)01 GEMlffl El BET fflOMMBl SIH. t! ■MS- 11 iDMmHUIi TOOR 118 No. 49. E E N-E N-V IJFTIGSTE J 1896. A R G A N G. SLAAFSCHE MORAAL. 56r k. 20 j u r. an na de. U I T DE PEES. 0, 0, ner om w* om )E, len 10 R- iet n. )0 '0, ir ar ur 0, 1: a- o> A DVERTENT1ÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents; roor eiken regel meer 7*/t Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den uitgever. merken als een bizonderen factor van ’t altru ïsme en, voor zoover ze niet staat in den dienst van „gij moet®, van ’t vrije altruïsme. Het overschot aan lichaams- of geestes-krachten, na aftrek van wat de mensch noodig heeft voor egoïstische doeleinden, is een gewichtige fac tor der beschaving. Overmoed dreef de heroën der oudheid tot avonturen om het land te zui veren van verscheurende dieren en land plagen. Overvloeiende kracht des gemoeds j bewoog de heilanden zich hun medemen- I schen aan te trekken, die hun voorkwamen als „schapen zonder herders.® En waar de denker of kunstenaar zich inspant om de diep ten van ’t geestelijk leven te peilen, ten einde werken terug te keeren met een vondst, een ontdekking, uitvinding, een wetenschappelijk denkbeeld of een kunstwerk, daar wordt hij niet gedreven door dat deel van ’t intellect, op ’t welk zijn egoïsme beslag legt, maar op het overgeschote- ne, zijn „genie®, dat werkzaam zijn wil, omdat zijn werkzaamheid gelukkig maakt. Ik zing, zooals de vogel zingt, Die in de takken nestelt Het lied dat uit de keele dringt Is ’t loon dat rijkelijk Deze woorden van Goethe duiden aan dat de kunstenaar zijn schepping niet beschouwt als middel ter bevrediging van bekrompen baat zucht, maar als het overvloeien van geestelijke kracht, wier inspanning onmiddellijk bevrediging schenkt. Volgens Schopenhauer is genie het intellect dat vrij van dienst, dus overtollig is. „Tot heden zegt Krapotkine heeft het de menscbheid nog nooit ontbroken aan die groote harten, welke, overvloeiend van liefde, geest en willen, hun gevoel, intelligentie of weifkkracht in dienst stelden van ’t menschen- geslacht zonder iets daarvoor terug te verlan gen.® En, voegen we er bijwaar dit zoo was in tijden toen onmetelijke hoeveelheden waar devolle kracht van geest, gemoed en lichaam, in oorlog, knechtschap en gebrek verdierven of verkommerden, hoeveel grooter zullen dan niet de zegeningen zijn van dat krachtsoverschoi in de vrijheid, welke geen onderdrukking, geen gebrek aan de noodigste levensmiddelen, geen verwoesting van volkskracht duldt, maar aan ieder individu de middelen aanbiedt om zich bij matigen arbeid een bestaan te verschaffen, vrij van zorg en om zijn talenten te ontwik kelen! Tot dusver werden de edele geesten, de genieën en talenten, gerecruteerd uit een twintigste deel des volks, met name uit dat deel welks bestaansvoorwaarden piet ongunstig wa ren onder algemeen gunstige voorwaarden zul len dus de vruchten van goeden aanleg min stens twintigvoudig zijn. Deze verwachting is even gemotiveerd, als die van den landman op twintigvoudigen oogst, wanneer zijn land met gelijkwaardig land wordt vertwintigvoudigd. Buiten een bekrompen „aristocratie® erkent thans ieder, dat talenten en aanleg even veelvuldig in alle volksklassen worden aangetroffen. De natuur deelt haar gaven uit zonder te letten op het verschil der sociale klassen, dat geschapen werd door het In de Noordbrabanter komt de heer Van Vlijmen, lid der Tweede Kamer, met kiem op tegen hetgeen mr. Haffmans in het Venloosch Weekblad schreef ter zake van den stem- of op- komstplicht. Hij verweet den veteraan politieke buiteliugeu te maken. De laatste sprong was een salto mortals en heeft den heer Haffmans in ’t schuitje van den heer Van Houten ge bracht. „Mr. Haffmans, aldus schrijft de heer Van Vlijmen, heeft in een artikel van 6 Juni 189Ö in het Venloosch Weekblad zijn lezers in den waan gebracht, dat al zijn katholieke inedeaf- gevaardigden zijn slecht voorbeeld hebben ge volgd, dat zij allen, aan handen en voeten ge bonden, door de stemming over artikel 1 van het wetsvoorstel, zich aan minister Van Hou ten hebben overgegeven Mr. Haffmans heeft zelfs durven