CIill I i T 11 I!11 illlllfflSSEBT SffiK
1MWS- ffl MfflfflHLW INK lit
I
A
1896.
e
s
VISCH NOCH VLEESCH.
Vrijwillige oefeningen in den
Wapenhandel.
T
L
w
KI
W OENSDAO
Q S E F T E 3I B K R,
i.
van
UIT DE PERS.
f-
h
A
'0,
a
B
n-
betreffende de jongste pe-
geea
de Lombokzaak en
riode van den Atjeh-oorlog zoo goed als
licht heeft ontvangen.
ABVERTENT1ÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
De BURGEMEESTER van Sneek brengt ter
kennis van belanghebbenden
1°. dat de vrijwillige oefeningen in den Wa
penhandel, in den aanstaanden winter op den-
zelfden voet, als in het vorige jaar, zullen plaats
hebben, en eerst dan een aanvang nemen, wan
neer de militieplichtigen zullen hebben geloot
(tusschen 7 October en 7 November)
2°. dat jongelieden van den lijden tot en
met den 20jarigen leeftijd en zij, die voorne
mens zijn zich als vrijwilliger voor het reserve
kader te verbinden tot den 24jarigen leeftijd
zich vóór den 5den September e. k. ter Secre
tarie dezer gemeente tot deelneming aan boven
genoemde oefeningen kunnen aanmelden.
Sneek den 18 Augustus 1896.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
f
Wer da lügt, musz Prügel haben!
Het recht van den sterke decreteerde
Macht is recht
Zoo was ’t vroeger en zoo is nog op he
den; en ’t zal in de toekomst nog wel lang
voortleven. Het plantje waar elk redelijk we
zen zich aan ergert, wordt gesnoeid, besnoeid,
«naar 't blijft leven, want wie durft het met
wortel en al uitrukken?
Ieder zoekt dus macht te verwerven om recht
te krijgen, maar het machtsbezit is afhankelijk
taak; ze loont de moeite en ze is heilzaam voor
allen, omdat ze ons een stap nader kan bren
gen tot den staat van algemeen wenschelijk
geluk, de conditio sine qua non van onzen voor
uitgang in beschaving en veredeling.
En zoo gaan we uit, om óns den invloed te
verzekeren van die invloed hebben, dat zijn
de machtigen, en we bedenken daarbij dat hun
magen niet alle spijs verdragen kunnen op
waarheid zijn ze belust, maar waarheid bevalt
hun niet.
We nu ja, er zijn gelukkige wezens die
hierop uitzondering maken we sluiten ons
bij voorkeur aan bij de sterkeren en spreken
dus zooals ’t hun ooren streelt. We, dat zijn
niet ik, gij en hij, zoo’n clubje van onbekende
grootheden, we, daaronder versta men: ieder
een
Ook de machtigen, de invloedrijken, de ver-
hevenen en de eenvoudigen, de wijzen en de
niet-wijzen, de christenen en de niet-christenen
het clubje is zoo groot, zoo uitgestrekt en alge
meen geworden, dat we met meer recht nog
dan in de dagen van Mirza heden ten dage kan
zeggen dat hij, die de waarheid spreekt, in
plaats van armen, vleugels hebben moet.
Wat zal men er tegen doen Hoe deze vorm
van diepe slavernij breken? Met geweld? Wat
zal ’t baten, zoolang niet algemeen de overtuiging
heeft ingang gevonden dat wij, wij allen, slaven
zijn, gedwongen te zwijgen, te verdraaien of
om te keeren wat rechtstreeks door onze her
senen wordt voörtgebracht. Dien tijd moeten
we met geduld afwachten, overtuigd als we zijn
mogen dat hij komen zal. Immers, de waarheid
kan niet verborgen blijven, ook deze waarheid
niet, dat het getal van hen die dezen staat van
afhankelijkheid en slavernij verfoeien met den
dag toeneemt. Het eenigen wat we doen kun
nen is medestrijders te werven, niet door de
groote trom te roeren, maar door te wijzen op
elk concreet geval, op elk feit dat de slavernij
illustreert.
Er moet gepropageerd voor deze anti-slaver-
nijvereenigingde geesten moeten wakker ge
schud, want hocvelen zijn er niet, menschen
van gezond verstand, die, tevreden met hun
portie, niet begrijpen hoe anderen kunnen den
ken dat zij onvrijen, dat zeslaven zouden zijn.
Ze denken en spreken zooals ze willen, zonder
er schade of nadeel van te ondervinden. Der
gelijke menschen, weinig lichamelijk geschokt
als ze zijn in den strijd der meeningen, zouden
flinke strijdkrachten zijn in den kamp om de
vrijheid; maar hoe ze te winnen Hoe ze hun
droombeeld ontgoocheld Immers: door te wij
zen op de voorbeelden rondom hen van slaven
en vervolgden om der waarheidswille
Wat waarheid is behoeven we niet uit te
leggen; onze gezamenlijke hersenen mogen dat
ontdekken en hieruit volgt, dat de tijdduur voor
het zoeken omgekeerd evenredig is aan het
totaal der hersenen; m. a. w.Wanneer elk
zijn licht laat schijnen, komen we eerder tot
ons doel, dan wanneer ettelijk velen uit zucht
om te leven slaafsch draaien en met hun dwa
lend licht hinderen en ons van ’t spoor brengen.
