MEIHS- H 11)1ERmriE BLAD ÏWI1 111 CUHHin H BT MRMMT SIKH. r w nu- i No. 98. 1897. II VVO EAS J) A(^ S O E C E M I? E li. ar. blijvèn. BINNENLAND. 2 2. 3. 4. Neerlands Weekblad geeft een flink portret 1. 2. der GE- b e- aan gezelschappen in den lande is fleer, 77 wed. n en Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave uf redaetio betreffende, franco in te zenden. en dta P. Mul gen gel O* 'rijs rik- die een rer- 34, 'ag, an- in- ijk el. Naar aanleiding van het bericht omtrent een aanhaling te Zevenaar van gouden en zilveren werken, wordt nader aan het N. v. d. D. me degedeeld, dat de waarde der aangchaalde voorwerpen niet ongeveer vijftig duizend gul den bedraagt, maar door de ambtenaren is ge schat op ruim twee duizend gulden. AM. 'ec. F7'.. ADVERTENTIES van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regel meer 7 */j Cents. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den uitgever. ►Vs I ten grondslag leggen van een volledig werken de wet. Het ongeduld is begrijpelijk. ken, of gemis van de gevorderde lengte. Sneek den 12 November 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. BENNEW1TZ, Secretaris. In de Amsterdammer (het weekblad) wor den twee portretten van Wertheim opgenomen, 11.50, 50 a De regelings-commissie van het Tweedaagsch Nationaal Festival van Nederlandsche harmo nie- en fanfare gezelschappen, te houden te Utrecht, ter gelegenheid van de feestelijkheden aldaar bij de inhuldiging van H. M. Koningin K E N N 1 S G E VING. Natiünaie Militie. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, voldoende aan art. 87 der ^wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus 1861 {Staatsblad no. 72), zooals die is gewijzigd bij die van 4 Apiil 1892 (Staats- blad no. 56), brengen ter openbare kennis, dat de eerste zitting van den Militieraad voor deze i gemeente zal worden gehouden in het Gemeen- I tehuis te BOLS WARD, op Woensdag den 22 December 1897, des voormiddags ten 10*/4 ure, Op de wenschelijkheid om de rechters even als de hoogleeraren op hun 70e jaar pensioen te geven is een'geu tijd geleden door mr. Knap gewezen. Mr. D. Simons betuigde daarmede zijn instemming. De redactie van het Week- blad van het Regt wees op art. 166 der grond wet, ’t welk de rechters voor hun léven be noemt en deed uitkomen, dat er dus zonder Grondwetsherziening niet aan gedacht kan wor den. De heer D. Simons wijst er thans mede op, dat het 3e lid van art. 166 luidt: „Zij (de leden met rechtspraak belast en de proeureur- generaal van den Hoogen Raad) worden afge zet of ontslagen door uitspraak van den Hoo gen Raad in de gevallen bij de wet aangege ven.Indien nu de wet het bereiken van den Tüjarigen leeftijd als reden van ontslag aannam, zou het Grondwetsartikel niet worden over schreden. Zulk een voorschrift, voor alle rech terlijke ambtenaren geldende, zou toch geen inbreuk maken op hun onafhankelijkheid en de bescherming, waarvan art. 166 der Grondwet zijn ratio vindt. De redactie van ’t W. v. h. R. is van mee- ning, dat zulk een maatregel niet overeen zou te brengen zijn met de rationeele opvatting van art. 166. Langs een omweg zou men berei ken, wat langs den rechten weg niet mogelijk was. De Hooge Raad zou dus op dit punt een bloot werktuig worden van de wet, welke stellig zou bevelen, dat een rechter op 70jari- gen leeftijd op pensioen zou moeten worden gesteld. Zulk een arrest van den Hoogen Raad zou een zinledige formaliteit zijn. BEKENDMAKING. Inschrijving voor de Nationale Militie. Lichting 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. BENNEWITZ, Secretaris. Door Blom te Utrecht is het plan ge opperd den 250en verjaardag van den Mun sterschen Vrede algemeen in ons land te vie ren. In de Tijd heeft de heer P. M. Botz, R.