Uit de illustraties is voldoende Justus 1896;
de juistheid gebleken van de stelling, dat ieder Augustus 1896;
I
3
1$
i
5 50
3
1
9 52
05
012
DIS
024
133
45'
25'
20'
725
3-
3 -
815
3 35
3 45
Itfbo
van
der
ia, z.
Hem
er
i der
ecl»
letso
ntje
)zin-
n
(root
1 en
63jr
jr -
E R O U R A R
L.
'■r