er dingen te doen, zooals Engelsche officieren de vingers beven. bediende Je ruim twJiijl allen u Het keizerlijk antwoord is zeer warm gesteld; i gesteld ren de hl iauta. erzoekas die het vaderland en de kerk met dezelfde on- ‘wachtio waarschijnlijk, an hun: en geve >f lau evaa' allen et uie ze kei t iede at, re haai Maai haat 1 ook land- i een litgeloki dag heb weg, da )omnaai □-plan nen. iende- Hoorn- 'PP all •ten lige ver- en on dan si en zo jeugdi; zei di ik zou et au- begaat Ibracht. i van hl leestdrif •aalsuni amburj m waai r, priu r wen De* ben. el, wan „Geli n 1 landers stormden het dorp binnen nog even voor de Afridi’s er zich in nestelen konden en dreven den vijand uit. ’s Nachts werd de troep betrekkelijk met rust gelaten, maar met het Toen kwam Wij zullen het goed recht niet ontkennen, J Maar of de vroolijkheid der Engelsche pers geheel onverdacht is, betwijfe len we toch ook. Die toosten „made in Ger many* doen denken aan allerlei andere zaken, waarop ook het woord „made in Germany* in Duitschland gemaakt zeer leesbaar staat afgedrukt. Die andere zaken hebben een zeer ernstige atbreuk aan heel wat Engelsch fa brikaat gedaan. En dat prins Hendrik’s zen- „ding voor is en dus heel helder gevoel, dat haar dreefhet ver langen naar rust, een soort heimwee en de vage hoop op verhooring van haar gebed. Als zij in den afgrond neerstorttewellicht zou het toeval of een plotseling besluit haar gun stig zijn. En zij spoedde zich sneller door het bosch. De laatste beslissing tegemoet Bijna scheen ’t haar zoo toe Zij merkte ’t niet, hoe het bedauwde boscbgras den zoom van haar kleed nat maakte, scherp struikgewas haar wilde terughouden. Nog zag zij de rivier niet, maar zij hoorde het zachte gemurmel. Mag netisch trok ’t haar aan. Nu was zij bij de plek. De eenzame reusachtige pijnboom ver hief zich somber in de lucht. De heidekers bloeide en geurde nog. Een late kever gons de er langs. In de diepte glinsterde de vloed het water lokte. De bedriegelijke bo dem trilde. Zij sloot de oogen 't was geen vrees. Daar daar rees het op uit de diepte, het Maria-beeld. Was ’t een vizi- oen van de geloovige Wonderlijk duide lijk stond de heilige voor haar. Niet het ma donnabeeld van den Ermlandschen landweg een lichtgestalte, jong, schoon, een warme gloed in de diepe oogenom de goddelijke lippen zweefde het goddelijk lachje van zonde loos moederlijk geluk. „Gij zijt jong, gij be mint, waarom wilt gij sterven Uit het mur melen van de rivier klonk ’t haar toe, uit het zachte gefluister van den avondwind, dat over *t water gleed. De comtesse opende de oogen, ging tuimelend een stap achteruit nog heb mijn troepen bloot te stellen aan de koude. Maar ik ontruim uw land niet, ik zal daar zeer zeker blijven totdat de voorwaarden, door de regeering gesteld, aangenomen zijn en geduren de den winter zal ik u in uw andere vestingen aanvallen. Wat uw slechte raadgevers u ook mogen zeggen de Afridi’s, die Engelschen aan vallen, zijn als vliegen, een leeuw Aanvallend. Als een oud vriend van velen onder u raad ik u aan, u te onderwerpen, en zoo uw vrouwen en gezinnen in staat te stellen, uit de koude bergen terug te keeren naar hun woningen.