ffllBTI ffl HIT ARROMBISSMEST SJIIIL ER DE GEWELDSTAAT. 1 {baar No. 64 OL, V 1897. 11 A L G LST L S. kracht iuate steeds vin. UIT DE PERS. Dat het thans geldende kiesrecht niet alleen ADVERTENT1EN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, ▼oor eiken regel meer 7l/t Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den uitgever. a «pen netje v. d. dag ;ege- LMA. _M. ig. n 30 .ukje, na te Mo- Do- Fro- 7. A 4/«. /1G hl Deze CO VB A N T verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redaetis betreffende, franco in te zenden. 1.50, 10 a koming aan den graanbouw ook langs dezen weg. Van geen van beide wilde de meerderheid der nieuws kiezers gediend zijn. Wel zijn de democratische antirevolutionairen, ten koste der liberaal-conservatieven, in aantal versterkt; maar in 1894 waren hunne gelederen buiten verhouding gedund, en thans hebben de kie zers, op het beslissend oogenblik, zich van hen afgewend. Bepaaldelijk het platteland heeft partij gekozen tegen graanrechten en premien voor graanbouw. Niet in katholieke streken, waar i In de Vragen des Tijds heeft de heer mr. J. D. Veegens een beschouwing geschreven over den jongsten stembusstrijd. De strijd was wonderlijk. Natuurlijke tegen standers waren onder één vlag vereenigd, na tuurlijke bondgenooten stonden tegenover elk ander in ’t veld. Volksgezinde anti-revolutio- nairen reikten de hand aan hoog conservatieve katholieken, democratisch liberalen en radica len zelfs hier en daar gingen samen met voor standers der Manchester-leer en aanhangers eener protestantsche partij. De verschillende partijen hadden programma’s, waarop de sociale hervormingen een hoofdrol speelden, maar des niettemin stond op den voorgrondweder in voering der graanrechten, verdere toepassing der rechtsgelijkheid op ’t gebied vau ’t onder wijs, invoering van persoonlijken dienstplicht, ’t Was of men een 12tal jaren terug was ge keerd. De kamp, die is gestreden, was een anachronisme. Ten deele schrijft mr. Veegens de nederlaag der verbonden anti-revolutionaire en katholieke partijen toe aan den strijd door hen aangebon den tegen het openbaar onderwijs en voor ver dere toepassing van ’t geen zij rechtsgelijkheid tusschen openbaar en bijzonder onderwijs noe men. Maar dat verklaart de nederlaag slechts ten deele. De anti-revolutionairen hebben bui tendien twee niet geringe fouten begaan zonder dat hun beginselen daartoe aanleiding gaven. Vooreerst hebben zij de afsehafling der plaats vervanging los gelaten en daardoor velen der nieuwe kiezers van zich vervreemdten ande re hebben zij ten opzichte van den graanbouw een zonderlinge houding aangenomen. Bescher ming van dezen tak van bedrijf door wederin voering van graanrechten ligt in geenen deele in haar lijn. Hun program van beginselen ge waagt er niet van en scherpzinnige anti-revolu- tionairen zijn er tegen gekanthet kabinet van 1888 wilde er ook niets van weten. Toch wil den doorslag geven. Maar wel in de meeste streken van gemengde bevolking. Benoorden den Moerdijk zijn in de meeste plattelands-di- stricten democratisch-liberale of radicale afge vaardigden gekozen. Hierin vooral ligt de beteekenis der jongste verkiezingen. De bekrompen kieswet, waaron der wij thans leven, houdt in de groote steden de stembus voor het gros der werklieden ge sloten. Maar in kleinere steden en ten platte- lande is het kiesrecht althans eenigszins verder uitgebreid en ook aan menig werkman toege kend. Nu heeft bet meerendeel der kiesge rechtigde landelijke bevolking in antwoord op de vraag, of zij duurder brood verlangde, met de beweerde zegenrijke gevolgen van dien, een ondubbelzinnig neen doen hooren. Het agra risch protectionisme zou onder de bestaande omstandigheden, nu werkelijk velen de schub den niet langer kunnen dragen, waarmede hun vóór jaren veel te duur gekochte grond bezwaard is, wellicht de zege behaald hebben, indien het kiesrecht van 1850 of zelfs dat van 1887 nog in werking was. Thans is het verslagen, den kelijk voor goed. Van uitgebreid kiesrecht verwachtten velen een protectionistische meer derheid. Die verwachting vond haren grond in geringschatting van den kleinen man, wien men althans ten plattelande niet in staat acht te, bij het uitbrengen zijner stem zijn werkelij ke belangen te behartigen. De kleine man heeft echter bewezen, die