MIWS- EN ADVERTEST1EBLAB
I
OVBRWONDERTEEKBNBNENNOGWAT.
ÏOOR SNEEK EN MSTEEHN
t
V "f
No. 7.
Zaterdag 22 Januari 1892.
r
FMBMTOSa
53e Jaargang,
I
I
Uitgevers: POUWELS F ALKEN A, tegenover’t Tramstation Sneek.
KENNISGEVING.
I
DE KUNST RIJDSTER.
Aangifte voor de Zeemilitie.
LICHTING 1898.
r
3
y
n
r
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
zou
ookspoedig
burgertwist te
lievelingsplaats
1.
2.
3.
6.
7.
8.
4.
5.
avondeten brengen, en terwijl zij met het ontevre
den gezicht eener grimmige menschenhaatster de
tafel dekte, zei hij, de leden behaaglijk uitrekkende
«Zie zoo, dat ’s een lekker slaapje geweest! Is er
intusschen ook de een of ander geweest om mij te
spreken
Het antwoord der huishoudster bepaalde zich tot
een zwijgend schudden van ’t hoofd. Met veel
drukte zette zij stuk voor stuk klaar, en met een
ontevreden: «ziedaar het eten!« verliet zij de kamer,
zonder haar heerschap een goeden maaltijd te hebben
gewenscht.
Krause keek haar met een zijner boosaardige, ste
kende blikken na en greep naar mes en vork. Maar
hij had nog slechts een paar beten over de lippen
gebracht, toen hij zijn bord al weer wegschoof, om
het hoofd op de hand te laten rusten en op nieuw in
diep, somber nadenken te verzinken.
En weer vertoonde zich daarbij op zijn mager, geel
gezicht die karakteristieke terugstootende gelaatsuit
drukking, welke er ’t merk aan gaven van eene niets
ontziende, ja wreedaardige vastberadenheid.
IV.
i
Onder de personen die tegen elf uur ’s avonds op
het spoorwegstation de aankomst van den sneltrein uit
Berlijn afwachtten, bevond zich ook de boekhouder
Georg Wendrich. Hij was er reeds een kwartier vóór
den tijd van aankomst, als iemand die vooral niet te
laat zou willen komen, en toen nu de geelwitte lich
ten van de locomotief in de duisternis opdoken, deed
hij zijn best, zijn tot nu toe bijzonder ernstig gezicht
zoo veel mogelijk eene opgewekte uitdrukking te ge
ven. Groetend zwaaide hij den hoed, toen hij voor een
1
Zijn wonderen mogelijk? Het hangt ge
heel af van de godsdienstige beschouwingen
van den mensch, hoe ’t antwoord zal luiden.
Zeker is, dat vroeger veel bovennatuurlijk
werd gevonden, wat in den loop der tijden
de eenvoudigste zaak ter wereld is geworden.
Onze oude kronieken leveren vele voorbeel
den. Er werden gevechten in de lucht gezien,
en daaraan dikwijls de beteekenis gehecht, dat
krijgsrumoer aanstaande was; het regende
bloed, de zon verduisterde, teekenen van nade
rend onheil. Maar tegenwoordig is het be
kend genoeg, dat men een schip, dat op
de wijde zee vaart, zich door spiegeling in de
lucht kan zien afteekenen, en soldaten zien
voorttrekken, die zich op uren afstands bevin
den. En er kan roodachtig stof door den
wind opgezweept worden, dat in een regenbui
weder nedervalt; de druppels mogen eenigs-
zins de kleur van bloed hebben, bloed is het
in de verste verte niet.
Maar, waar nu onze voorvaderen in die
wonderteekenen volgens hen, dikwijls een ko
mend onheil bemerkten, willen wij eens nagaan,
wat zich in de middeleeuwen op dat gebied
dan wel in Friesland voordeed, en of werkelijk
de voorspelling uitkwam, of ten minste iets
gebeurde, dat als een gevolg van de zooge
naamde voorspelling kon aangemerkt worden.