* Intusschen ging de terugtocht der Engelschen met tal van moeilijkheden gepaard. In de eerste plaats hadden zij het terrein in hun na deel eu daarbij werden zij onophoudelijk be stookt door den vijand. Men schrijft van dien terugtocht het volgende: „Wat de veldtocht in deze dagen beduidde, kan blijken uit hetgeen de Schotten en de Gurkha’s te verrichten hadden. Zij kwamen den eersten dag van deze operaties ’s avonds, na een dag hard werken en marcheeren door de rivier, nat tot aan het middel, in het kamp te rug, maar werden dadelijk uitgezonden om de toegangen tot het kamp te bezetten. Den hee- len nacht hield de vijand hen bezig en den volgenden dag hadden zij, zonder rust te ne men, weer den vijand op een afstand te hou den. Toch bleven zij, seint Reuter, welgemoed. En intusschen sneeuwde en vroor het. „De tocht van generaal Lockhart in het Rajgul-dal liep zonder veel wederwaardigheden af. Een dorp werd verwoesten zijn leger kreeg maar één doode en twee gewonden. „De ellende begon eerst bij den terugtocht uit het Bara-dal. Een lOen brak het leger op. Generaal Westmacott, met een regiment Sikhs, ging voorop mot de Gurkha’s als voorhoede en tirailleurs. Het dal verbreedde zich spoedig, rechts steile bewoude hoogten, links een aan eenschakeling van heuvels. De trein volgde in het midden de Bara-rivier; op de flanken wa ren de troepen aanhoudend met den vijand slaags. „De brigade van generaal Kempster, die de achterhoede vormde, kampeerde een uur gaans terug. Den geheelen dag was de troep aan het schermutselen geweest, hij had daarbij ze ven dooden en gewonden verloren. De nacht was koud en er viel aanhoudend regen. Op de heuvels lag ’s ochtends sneeuw. „Den llden ’s morgens verliet generaal Kemp ster in motregen en mist het kamp. Het was bitter koud en de weg afschuwelijk slecht. Van tijd tot tijd vuurde de vijand op den trein. Toen de avond begon te vallen was de ach terhoede van Kempster’s brigade in een hevig gevecht gewikkeld. Majoor Downham, die deze achterhoede aan voerde, vond zich ten slotte ge heel door den vijand omringd, een gevolg voor een deel van het langzame transport van de gewonden en over het algemeen van den wei nigen voortgang in den trein. De trekdieren zakten in de sewa’s en de voerlieden deden zich daat bij aan de rum tegoed en waren stom dronken. En de nacht viel. „Het kamp bereiken, daartoe zag majoor Downham geen kans meer en hij besloot te bivouakeeren in een dorp. De Gordon-Hoog- een verder, tot zij de rivier niet meer zag. Bij den pijnboom zonk zij neer. Daar lag zij, het hoofd in de vochtige heidekers ge drukt, het slanke vrouwenlichaam schokkende onder heftig snikken van de diepste smart. Zij zag niets, hoorde niets. Daar voelde zij een hand op haar hand zij kende die hand sprong op met nog gesloten oogen, als vreesde zij 't ontwaken uit een heerlijken droom. „Comtesse Marie 1“ Nu sloeg zij de oogen op „Hans Hans!* En zonder een woord te uiten viel zij hem iu de armen zooals men ’t noodlot in de ar men valt. Het verleden is verdwenen. Boven de donkere dennen licht het avondrood. Een ster flikkert. Op het gorgelende water in de diep te trillen verglimmende lichtjes. Vervolgens fladderen nevelsluiers om de elzenboschjes be neden aan den oever. Een melkwitte damp trekt over de rivier. Nog glinstert het water er spookachtig doorheen de nevels rekken zich hooger boom en heersterstruiken doezelen weg. Nog een zwarte tak, die in den damp uitsteekt, een dennentop, die in de lucht schijnt geplant ten slotte een zwe vende nevelzee, vochtige koelte. Alleen het water murmelt. De feeën scharen zich ten dans. Comtesse Marie weet ’t. Wanneer zul- r len die goede elfen anders ook dansen als op mond vermag ’t niet maar elke vezel trilt den verjaardag van de gelukkigste vrouw P Zij wil dat ook zeggen aan den man naast sen in Oostenrijk volgt, behoeven wij wel niet te zeggen. Inmiddels is de Hongaarsche Kamer begonnen met de discussies over de economi sche betrekking tot Oostenrijk. Of het baron Banffy gelukken zal zijn voorstel te doen aan nemen is echter nog zeer twijfelachtig. De onafhankelijkheidspartij schijnt besloten te hebben niet toe te geven en wil obstructie blijven voeren. Graaf