minachting niet te verdienen. Hij heeft recht gedaan aan de drog redenen, waarmede men hem voor kunstmatige verhooging van den prijs van zijn dagelijksch brood trachtte te winnen. Hij heeft onder de bescherming van het couloirstelsel dat het geheim der stembus wel niet volledig vermag te waarborgen, maar toch beter dan het vooraf verzonden stembiljet naar eigen inzicht ge stemd. Dit geldt natuurlijk niet van allen, maar toch van velen. Voor hervormingen op maatschappelijk gebied gevoelt de werkman veelmet name verzekering van zijn ouden dag is een ideaal, dat hem warm maakt. Maar wanneer wederinvoering van graanrechten hem als een sociale hervorming wordt voorgesteld, keert hij zich met weerzin af. Zijn gezond verstand leert hem beter. Hebben de anti-revolutionaire leiders dit voorbijgezien bij de voorbereiding der verkie zingen, ook van de democratische liberalen kan dat, volgens mr. V., worden getuigd, ’t Was wellicht niet slecht van hen gezien een uit voerig program van hervorming te ontwerpen nog voordat de noodzakelijke voorwaarde van blijvende verbetering der werking onzer Staats instellingen een zoo ruim mogelijke uitbrei ding van kiesrecht, los van eiken baud van be lastingen, is verwezenlijkt. Maar door her vorming van het kiesrecht achterwege te laten uit haar program van urgentie-maatregelen, pleegde zij, naar mr. Veegens’ vaste overtui ging, een ernstige fout. Redenen van opportu niteit rechtvaardigen die niet. Slechts éen re de het program van actie tijdelijke tegemoet-, den werd genoemd, te weten dat men moest afwachten wat deze kieswet zou geven ten op zichte der uitbreiding van het aantal kiezers. Dit zal men kunnen weten 15 Mei ’98 als de kiezerslijsten zijn opgemaakt volgens de nieu we personeele belasting, en de korte spanne tijds die ons voor thans van dien datum scheidt was z. i. geen voldoende grond om de ruime uitbreiding van kiesrecht, die in het program tea van hervormingen noodzakelijk wordt ge noemd, niet op te nemen in de lijst van ur gentie maatregelen, waarmede in ’t gunstigste geval toch zeker ettelijke jaren gemoeid zijn, andere dan staatkundige overwegingen i voorliefde en lokt daarmee bekrompen idealis- I geering tenterwijl deze meenen hun offer te brengen aan de heilige „algemeene welvaart*, staat de Farizeër achter het afgodsbeeld op den loer om zich straks het offer toe te eigenen. Men zij op zijn hoede voor de „algemeene welvaart.*1 Onderzoek verdient daarentegen, welk nut de Staat afwerpt voor het individu, voor u en mij. I Het woord individu doet denken aan de so- .ciale menigvuldigheid der individuen, dat zijn Ide millionair zoowel als de proletariër, en naar gelang der sociale verschillen is er onderscheid in de gegevens van ons onderzoek. Voor den rijke is de moderne Staat gansch iets anders dan voor den arme. Men denke zich den millionair wiens vermogen is belegd te Staatspapieren. Door bemiddeling van den Staat gewordt hem jaarlijks een inkomen van 10000 gld. en meer; hem is de Staat onmisbaar en derhalve is deze voor hem de bazis van alle beschaving. Of nemen we aan dat zijn vermogen bestaat uit mijn-aandeelen. Bestond er geen Staat, dan jwas het economisch privilege van den millio nair gelijk nul, immers zouden de werklieden zieb wel wachten een deel van hun productie, |zoo groot zelfs als rente en dividenden er van weten te halen, aan iemand af te staan, die niet mede arbeidt bij de produktie. Deze heeft dan eek alleen gelegenheid daartoe door middel van den Staat, die hen terzijde staat met justitie, politie en militie. Met deze hulp vermag de eigenaar van zijn arbeiders voor het in gebruik geven van de mijn, een tribuut te heffen. I In de positie van den aandeelhouder bevindt rich ieder die zijn vermogen „winst-gevend* belegd heeft; de welgestelde heeft zoodoende een inkomen zonder arbeid, wijl de moderne Staat met zijn regeling van den eigendom het privilege in bescherming neemt. Zoo verklaart tich het dwepen van de bezittende klassen met len Staat. Jr Wanneer velen ambtenaren, doctoren en ladvocaten zich hiermee vereenigen, ook al s hun profijt niet de directe uitbuiting, zoo terklaart zich dit verschijnsel gewoonlijk uit k-- betrekking hunner belangen met die der bezittende klassemet deze vaak verbonden door famihe-banden, trekken ze daaruit hun oordeel of treden ze