-K. priester, er bedenkingen tegen geopperd. Voor eerst acht hij het beter alle krachten te be stemmen voor het inhuldigiugsfeest dat in 1898 zal worden gevierd, maar ten andere wijst hij er op dat de Munstersche vrede geen algemeen feest kan zijn, daar de katholieken het moei lijk kunnen mede vieren. In 1648 werd niet alleen de tachtigjarige oorlog beëndigd, maar de Munstersche of Westfaalsche vrede maakte ook een eind aan de geweldige godsdienstoor logen der Hervorming. De katholieken hebben zich slechts betrek kelijk over de bepalingen van het toen geslo ten contract te verheugen. Hoe verblijdend voor allen het einde van het bloedvergieten was, toch waren onder het opzicht van recht de bepalingen van den Munsterschen vrede grootendeels niets anders dan „Meiwetten" van het slechtste kaliber en werden door die bepa lingen aan de katholieke kerk, zoowel in ge heel Duitschland als in Nederland, zware slagen toegebracht. Na een en ander meer in den breede te heb ben uiteengezet eindigt de heer B. aldus: „Hoe is de houding des Pausen tegenover den Munsterschen vrede geweest? Een houding van protest. Juist omdat de Munstersche vrede door het drijven der Luther- sche vorsten bekrachtiging schonk aan tal van rechtschennissen, heeft de Nuntius Fabio Chigi, die te Munster onderhandelaar was tusschen den Keizer en tusschen Frankrijk, tegen alles geprotesteerd wat tegen de Katholieke kerk gericht was hij nam zelfs de gezanten der Roomsche mogendheden, inzonderheid den Ve- netiaan Contarini, tot getuige, dat hij, Chigi, op geenerlei wijze deel genomen had aan zoo vijandige beslissingen. En de Paus-zelf, die toen regeerde, Innocentius X, heeft dit protest aanvaard en goedgekeurd. Expresseiijk heeft Zijne Heiligheid in de bulle „Zelus domus Dei" geweigerd, om eenig vredesartikel, hetwelk te gen de Katholieke kerk strijden zou, ooit te erkennenonder anderen verwierp Zijne Hei ligheid al aanstonds die clausulen, welke even- tueele protesten tegen den vrede nul en gee ner waaide verklaarden." „Zal men tot de katholieken gaan zeggen gijlieden moogt in geen geval vlaggen of feest vieren, indien toch de Januari-feestviering door gaat Zal men moeten protesteeren en strij den Voor zoover wij deze vraag kunnen en mogen beoordeelen, neen Uit dit eigen arti kel blijkt genoeg, dat men van meer dan een zijde den Mnsterschen vrede kan beschouwen. Maar toch, het ware beter geweest, indien de voorsteller van heel deze feestviering, van wien men onderstellen moet dat hij met kennis van zaken sprak, hadde gezwegen; beter en loya ler ook, indien de professoren onzer universi- teiten de hatelijke zijden van het vieren van den Munsterschen vrede hadden erkend. Te vergeefs zoekt men in een hunner antwoorden een enkel woord over de bittere herinneringen, voor een groot gedeelte der natie verbonden aan de wijze waarop die vrede is tot stand ge bracht. ’t Is alles slechts commemoreeren, dat de republiek werd erkend, en dat de tachtig jarige oorlog eindigde, en dat men dus overal feest behoort te vieren." Wilhelmina, in September 1898, heeft ons ter kennismaking gezonden een exemplaar van de uitnoodiging (met programma), zooals die verschillende verzonden. Trots alle daartoe in het werk gestelde po gingen is het aan de commissie niet mogen gelukken in het bezit te komen eener lijst van Nederlandsche harmonie- en fanfare-ge- zelschappen, zoodat de uitnoodigiiig, welke be stemd is voor alle vorenbedoelde gezelschap pen, slechts aan die gezelschappen kon verzon den worden, welke bij de commissie bekend waren. De commissie verzocht ons, dat op te nemen, en de aandacht op haar plannen te vestigen, en verder, in verband met het vorenstaande, daarbij te willen