Apponyi en de zijnen hebben de zijde der Regeering gekozen, wat hem, misschien voor het eerst van zijn leven, minachtende kreten van de uiterste linkerzij de heeft bezorgd. Zijn vrienden verheugen zich over deze zwenking dezen zomer heeft graaf Apponyi nog verklaard, dat hij zich zou verzetten tegen een voorloopige overeenkomst met Oostenrijk, die dan bij noodverordening zou worden goedgekeurd, en geëischt dat de Regeering de economische onafhankelijkheid van Hongarije zou voorbereiden maar de onafhankelijke!! zijn er nog meer door versterkt in hun besluit zich desnoods door obstructie- maatregeleu te blijven verzetten. De partij is meer dan 50 man sterk en telt verschillende redenaars, die alleen een zitting met doorpra ten kunnen vullen. Wanneer de Hongaren het voorbeeld der Oostenrijkers in dit op zicht volgen, dan is er geen kans dat vóór 1 Januari het voorstel van baron Banffy wordt aangenomen en dan zou ook in Honga rije een noodverordening noodig worden, die Banffy zeker zijn portefeuille zou kosten. De parlementaire toestand, dien het Itali an n s c h e kabinet Rudini-Zanardelli vindt, is niet schitterend. Vermoedelijk zal thans de regeering alleen kunnen rekenen op een deel der rechterzijde en de groep van Zanardelli, dus op minder aanhangers dan het vorige mi nisterie want tegenover zich zal het vinden de aanhangers van Crispi, die van Giolitti, de radicalen en de gematigde conservatieven, die ontstemd zijn, omdat de Premier hun leider Prinetti over boord heeft geworpen. Het eenige waarop Di Rudiui rekenen kan, en waarop hij dan ook wel rekeneu zal, is dat de oppositiegroepen onderling zoo weinig samenhang vertooneu en dat hij, met een beet je goeden wil, het verdeel en heersch nog wel eenigen tijd kan volhouden, wanneer slechts de eerste aanvallen zijn afgeslagen. Doch daarin zit juist de moeilijkheid. Er zijn eenige inter pellaties ingediend, die de regeering wil ver daagd zien de stemming hierover kan beslis send zijn voor de regeering evenals de stem ming voor een president der Kamer ter ver vanging van Zanardelli. Heden komt de Kamer bijeen. De partij leiders der oppositie doen hun best alle hens aan dek te brengen, en bij de stemming over de interpellaties, de regeering een nederlaag te bereiden. De uiterste linkerzijde de groep- Cavalotti is woedend op Zanardelli over wat zij noemt: zijn verraad; en zij heeft ge zworen hem ten val te zullen brengen. Het vredes-verdrag is door de Grieksche Kamer aangenomen. Reeds is een kabinets koerier met het door den Koning geteekend verdrag naar Constantinopel op weg. Inmid- den Duitschen handel van waarde op verscherpte concurrentie tegen Engeland duidt, is onloochenbaar en dit is voor John Buil, al zit hij nu ook te lachen, geen blijde boodschap. De llépubl. Frang. vindt Engeland’a spotternijen ook wat overdreven. Zij roept John Buil toe wie ’t laatst lacht, lacht ’t best. Over den loop der zaken in Indië lacht Enge land op dit oogenblik zeker niet. Generaal Lockhart is met zijn leger uit het land der Afridi’s weggetrokken, maar heeft voor zijn vertrek tot de oproerlingen de vol gende proclamatie gericht: „Ik ga uit deze bergstreek weg, alleen om dat de sneeuw begint te vallen en ik geen lust - aartsbisschop von Stablewski zonden hart- ruimtwtJhjke telegrammen met zegewenschen naar Kiel. ’t ledent wankelbare trouw dienen. Men moet erken nen dat de keizer met talent handelt om aan zijn vlootplannen de overwinning te verzeke ren. Dat hij op het machtige centrum in den ninsttw Rijksdag nu wel zal kunnen rekenen is zeer Groote vroolijkheid heerscht in de Engel- s e h e pers over de ontboezemingen van den Duitschen Keizer en zijn broeder Hendrik. 