schrijven, dat wij door het bewuste manifest gebonden waren om te stemmen vóór artikel 1mr. Haff mans heeft zich met den profetenmantel om hangen, zeggende dat wij allen zullen stemmen vóór de wet. Neen Mr. Haffmans, dit is de lichtzinnigheid te ver gedreveu Nooit gehoord in onze politieke geschiedenis is deze uwe daad. Zij is niet de daad van een ernstig man. In het publiek te beschikken over de stem men van uw mede-afgevaardigden en aldus een moreele pressie op hun stemming te willen uit oefenen, is niet alleen een lichtzinnige daad het is erger ’t is een daad, die u èn door de grondwet èn door uw geweten verboden is. De heer Van Vlijmen eindigt aldus „Na de laatste artikelen van mr. Haffmans mij ge kwetst voelend in mijn zelfstandigheid uls afge vaardigde, heb ik mij gedrongen gevoeld Noord- brabant te doen weten dat ik, die indertijd in de noodzakelijkheid was om te strijden tegen den minister Bergansius, mij niet zal buigen onderde tooverroede van den minister Van Houten.® De zonderlinge wijze, waarop eergisteren is omgesprongen met art, 161 der kieswet, wordt in eenige verslagen der bladen meer speciaal in ’t oog gevat. Dat de minister het artikel terugnam, wekte volstrekt geen verbazing. „Men vraagt zich af, schrijft het Vad., welke eigenlijk de bedoeling van den minister is ge weest met het aanvankelijk opfiemen van een artikel, waarvan hij van te voren uitnemend goed kon nagaan, dat hij het toch zou moeten prijsgeven. Het spreekt vanzelf, dat een storm zou opgaan tegen een bepaling, die maar eeni- germate van ongrondwettigheid kon worden verdacht en die tevens het bezwaar had het kiesrecht verder uit te breiden, dan de regee- ringsmeerderheid aangenaam kon zijn, ’t Is werkelijk, alsof hier aan een manoeuvre moet worden gedacht om het de vooruitstrevenden zoo moeilijk mogelijk te maken te stemmen voor de wet. Behoud van dit artikel zou de wet misschien in gevaar hebben gebracht, maar zou de stemmen van enkele vooruitstrevenden heb ben doen winnen. Terugneming echter van het artikel, nadat het eerst was voorgesteld, was een duidelijke aanwijzing, dat de regeering op de conservatief-clericalen wil blijven steunen en met graagte aan meer vooruitstrevenden argu menten of voorwendsels aan de hand doet om te stemmen tegen de wet.® En de Tel. oordeelt er ongeveer eveneens over „Waarschijnlijk was de opneming van die be paling destijds een daad van hetzelfde kaliber BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, brengen ter voldoening aan art. 8 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad no 95) ter openbare kennis dat aan JACOB de WILDE, Slager, wonen de te Sneek en zijne rechtverkrijgenden, vergun ning is verleend tot het oprichten van eene Slagerij, in het perceel kadastraal bekend ge meente Sneek, Sectie B. no. 2669, staande aan de Gedempte Pol wijk 3 no. Ill, Sneek den 19 Juni 1896. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. BENNEWITZ, Secretaris. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, Gelet op de artikelen 6 en 7 der Wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad no. 95), tot regeling van het toezicht bij het oprichten van inrich tingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken Brengen ter openbare kennis, dat ter Secre tarie der gemeente ter visie is gelegd, een ver zoek met bijlagen van AALTJE BOSMA, We duwe Jacobus Kresner, van beroep Winke lierster, wonende te Sneek, om vergunning tot het oprichten van eene Koper- en Blikslagerij in het gebouw, staande aan het Cingel alhier, Wijk 12, no. 1, kadastraal bekend gemeente Sneek, Sectie B, no. 2985. Dat op Zaterdag den 4en Juli 1896, des middags te 12 uren, ten gemeentehuize gele genheid zal zijn, om tegen die oprichting be- zwaren in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten en dat zoowel de ver zoekster als zij, die bezwaren hebben in te brengen, gedurende drie dagen vóór ovenge noemd tijdstip ter Secretarie der gemeente, in de gewone bureau-uren, van de ter zake in gekomen schrifturen kennis kunnen nemen. Sneek den 20 Juni 1896. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. BENNEWITZ, Secretaris. onverstand en de slaafscheid der menschen. Ze geeft dezelfde vermogens aan het kind van den fabrieksarbeider als aan den zoon van den rijke. „Neemt men zegt Ludwig Büch- den druk weg welke heden den strijd ’t bestaan legt op de opwaarts strevende krachten, of vermindert men dien slechts, dan schieten onmiddellijk in massa krachten van uitnemende soort naar boven, terwijl door den toenemenden druk de heerlijkste talenten ver kommeren, zelfs door het drukkend bewustzijn der verkommering.® Een diep gewortelde dwaling is te meenen, dat ieder talent of genie zich er wel door zal Vermijden kan men dezen misstand alleen, door zooveel mogelijk den strijd om ’t bestaan te verlichten, door instellingen die aan elk zich verheffend talent ruimte ge ven, die mogelijkheid bieden dat deze zich ont plooien en die voorkomen dat in de toekomst aan de heerlijkheid van weinigen het welzijn van millioenen worde opgeofferd. Het probleem der toekomst van het men- schengeslacht is gelegen in de gelijkmaking der middelen waarmee door ieder den strijd om ’t bestaan gestreden wordt. XIII. (Slot.) De vrije maatschappij der toekomst zal rijker zijn aan vrij altruïsme, dan onze verrotte we reld. Beschouwen we na de menschcnliefde in de tweede plaats het mee gevoelen, dat uit medelijden en mee zich verblijden bestaat, als een soort van dit altruïsme. Mensch en dier gevoelen behoefte hun ge waarwordingen, zoo aangename als onaangena me, weer te geven met woorden, geluiden of bepaalde gebaren. Maar door zijn bewustzijn gaande, lieten gewaarwording en uitdrukking beide een indruk in ’t geheugen achter. De wet der gedachten-associatie brengt ook hier teweeg, dat gelijke gewaarwordingen dezelfde voorstellingen wekken, en zoo zal voortaan de voorstelling of waarneming van de gevoelsuit drukking ook de voorstelling van dit gevoel wakker roepen. Hoort de mensch b. v. weeklagen en ziet hij tranen, dan wordt in zijn herinnering het gevoel gewekt dat hij eens had toen hij ween- De levendigheid dier herinnering maakt dat hij mede lijdt met den weenende. Zoo wordt vreugde gewekt door uitingen van vreug de: als lachen, juichen of springen. Uit deze beschouwing volgt, dat geen verplichting, geen „gij moet® van wege staat, religie of moraal het vrij altruïsme teweeg brengt. Maar niet alleen mogelijk, ook rijkelijker zal dit meegevoelen zijn in de van moralisme be vrijde maatschappij. Men merke slechts het feit op, hoe meegevoelen verzwakt of belemmerd wordt door tegenstrijdige belangen. De operateur die er belang bij heeft zijn mes met de grootste koelbloedigheid te hantee- ren, blijft misschien bij het weenen van den patient ongeroerd. En een legeraanvoerder gelukt het bij de worsteling zijn meegevoel te onderdrukken, door het doe! van den kans streng in ’t oog te houden, terwijl ettelijke tooneelen van ont zettend lijden hem omringen. In dergelijken toestand bevindt zich min of meer ieder lid on zer huidige maatschappij. Als uitbuiter of concurrent wordt hij gedron gen zonder medelijden of erbarmen te onder drukken en te verdringen. Waar hij zich in dezen onthouden moet, wordt zijn medelijden vaak het zwijgen opgelegd door de overweging van eigen hulpeloosheid. In een vrije maat schappij, waar van uitbuiting en armoede geen sprake is, komen deze hindernissen van ’t mee gevoelen niet voor, en zal het vrije altruïsme dus rijkelijker voorkomen. Een derde soort van dit altruïsme vloeit voort uit de behoefte om overbodige kracht te gebruiken. Deze kracht werkt onder de men schen niet beslist altruïstisch; ze kan voor den medemensch zelfs gevaarlijk zijn; ze krijgt eerst den altruïstischen stempel door de verbinding met liefde, vriendschap, welwillendheid en mee gevoel of van den plicht zelfs. De weldadige werking dezer gevoelens wordt door haar zeer bevorderd en daarom is deze kracht aan te Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden L—franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco in te zenden. les 1 952 >5 )12 18 >24 133 50 7 20 r>* 25’ 15 35 45 SL a ’8* t. OEEKER COIRIY

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1896 | | pagina 1