meedeelen, dat gezelschappen, welke om bovenvermèlden reden geen uitnoo- diging ontvingen, beleefd worden verzocht, de ze nog bij den secretaris der regelings-commis sie, den heor C. Kraijenhoff Sloot te Utrecht, aan te vragen. In de Kroniek worden eenige opmerkingen gemaakt naar aanleiding der jongste algemeeOe beschouwingen in de Tweede Kamer. De groote slag tegen de katholieken en de anti-revolutio- nairen volgt, naar ’t blad doet opmerken, in het eerste jaarDienstplicht en leerplicht zijn op den voorgrond gesteld en gelukt het voor beide een meerderheid te krijgen, dan is er heel wat kou van de lucht. De dienstplicht is een bit tere pil voor de katholieken, maar zij zullen er zich in schikken, evenals ook in andere lan den. De leerplicht zal met zekere omzichtig heid moeten behandeld worden. Het is, naar ’t blad doet uitkomen, te hopen, dat men niet dadelijk den vijfden poot aan het kalf zal eischen, maar een wetje zal maken, waardoor een des noods bescheiden intocht van het beginsel en vooral van zijn toepassing verzekerd is. „Hier ben ik voorzichtiger dan de heer Ker- dijk, zegt de redacteur. Volgens hem kan en moet leerplicht voor de gewone volksschool verder reiken dan den 12jarigen leeftijd, en zich uitstrekken tot voortgezet onderwijs. Maar met desnoods ruim gestelde invoeringstermijnen. Dit lijkt mij gevaarlijke politiek. Heeft men later bezwaar den breed opgezetten maatregel in te1 voeren, dan verschuift men eenvoudig de ter mijnen. Het procédé is niet onbekend. Maar maakt men een bescheiden wetje, waarvan de invoering in den tijd dien dit ministerie voor zich heeft, is te voltooien, dan stelt men een volgende regeering voor een fait accompli eil stelt men een nieuwe Kamer, die er heel an ders kan uitzien dan deze, niet voor een half uitgevoerde wet. Vier jaren zijn niet te veel tijd om te zorgen voor schoolruimte en leer krachten, als alle kinderen van zes tot twaalf jaren geregeld lager onderwijs moeten genieten. De cijfers vallen niet mee. Maar het is te be reiken, en wordt het bereikt, dan wordt aan een volgende regeering een gaaf stelsel in wer king overgegeven, een uitgevoerde wet, waarop latere Kamers van goeden wil gemakkelijk kun nen voortarboidèn. Stelt men echter van den aanvang af zijn eischen zoo boog, dat de vol ledige uitvoering der wet over langer termijn doet loopen, dan spannen de voorstanders van leerplicht zich zelven een strik. Beter een kleine wet uiigevoerd, dan mooie bepalingen op het papier alleen. Het nfooiste succes zal de heer Borgesius hebben als hij vóór de vol gende verkiezing kan zaggenik heb den leer plicht ingevoerd en mijn wetje ook toegepast. Mijn eischen voor het kind zijn niet geringer j dan die van wien ook, maar de lateren zullen een behoef:e niet vergeten die met den dag luider gaat spreken, en wij, thans handelende, zullen hun den grootsten dienst bewijzen, als wij, desnoods bescheiden, maar vooral zeer vas- Paarden die i een flinken draf. Maar als ze een lange reis voor zich hebben, zal een verstandig koetsier den gang temperen. Nu eindelijk een redelijk uitzicht zich opent op noodige wetten, is van ministerie en Kamers een gestadige, liefst door niet al te veel alge- meene beraadslagingen afgebroken arbeid te vragen. Maar drift moet toch buiten dat werk in welke zitting uitspraak zal worden gedaan omtrent 1. De verschenen vrijwilligers voor de militie; de lotelingen, die redenen van vrijstelling hebben ingediend; j de lotelingen, in de artt. 55 en 56 be- lang op stal gestaan hebben, gaan gaarne in dodd -O .>-.!