later in deze rechten uiet zelden ook zijn de meeningen dezer lieden too onzelfstandig, dat ze respect gevoelen voor de dienaren van den Staat in school, kerk, parlement en persen ten slotte zijn velen van meening dat een maatschappij zouder Staat inden k baar is. l' Uit dezen samenhang blijkt voldoende, dat de iTuteiuriër uit welbegrepen eigenbelang het be- Koud van het Staatswezen niet kan voorstaan. nille het or-Lm u AR- Staat is voor hem identisch met economische uitbuiting. Het onverstand dezer klassen is echter nog verbazend groot, ja zelfs toonen de „bewuste* arbeiders hun onkunde in de beoor- In logischen en in moreelen zin verdient de deeling van den geweldstaat, wanneer zij ver- uitdrukking „algemeene welvaart* gewantrouwd. wachten dat veranderingen in de staatsregeling, De Farizeër gebruikt deze uitdrukking met verkregen of te verkrijgen door kiesrecht, re- en hervormingswetten, de uitbuiting zullen verminderen. Niet genoeg kan worden gewezen op den sameuhang tusschen geweldstaat en economi sche uitbuiting, waar anderzijds de Staat wordt voorgesteld als de bewaarder van rust en vrede. De regeerenden zegt W. Henise heb ben allerlei oogverblindende argumenten ver zonnen, en daaronder het meest effektieve van den Staat, die rust en orde bewaart en aan den vlijtige kracht verleent; en ze stelten zich aan alsof ze nu zijn eerste dienaren zijn, dragers van zware lasten Rust en orde is dat de gelukzaligheid? In den kerker heerschen ook rust en orde.* Uit de tegenstrijdige belangen van arm en rijk, verbonden aan den Staat met zijn or de en rust, we wezen er reeds op, blijkt reeds eenigermate de waarde van den Staat. Een meer intieme kennismaking met het le ven der volksmassa, haar rusteloos jagen, haar ontberingen, de onzekerheid van het bestaan, de verstoring van het familieleven, het alco holisme, de verwoestingen van geest en ge moed, de werkeloosheid, de haveloosheid op den openbaren weg, in werkhuizen en strafge vangenissen, de broodnijd, loonstrijd, klasse- haat, de daden der wanhoop kortom, de gansche proletariërs-hel, opent de oogen voor het gebazel van orde en rust en toont ons ten duidelijkste, dat de groote massa verkeert in een hoogst onordelijken en onzaligen toestand. „Maar, zoo zegt men, de Staat beschermt niet alleen de voorrechten der rijke, maar ook het eigendom dat de kleine man zich heeft verworven! Bestond geen Staatsmacht dan zou een algemeene plundering plaats grijpen en de onveiligheid waarin het eigendom verkeerde zou zoozeer toenemen, dat niemand meer lust gevoelde om te produceeren.* Deze voorstelling, wijd verbreid, is echter een dwaling. Eerstens merken wij hierbij op, dat de over- groote meerderheid der kleinen hoogst zelden de bescherming van den Staat inroept. Wat gaat het erfrecht hun aan, die niets te erven hebben. Het instinct van het proletariaat neigt tot een totale overgave van hec privaatrecht aan den bezittende, temeer omdat bescherming van het recht een kostbare en gewaagde zaak is. De meening, volgens welke de Staat het eigendom der „kleine luyden* beschermt, be- rust op den waan, dat hij met succes optreedt tegen diefstal, roof en bedrog. Gewis heeft de Staat in zijn dienst een heirleger van gerechts dienaren, politie-beambten en nachtwachten door bedreiging met straffen schrikt hij daar mee eenigermate af van vergrijpen tegen het eigendom. Toch, met de regelmaat van een natuurwet, vullen zich altijd weer op nieuw de strafgevangenissen, en zelfs een draconische wetgeving de mannen van het vak weten het zeer goed zou daartegen niets vermo gen. De argumenten en gronden welke spre ken voor Laötsè’s stelling„hoo meer wetten en verordeningen worden uitgevaardigd, des te grooter het aantal dieven en roovers*, liggen voor de hand. Von Feuerbach merkt op, dat in Beieren de vergrijpen vermenigvuldigen met het toenemen van het aantal galgen en raderen aan de open bare wegen. Toen Romilly een hervorming voorstelde van de strenge Engelsche strafwet, werd de tegenwerping gemaakt, dat de misda den toenamenzijn weder-antwoord was, dat dit feit juist aanleiding gaf om verandering te brengen in de wetten. WEEkER COURANT \imvs h mwtnii) ïoor ut gs ent. r.J51 I >- 5 45* 6 26» 7 20» kV 1 I J 6 50 7 77 7 2*1 »8- I 8 U 8 35 8 45

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1897 | | pagina 1