'Daily News is onbedaarlijk van lachen over den zendeling, prins Hendrik, die in het verre China een Evangelie prediken gaat, dat hem j Zal de my stieke boodschap hem wel ooit worden opge klaard De Times wijdt een hoofdartikel aan d al dat moois, op bijtende wijze den Keizer ver- "t van Spanje, een aan- lid dt spraak houdende bij het vertrek der ongeëven- e L V aog altiji heerschappij en de» :r lijvig daglicht begon het schieten weer, er eindelijk ontzet opdagen. Dat is dus het einde van den tocht, door ge neraal Lockhart met zulke groote verwachtin gen ondernomen! Hoe zal ’t in O o s t e n r ij k gaan Ziedaar de vraag, die dagelijks door velen wordt gedaan en die niemand het waagt te be antwoorden. ’t Is in de eerste plaats te verwachten, dat in de Kamer nieuwe stormen zullen uitbreken, want de Czechen willen niets van hun eischen terugnemen en de Duitschers willen die eischen niet goedvinden. Twee naties staan als twee vijandelijke legers iu Oostenrijk tegenover el kaar en strijden om den voorrang. Hoe zal de regeering nu den strijd tot een goed einde leiden Lukt het haar niet, de Slaven en Duitschers tot een compromis te bewegen, dan kan zij het parlement wel thuis laten, want er is niets mee aan te vangen. Daarentegen moet zij den steun van het parlement hebben in velerlei opzichten, waaronder vooral de overeenkomst met Hon garije. Als ’t immer mogelijk is, dient er dus een vergelijk te worden getroffen, maar gemak kelijk gaat dit niet. Waar toch heeft men in Europa een parle ment met acht naties, waaronder sommige van vijf tot zes millioen zielen en met een grootsch historisch verleden, zooals de Czechen en Po len, andere op een lagereu trap van beschaving staande, zooals de Roetenen en Roemenen. „En“ zoo schrijft men „die nationalitei ten willen leven. In plaats van te zieltogen, zooals de Polen in Duitschland of de Vlamin gen in Frankrijk, zijn ze in Oostenrijk spring levend en verlangen ook hun plaats aan den gemeenschappelijken disch. Uit den aard der zaak zijn zij jaloersch op de Duitschers, die er het beste deel van bezet hebben. En evenals in het gewone leven de minder bedeelden hun gelukkiger makkers van de beste plaats trach ten weg te dringen, zoo pogen Czechen, Polen, Slovenen, Roemenen, Italianen en Croaten den Duitschers, die tot dusver het leeuwendeel had den, hun portie at te nemen. Bij zulke toestanden zou op zichzelf een fe deratieve regeeringsvorm met een bondsparle- ment zooals iu Zwitserland, zeker veel beter zijn dan de tegenwoordige rijksraad en het cen trale bestuur te Weenen. De tegenstrijdige belangen zouden dan niet zoo in botsing ko men. De keizer en zijn omgeving willen daar van echter niets weten, uit vrees, dat daardoor de macht en het aanzien des rijks zouden ver zwakken en de losscheuring van Hongarije zou worden bevorderd.* Evenwel, zooals nu de zaken staan, kan ’t niet blijven er moet verandering komen. Mis schien lukt het de regeering de verschillende partijen tot elkaar (e brengen en, voor een tijd tenminste, een pacificatie tot stand te brengen. Gelukt haar dit niet, dan komt vrij zeker de ontbinding van het rijk. Dat Europa met groote belangstelling den loop der gebeurtenis- duisterde ziel. De heilige zon haar niet laten wegkwijnen. Geluk of de dood! En Marie wandelde over de gole stoppels terug naar het bosch. Aan het geluk dacht zij nietmaai de dood de eeuwige slaap geen ont waken, geen hemel „Waarom kan ik niet in zijn armen sterven? Maar dat zou immers nog veel zwaarder vallen!