Er is een tijd geweest, dat Stavoren groot en
machtig was en zijne schepen heinde en verre
zond, om met rijken oogst beladen terug te kee-
ren. De geschiedenis van de rijke weduwe is
bekend. Zij beval den schipper, die haar schip
slechts beladen, zooals zij zei, met tarwe uit
de Oostzee terugbracht, de lading, die aan
bakboord was ingebracht, weder aan stuur
boord in zee te werpen. Terstond schoten
de korrels tot graan op, en het Vrouwezand
Zij verlieten het spoorwegstation en sloegen arm in
arm den weg in naar Wendrichs woning.
«Men zal haar dus eerstdaags als gezond kunnen
ontslaan zeidet gij? De berichtgever heeft dus
gelogen, toen hij schreef, dat zij wel is waar als dren
keling van den dood gered, maar dien zelfden dag
nog erg ziek geworden was?*
«Dat’s de man niet kwalijk te nemen, want vermoe
delijk heeft men hem, vijf dagen geleden, in het al-
lerheiligen-hospitaal een dergelijk antwoord gegeven.
Toen ik heden, onmiddellijk na ’t ontvangen van je
telegram, er naar toe ging, trof ik gelukkig den assis-
tent-geneesheer, die juffrouw Elsbeth behandelt, en
deze was zoo welwillend mij op al mijn vragen te
woord te staan. Volgens hem, was men den eersten
dag, toen zij daar werd opgenomen, werkelijk bang
voor hevige zenuwkoortsen. En de dokter meent dat
het alleen aan ’t uitstekend gestel van ’t jonge meisje
is toe te schrijven, dat zij den aanval zoo spoedig en
zoo gelukkig te boven gekomen is. In elk geval be
staat er op ’t oogenblik volstrekt geen gevaar meer.«
Rudolf drukte hem warm de hand. «Dank, Georg,
voor je vriendschappelijke bemoeiingen! Er was hier
niemand tot wien ik mij in mijn wanhopige opge
wondenheid wenden kon, en ik wist dat ik op jou zou
kunnen rekenen. Gij hebt mijn telegram dus tijdig
ontvangen, alhoewel ik ’t aan je woning en niet naar
mijn vaders kantoor adresseerde?»
«Daar hebt ge heel wel aan gedaan, want wie weet,
of ’t mij anders wel tijdig genoeg in handen ware ge
komen. Ik ben namelijk sedert een week niet meer
bij mijnheer Krause in dienst.*
Wordt vervolgd.
Abonnementen en Advertentiën voor
dit blad worden tevens aangenomen door
JAC. ATSMA, Oude Koemarkt, en
T. K. VAN TUINEN,
Nauwe Noorderhome.
waar steeds voor belangstellenden exemplaren
ter kennismaking gratis verkrijgbaar zijn.
van toekomstig ongeluk, en spoedig daarop
kwam er dan ook dure tijd, hongersnood en
sterfte.
En de onweders hadden ook wat op hun
gewetenvreemde en «ongefatsoeneerde” ge
boorten enz. Gelukkig dat de koeien in de
wei door luid geloei al dagen van te voren
aankondigden, dat een onweder ophanden was
Maar vooral merkwaardig is, dat geruimen
tijd vóór de twist der Schieringers en Vetkoopers
uitbrak, daarop door wonderteekenen was ge
wezen. Want in 1306 hoorde men tusschen
Scharl en Warns op een nacht luide om hulp
roepen. De menschen vlogen verschrikt uit
hun huizen, en zagen boven hun hoofden in
de lucht eenige mannen vechten. Toen er ge
noeg gedood waren verdween het gezicht.
En een ander teeken volgde drie dagen la
ter: de zon was bloedrood gekleurd en tegelijk
regende het bloed. Dit beduidde zonder twij
fel, zegt een tijdgenoot, dat de Friesche grond
weder door het bloed van Schieringers en Vet
koopers zou gedrenkt worden.
Maar ook, dat er huizen in lichte laaie le
ken te staan, die bij onderzoek gaaf en onge
schonden waren, duidde op niet veel goeds.
De strijd begon dan ook spoedig weder.
Waren vreemde verschijnselen in de natuur
in ouden tijd zeer gevreesd om de gevolgen,
niet minder monsters. Die kónden op niets goeds
duiden
Te Berlicum werd in het jaar 800 een kind
geboren met 2 lichamen, waarvan de ruggen
aan elkaar gegroeid waren, 4 armen en 2 hoof
den. En te Bolsward een tijd later een kind
met 2 hoofden, een bewijs, dat er strijd
komen. Zoo geschiedde het
daarop had Bolsward veel van
lijden. Dit stadje scheen een
van vreemde gedierten te zijn, want wij vin
den ook melding gemaakt van een zeekalf,
daar in de gracht gevangen, van een visch met
vleugels en een andere, die op een zeehond
geleek.