Van aanschouwing ga men uiteerst voor
beelden,‘dan de regel. Mag men niet van ieder
verstandelijk mensch in dezen bijstand ver
wachten Anderen, z’n medemenschen, te
1 verlossen uit sleur en slavernij is een dankbare
De heer Pruys van der Hoeven, gewezen lid
van den Raad van Ned.-Indie, heeft in zijn in
April uitgegeven brochure, getiteld „het laatste
nieuws uit Indie44, er eenigen nadruk op gelegd,
dat de aandeelen in de Kon. Paketvaart-
Maatsch. inmiddels stegen en de Atjeh-leveran-
ciers goede, zaken maakten. Het Hand, meen
de hierin de bedoeling te zien om in de ge
beurtenissen in Atjeh en de financieele belan
gen der Paketmaatschappij eenig verband te
leggen en achtte dit een „ellendige insinuatie44.
De Maasbode heeft op de woorden van den
heer Van der Hoeven voortgeborduurd en van
een „innige verhouding van den gouverneur-
generaal met de Paketvaart44 gesproken. Nu
komt echter de Middelb. Ct. met de opmerking,
dat, wanneer er werkelijk verband bestaat
tusschen den Atjeh-oorlog en den bloei der
Paketvaartmaatschappij, de regeering of onze
minister door duidelijke en ondubbelzinnige
mededeelingen aan allen twijfel een einde dient
te maken.
Zoo rolt het steentje voort, zegt de N. R. Ct.
en nu de verdachtmaking vrij spel gekregen
heeft, meent het blad dat de heer Van der
Hoeven niet langer zwijgen mag, duidelijk be
hoort te preciseeren wat hij met zijn woorden
heeft bedoeld en te verklaren of' men recht
heeft daaraan gevolgtrekkingen te verbinden, die,
zoo zij juist waren, hen zouden schandvlekken
op wie zij betrekking hebben.
Inmiddels merkt de Tijd op, dat de insinu
ation van den heer Van der Hoeven verder
uitgesponnen worden en het „zoogenaamde44
verraad van Toekoe Oemar van Nederlandsche
zijde geprovoceerd zou zijn in het belang van
de Indische Paketvaart-Maatschappij.
Mochten dergelijke verdenkingen geloof ver
dienen, merkt de Tijd mede op, de Fransche
Panama-schurken zouden blank schijnen, verge
leken bij de Nederlandsche staatslieden, die het
lot onzer koloniën in handen hebben.
De Tijd hoopt echter, dat de regeering uit
een en ander de les moge trekken, hoe nood- dat ze wel waar zouden zijn, als ik, die achter
lottig al te groote geheimzinnigheid en achter- de schermen gekeken heb, ze uitsprak. Doch
houdenheid kunnen werken. Zij meent dat die schermen staan wel wat heel ver af, ik ben
het Nederl. volk van de regeering betreffende reeds drie jaar gerepatrieerd. En bovendien,
R. Ct. ontving nu van den
van der Hoeven het volgende schrij-
naar zij hoopt, voor goed den kop zal
aan
van anderen, van hen die ’t ons verleenen. j
Zonder deze laatsten was er van macht geen
sprake.
Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.-franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
De N.
heer Pruijs
ven, dat,
indrukken aan al de boosaardige verdachtma-
kingen, die in den laatsten tijd naar aanleiding
van de in de brochure van den heer Van der
Hoeven voorkomende uiting zijn verspreid.
Gaarne voldoe ik aan den wenk, mij in uw
blad van heden gegeven.
In de door u genoemde dagbladen, waarbij
ook het Soer. Hand, van 1 Juli 1.1. nog ver
dient vermeld te worden, is, niet door zijn toe
doen doch naar aanleiding mijner woorden, een
steentje aan het rollen gegaan, dat derden bij
de „lichtgeloovige gemeente44 dreigt te bena-
deelen.
Die bladen hebben uit mijn woorden gift ge
zogen tegen de Indische regeering; mij in den
mond gelegd, dat eigenbaat op haar handelin
gen invloed zou gehad hebben.
Erkentelijk voor de gelegenheid, mij door u
aangeboden om, ter afwending van elke smet
voor wie ook, mijn bedoeling dier woorden te
verklaren, wijs ik allereerst op het verband,
waarin zij voorkomen. Terecht wordt door u
opgemerkt, dat zij gelezen wordeu ter plaatse
waar ik „de verschillende gebeurtenissen der
laatste dagen, die aan de verschijning der bro
chure voorafgingen,44 heb opgesomd.