•»-»-» Hrnf AInn» nlo rrr\ rmn IzmrvA alle overige lotelingen. Zullende voor dien Raad alleen behoeven te verschijnen Zij, die zich als vrijwilliger voor de Mi litie hebben aangeboden de lotelingen, die vrijstelling verlangen wegens ziekelijke gesteldheid, of gebre- U I T DE PERS. het Otól briefjes! den het eene in 1886, het andere in Nov. jl., bei- ft E G K E B C E<- 5 5 45* 10 6 25' .0 7 20' JO 4 t 1 ■3/ie 9/l 6 van A. C. Wertheim. 6 50 7 - 77 7 20 8- ;0a 8 5a 815 5a 8 35 f 3a 8 45 I BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente SneeS Gelet op art 19 der Wet op de Nationale Militie van 19 Au- gustus 1861 (Staatsblad uo. 72) zooals die is gewijzigd bij de wet van 4 April 1892 (Staatsblad no. 56) Brengen ter kennis der ingezetenen, dat bij hoofdstuk III dier wet, handelende over de inschrijving voor de müitiö, onder anderen voorkomt het navolgende Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven alle mannelijke ingezetenen, die op den laten Januari van het joar hun 19de jaar waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden 1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of z(jn beiden overleden, wiens voogd ingezeten ia vólgeils de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 44) 2. bij, die, geen ouders of voogd hebbende, èedurende de laatste, aan bet in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde tijdstip voorafgaande, achttien maanden in Nederland verblijf hield 3. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het ryk verbluf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoo t^ffönde tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den ver plichten krijgsdienst is onderworpen of waar ten aanzien der b di'.uBtplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aange- •nomen. Art. 16. De inschrijving geschiedt: 1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, dé moeder, of, zijn - beiden overleden, de vcogd woont; 2. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente waar hy woont; 3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten ’s lands geves tigd is, in de gemeente waar hij woont; 4. van den buiten’s lands wonenden zoon van een Neder lander, die ter zake van ’s lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Arl. 17. Voor de militie wordt niet ingeschreven: 1. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in gezeten, die geen Nederlander is; 2. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten 3. de zoon van den «Nederlander, die, ter zake van ’s Lands dienst in ’s Rijks Overzeesche bezittingen of Koloniën woont. Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort ie worden inge schreven is verplicht, zich daartoe bij Burgemeester en Wet houders aan te geven tusschen den Isten en den Sisten Januari. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zyn valer, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Art. 20. Hdie eerst na het intreden van zyn 19de jaar, decii vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschryving aan te geven by Burgemeester en Wethouders der Gemeente waar de inschrijving, volgens art. 16 moet geschieden. Laarby gelden de bepalingen der 2de en 3de zinsneden van art. 18. Zijne inschryving geschiedt in het register van het jaar, waar toe bij volgens zijnen leeftijd behoort. Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken Burge meester en Wethouders verder bekend, dat op WOENSDAG den 5en JANUARI 1898, ten Gemeentehuize alhier, eene bijzondere zit ting zal worden gehouden tot inschrijving der mannelijke in gezetenen, die op den len Januari 1898 hun 19de jaar waren ingetreden, en die alzoo geboren zijn in 1879, Terwijl overigens de inschryving ter Secretarie dezer gemeen te kan geschieden van ’smorgens 9 tot ’s namiddags 1 uur. Sneek den 3 December 1897. «L/UUG?IlUGV4VO V UJlMMKgjU VV44 J.XZ wiv,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1897 | | pagina 1