Sneek is in dit opzicht nooit zoo door de
fortuin begunstigd geweest.
Maar het zonderlingste verhaal is zeker dat,
wat wij in een West-Friesche kroniek lezen.
In 1406 was er een geweldige storm, die
de zeemonsters uit de Noordzee in de Zuider
zee wierp. Daar was ook onder een visch, die
de gedaante van eene vrouw had en met haar
ontstond, een bank, waaraan Stavoren zijn on
dergang zou te wijten hebben. Maar het
Vrouwezand ligt betrekkelijk ver van Stavo
ren af, en langs de geheele Friesche kust zijn
zandbanken. Bovendien is het graan, dat zou
zijn opgekomen, het vrouwenkoorn of de helm,
die ook op het Roode Klif en de duinen
veel groeit en het verstuiven van zand tegen
gaat.
Dat klif was al eeuwen lang bekend, ook
hierdoor, dat het plotseling vuur kon uitbra
ken. In de eerste eeuw onzer jaartelling, toen
de afgod Stavo nog te Stavoren, naar wien
het zijn naam zou hebben, werd aange
beden, kwam op een goeden dag een reusach
tige slang uit het klif te voorschijn en bewoog
zich door de lucht, maar ging gelukkig na een
half uur weêr in haar schuilplaats terug. Een
onzer oude kroniekschrijvers meldt, dat «Stavo,
ten respect van meerder en vaster ghelove in
die herten der menschen te brengen,” dit won
derdier aan de verbaasde en verschrikte inwo
ners van Stavoren vertoonde.
En op een anderen dag, toen het klif al elf
dagen in vlam stond, gaf hij, nadat men hem
drie dagen fang geofferd had, den raad, hoe,
wordt niet gemeld, eenige kruiken met zee
water te vullen en die door een gewapend
ridder in de vlam te doen uitstorten. En weg
waren de vlammen.
Nu is het een bekend feit, dat aan onze
Friesche kust het zoute water hier en daar
slechts door een dunne laag aarde wordt bedekt;
een wat sterkere vloed zal het water uitge
doofd hebben.
Merkwaardig is het plaatje, dat van deze
uitbarsting gemaakt is. Terwijl de slang in
de lucht stijgt, blazen een paar kaalhoofdige
meerminnen op hare hoorns, ’t Was dus een
uitbarsting met muziek.
In volgende eeuwen wordt voortdurend van
wonderteekenen melding gemaakt.
In het begin der 9e eeuw waren de Denen
in Friesland gevallen en werden bij de Eems
verslagen. Toen de overwinnende Friezen huis
waarts waren gekeerd, hoorden zij, dat vijf
dagen vóór den veldslag een bloedige dauw
neergevallen was, wat volgens hen genoegzaam
aantoonde, dat de Denen hun lot niet hadden
kunnen ontkomen.
Wat later was een vuurspuwende komeet
met den staart naar beneden te zien, bode
bewassen was. De inwoners van Purmerend,
toen nog aan zee gelegen, vingen ze en brach
ten haar naar Edam, waar zij als mensch leefde,
brood en melk gebruikende. Ja, zij zat zelfs
te spinnen, «also dat ’t scheen een menschelijck
vernuft in ’t selve zee-monster te wonen.” Maar
daar de vrouw-visch van nature zwak was, is
zij spoedig gestorven. Gelukkig echter was
deze historie onzen ouden kroniekschrijver, an
ders voor geen geruchtje vervaard, te kras, en
hij schreef dan ook: ’t gheloove zy by den
Autheur.
En wij zeggen ’t hem na.
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Sneek, op Zaterdag den 22 Januari 1898,
des namiddags te 6 '/3 uur.
Punten van behandeling:
Resumtie der Notulen.
Mededeeling van ingekomen stukken enz.
Plan- vernieuwing en uitbreiding der
Kade.
Suppletoire begrooting dienst, 1898.
Uitbetaling onvoorziene uitgaven, dienst
1898.