* Zoo dwaalden ha re gedachten. Zij was weer in ’t bosch. Het begon te com-* schemeren. De natuur zweeg; het raadsel- ij ven n be- t ge- - nog haar elde, asie? trak. it de ;oed- oudi Het zich lelij- nne- zon re gedachten. - Zij was weer achtig avondzwijgen, als de zachte voetstap spookachtig weerklinkt en de eenzame wande laar somwijlen staan blijft en luistert en niets verneemt als zijn eigen adem. Alsof het bosch een duister geheim verbergt, ’t welk een zuchtje van den wind, het fluisteren van de dennen naalden zou kunnen verraden! Uit den grond stijgt de vochtige koelte op, harslucht stroomt uit de stammen. En dan is ’t weer als ging een ruischen hoog door de lucht, de oude top pen der pijnboomen knikken zwijgend en het bosch begint te sluimeren. Ook Marie voelde die zwaarmoedige stilte. Deze deed haar goed. Daarom koos zij niet den „Franschen weg,* die hier als een breede gele lijn door het bosch liep en haar weldra naar Sehwolmen en naar huis zou gebracht heb- Zooals de menschen zich altijd weer heengetrokken gevoelen naar plaatsen waar zij heel gelukkig of heel ongelukkig geweest zijn, zoo verlangde zij naar de vooruitspringen de plek aan de rivier, waar haar vos den doo- delijken sprong geweigerd had. ’t Was geen haar. Zij is er niet toe in staat. Zij voelt hem naast haar en ziet toch met stralende oogen in ’t ledige. Als ’t geluk nu eens een droom was een tot stervens toe heerlijke droom Wonderlijke zottin Zij voelt zijn hand in de hare, zij voelt zijn adem, voelt zijn yreeselijke nabijheid, die haar thans zoo onbeschrijfelijk gelukkig maakt. Maar de uitdrukking ontbreekt haar, het lachen van ’t geluk. Was de weg kort, was hij lang ’t Geluk is nooit langDe man had haar om de mid del gevat, hij drukte haar tegen zich aan de begeerige druk van den hartstocht, waarbij de vingers beven. „Zoo sterrenBei den wandelen op geluk af langs dennen en door struikgewas. Daar breken takken. Een steile helling. Zij struikelt, omdat zij niet ziet. En daarop voelt zij zich opgetild als een kind. Glijdend, struikelend gaat 't naar beneden. De beek klettert. Hij draagt er haar door. En zij rilt daarbij, zoodat haar tanden klappe ren, haar vingertoppen branden, zoodat zij met gesloten oogen haar gezicht aan zijn schouder drukken moet en zij zijn heeten adem voelt. Vervolgens glijdt zij weder op den grond, hij slaat de armen om haar heen een branden de mannenkus op ijskoude trillende vrouwen lippen. Zij zou hem zoo graag willen terug kussen, hem wederkeerig zoo in haar armen sluiten. En haar handen hangen slap, haar van een heerlijk, nooit gekend gevoel. (Wordt vervolgd.) erleeft I zelven tamelijk duister moet zijn, merlede zijn gi voor t ffit meli gelijkende bij Filips II Saintl aarde -^rwacfa ter verovering van de wereld- j ter zee. „Tant de bruit pour une omelette au lard,* zou men mogen zeggen, nu het ’t vertrek van een gewoon eskadertje geldt, tezig ge dat door het Suez-kanaal naar China gaat om er dingen te doen, zooals Engelsche officieren wel vijftigmaal zonder ophef in allerlei streken verricht hebben. En naast die keizerlijke bom bast vindt het Cïty-blad een prinselijke zelf vernedering zonder wedergade. Zulk een on derdanigheid als die van prins Hendrik is on gelooflijk. Boosaardig merkt het blad nog op, dat men vaak de vraag geopperd heeft of de Duitschers wel begrip van, wel zin voor hu mor hebben. Welnu, die vraag zou voor goed in ontkennenden zin zijn opgelost, als geheel Duitschland nu niet in een spotlach over de keizerlijke woorden uitbarstte. „Geli Wij zullen het goed recht niet ontkennen, boon rom met die buitensporige welsprekendheid een espraal loopje te nemen. I i gind ge taal haat L - aan den kardinaal seinde Wilhelm o. a. dat 't hem zeer steunt en geruststelt zijn broeder ver gezeld te weten door de gebeden van mannen,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1897 | | pagina 3