Bij het verzamelen dier berichten viel mijn
oog op hetgeen voorkomt iu de financieele kro
niek van de Opr. Haarl. Cour, van 9 April i.l.
(zesde kolom), luidende: „Paketvairt op
nieuw hooger sluitende. Men zal natuurlijk
geld verdienen aan de Atjeh-onlusten. Deze
onderneming is een weldaad voor moederland
en koloniën.44
De bitterheid der ironie van dit bericht te
genover de rampen en nadeelen, die ik uit
dezen nieuwen outbreak voor ons vaderland
voorzie, trof mij. Paketvaart en Atjeh-leveran-
tie, gij zijt de eenige winners bij dezen omme
keer van zaken!
Ziedaar mijn gedachte, neergelegd in de ge
ïncrimineerde woorden, na het vermelden van
de in verschillende dagbladen voorkomende op
wekking om er in Atjeh nu eens ter dege op
los te gaan. Of er onder die toejuichers en
voorstanders van oorlog a entrance deelhebbers
in de Paketvaart-maatschappij zijn, wist en
weet ik niet; daaraan heb ik niet gedacht;
evenmin als dit het geval is met eenigerlei
autoriteit, die op den gang van zaken invloed
zou kunnen oefenen.
Ik moet die veronderstelling geheel voor
rekening laten van hen, die het steentje aan
het rollen brachten.
Ziedaar de waarheid, de geheele en niets dan
de waarheid.
Geef mij drie regels schrift, zeide Talleyrand®
en ik zal u aan de galg brengen. Zóó heeft
men getracht ook mij te hangen. Daartoe
heeft men het noodig geacht zelfs den hoogen
titel van Indie’s landvoogd te berde te brengen,
thans gedragen door een man, aan wiens rech-
schapenheid niemand twijfelt, een gentleman in
de hoogste beteekenis des woords, wiens onge
repte reputatie niemands verdediging behoeft.
Nog een woord moet mij van het hart.
Booze en vuilaardige dingen werden uit mijn
woorden afgeleid, dingen, waarvan men zeide,
i ze wel waar zouden zijn, als ik, die achter
Er zijn wel vorsten
Die naar waarheid dorsten
Maar weinige hebben zoo gezonde magen,
Dat ze de waarheid kunnen verdragen.
Zoo heeft Mirza Schaffy gezongen, vijftig ja-
ren geleden. Van haar liederen zijn vele wat
verouderd, maar ’t bovenaangehaalde moet nog
op onze dagen toepasselijk zijn, te oordeelen
naar de schuchterheid waarmee de waarheid
onder een nieuw licht vertoond wordt.
Het schrikbeeld brengt velen er toe hun ge
dachten te verbergen en velen ook om de mach
tigen der aarde te onthalen op leugen- en vlei
taal. De redeneering is zeer logisch al ont
breekt er dan ook de waarheid aan. Om te
slagen, zoo heet het, doen we allen ons best;
om te slagen is echter noodig dat ons de vor
sten of machtigen niet tegenwerken ze moeten
ons ter wille zijn en dus moeten wij ons aan
hen in een aangenaam kleed voordoen.
Men zij omzichtig, zou Kater, de man
’t „vaderlijk erfdeel44 of te wel Patrimonium
zeggen want kan de machtige ’t niet verdra
gen wat ge hem toedient, dan is de machtige
beleedigd, en, bij God den Heere, dat mag niet!44
En toch moest het mogen, want we zijn ’t
immers met Mirza eens, als hij zegt:
Lieber Kerne ohne Schalen
Als Schalen ohne Kerne.
En op zijn vraag, waarin de betoovering zij
ner poezie gelegen is, zeggen we ’t hem vol
gaarne na:
Dasz du in allen wabr bist
Und die Natur zu wahren weiszt.
We willen allen waar zijn; we zijn ’t allen
ééns met Multatuli en anderen, wanneer ze aan
den mensch iu eerste en hoogste instantie den
eisch stellen: waar te zijn. Want al het schoone
is waar, en hoe groot gevaar ook steekt in ’t
spreken der waarheid, in ’t moeras van de
leugen als dwaallicht dienst te doen, verlangt
niemand.
En toch deinzen velen terug voor ’t gevaar.
«Wie de waarheid mint moet ’t paard bij den
teugel hebben; wie de waarheid denkt reeds
zijn voet in den beugel hebben, wie de
waarheid spreekt, hij moet, in plaats van armen, I
Heugels hebben; en toch zingt Mirza Schaffy
>- "V*
2E
5H
Ml
»A
as,
ii
3 52
)6
>12
318
>24
)33
,ei-
>et*
da
ua,
45*
;25*
20*
Q
CD
CD
c.
CD_
S'-
6 50
7- 1
77
7 20 I
8
8-
81»
8 35
845
M