Adres van den heer Hijlke Halbertsma.
Voorstel inzake procedure-Zijlstra.
Benoeming leden Stembureau.
Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN.
7 lil.
Vervolg.
Zonder zijn eigen kleeren uit te doen, begon hij
namelijk de zoo pas van boven gehaalde kleeding-
stukken aan te trekken een vrouwenrok, een bij
na tot aan den grond reikende gewatteerde man
tel, die zeker eenmaal, langen tijd geleden, modern
geweest was, en een zijden, zwaar gevoerde kaper,
die van zijn gezicht niet veel meer dan kin en neus
vrij liet.
In dit wonderlijk costuum geleek hij inderdaad ge
heel een oude vrouw, vooral toen hij nu, op een stok
leunende, in eenigzins gebogen houding en met korte
sleepende stappen de kamer begon op en neer teloo-
pen. Zoo vaak hij daarbij den spiegel voorbijkwam,
sloeg hij telkens een opmerkzamen, onderzoekenden
blik op het vreemde figuur zijner eigene vermomde
gestalte; en eerst toen ’t hem gelukt was den gang
en de bewegingen eener reeds door de kwalen van
den ouderdom bezochte matrone op de meest bedrie-
gelijke wijze na te bootsen, scheen hij volkomen te
vreden over het resultaat van zijn wonderlijke proef
neming. Hij trok de verkleeding weer uit, perste rok,
mantel en kaper tot een zoo klein mogelijk pakje in
elkaar en stak dat bundeltje in een zwartlederen
reistasch, welke hij behoorlijk achter slot in zijn
kleerkast zette.
Een half uur later liet hij door de oude Mina zijn
der vensters de gestalte van zijn verwachten vriend
herkende, en een oogenblik later drukte hij de handen
van den referendaris Rudolf Krause.
Maar zijn ongekunsteld lachje was niet in staat ge
weest, den angst te verjagen, die zich afspiegelde in
de donkere oogen en de knappe, jeugdige gelaatstrek
ken van den aangekomene.
«Zeg mij de waarheid, Georg om Gods wil, de
geheele waarheidKo:m ik te laat?*
«Neen, beste vriendMejuffrouw Elsbeth zal eerst
daags als geheel hersteld uit het ziekenhuis ontsla
gen worden.*
Rudolf haalde diep adem, als ware een verstikken
de last van zijn borst genomen. Hij nam den hoed
af en streek zich over Jt klamme voorhoofd.
«GoddankDeze laatste uren echter waren ver
schrikkelijk. Voor geen geld ter wereld zou ik ze
nogmaals willen doorleven. Maar waarom hebt ge mij
er niets van geschreven, zoodat ik ’t eerst vernemen
m«est uit een Breslauer krant, die al verscheidene
dagen oud was toen ik ze heden morgen heel toeval
lig in handen kreeg?*
«Hoe zou ik je hebben kunnen meedeel'.en, wat ik
zelf niet wist! Het berichtje in de bladen was mij
ontgaan en niemand had mij iets van juffrouw Els-
beth’s ongeluk verteld. Je telegram van heden bracht
me daarvan ’t eerste bericht, en ik was er zeker niet
minder ontsteld vrm als je zelf. Des te gelukkiger
kunnen we zijn, nu alles nog zoo best beslagen is.«
«Gij moet mij ‘alles uitvoerig vertellen; maar laten
we eerst uit ’t gedrang zijn. Mag ik voorkoopig mee
gaan naar je worjng?*
«Zeker! Alles is voor je ontvangst gereed. Ik be
greep wel dat je ’t doelmatiger zoudt vinden, eerst
morgen naar ja vader te gaan.*
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der Gemeente Sneek,
gevolg gevende aan art. 150 der wet op de
Nationale Militie van den 19den Augustus
1861 (Staatsblad no. 72), zooals die is gewij
zigd bij de wet van 4 April 1892 (Staatsblad
no. 56), noodigen de lotelingen der Nationale
Militie van deze gemeente uit, om, wanneer
zij verlangen bij de Zeemilitie te dienen, zich
daartoe vóór den Isten Februari a. s. ter ge-
meente-secretarie aan te melden.
Sneek, den 4 Januari 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
ADVERTENTIëN 4 oent per regeL Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2’/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
4
l-