VOOR SMK EN OKTREffl.
NIEUWS- EI WEffllTBLAB
FKUIL&ET8K.
Woensdag 2 Februari 1898.
53e Jaargang.
No. 10.
KENNISGEVING.
KENNISGEVING.
Buitenland.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek.
Uit de Raadszaal.
DE KÜNSTRIJDSTER.
de komst van den gevreesden
r
waar steeds voor belangstellenden exemplaren
ter kennismaking gratis verkrijgbaar zijn.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
De BURGEMEESTER der gemeente Snee/«, brengt
ter openbare kennis, dat ter Secretarie dezer gemeen
te, vanaf heden, gedurende dertig dagen voor de be
langhebbenden ter inzage zal liggeneene opgave van
de Uitkomsten, bedoeld in de artikelen 6, 9, 10, 11
tot 13, 23 en 42 der wet van den 26 Mei 1870 (Staats
blad no. 82), betreffende de grondbelasting van ge
bouwde en ongebouwde eigendommen.
Sneek, 1 Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd.
ALMA.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2'/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Zou er werkelijk toenadering komen tusschen
Keizer Wilhelm en Prins Bismarck
Men zou het bijna willen gelooven.
Ter gelegenheid van den verjaardag van
Keizer Wilhelm, schreef de „Hamburger Nach-
richten” een artikel, dat schijnt aan te too-
nen, dat de verhouding tusschen Berlijn en
Friedrichsruh verre van gespannen is. Terwijl
vroeger deze courant meermalen als orgaan
zonk om uitvoering te geven aan zijn voornemen.
Een blik op zijn horloge vertelde hem bovendien,
dat ’t eigenlijk nog veel te vroeg was, om de oude
vrouw een bezoek te brengen. De wijzers stonden
op half acht, en in ’t geheele huis was ’t zoo stil,
alsof alle bewoners nog in de diepste rust lagen. Bijna
zou hij hebben toegegeven aan de verzoeking, terug te
keeren, maar de gedachte aan Elsbeth, die thans geen
anderen vriend meer had als hij, en voor wien hij
zonder tegenstribbelen ook het zwaarste op zich moest
nemen, maakte een einde aan zijn aarzeling. Hoe de
poging dan ook mocht uitvallen, ’t was in elk geval
zijn plicht haar te wagen, en de buitengewone om
standigheden welke hem hier naar toe dreven, kon
den ten slotte den ongewonen tijd van zijn bezoek
ook rechtvaardigen.
En zoo liep hij dan met vasten stap de deur van
den kruidenier voorbij, die in het benedenhuis zijne
met een klein bierhuis verbonden zaken dreef, en
wilde de trap opgaan. Maar hij had de voet pas op
de eerste trede, toen hij hoorde, dat boven een sleu
tel omgedraaid en een deur geopend werd. Onwille
keurig bleef hij luisterend staan, want ’t kon slechts
de deur van de woning van mevrouw Abt zijn, die
daar op haar hengels gekrast had. En op ’t zelfde
oogenblik liep 't hem ijskoud over den rug, want hij
vernam een kort, scherp kuchen, waarin hij door den
eigenaardigen klank dadelijk het eigenaardige hoes
ten van zijn vader herkende, zooals hij zulks van nie
mand anders ooit gehoord had, en dat hem in zijn
kinderjaren vaak genoeg had doen schrikken, als ’t
de komst van den gevreesden man aankondigde.
Wordt vervolgd.
gebruikt werd door Von Bismarck, om lucht
te geven aan zijne zwartgallige buien, schrijft
ze nu een artikel vol van de hoogste waar-
deering van des keizers werk. Men leest daarin
„Keizer Wilhelm II heerscht niet alleen, maar
hij regeert ook. Daarom kan men hem moeilijk
alleen als hoofd van den staat huldigen, zooals
de Engelschen het hunne Koningin doen. Hij
is werkelijk leider der natie, leider van het
lot van Duitschland.” In dezen trant gaat het
blad voort, den lof van Wilhelm te verkondigen.
Ons schijnt dit artikel wat overdreven toe.
Zoo’n omkeer in de denkwijze van Bismarck
is bevreemdend.
En onderwijl werd ’s keizers vetjaardag met
groote praal gevierd. En men hoort alweer
van groote reisplannen van den Reise-Kaiser.
Wilhelm wil nu het Heilige Land bezoeken
en zijn weg nemen over Rome om den Paus
een bezoek te brengen. De Turksche Sultan
zorgt, dat er een leger van 12.000 man aan
wezig is, om den Keizer, zijn machtigen be
schermer, bij zijn bezoek aan Jeruzalem en
andere plaatsen, eer te bewijzen.
Wanneer de Keizer nu ook nog zijn gewoon
tochtje langs Noorwegen daarbij voegt, van
andere kleine uitstapjes niet gerept, dan behoeft
hij dit jaar niet heelemaal thuis te blijven.
De naijver tusschen Rusland en Engeland
doet nog steeds eenmaal bloedige geschillen
vreezen tusschen beide landen. In het Oosten
werken ze om het zeerst, ten einde China hunne
bescherming en hun geld op te dringen, allebei
natuurlijk tegen de noodige concessies. Wat
eene heerlijke positie voor den Zoon des He
mels, den zwakken Keizer van het reusachtige
China. Het is voor hem hetzelfde, of hij van
de kat of van den hond gebeten wordthij
zal zelfs wel van beiden krijgen. En dan wordt
zoo’n armen Heerscher het geld maar opge
drongen, alsof 200 millioen gulden zoo maar
niets is. Engeland had tegen zekere voorwaar
den en Rusland verzuimde niet, tegen gelijke
voorwaarden hetzelfde te doen. Hoorde men
Vrijdag reeds, dat Engeland de leening zou
plaatsen, nu weer heet het, dat Rusland nieuwe
en ernstige pogingen doet om de leening ge
deeltelijk te Berlijn, gedeeltelijk te Parijs te
plaatsen en dan niet bij de toongevende financiers,
maar bij bankiers van den tweeden ot derden
rang.
Nu is er nog wat anders gebeurd om het
twistvuur aan te stoken.
VERGADERING van den Gemeenteraad van
WIJMBRITSERADEEL op Zaterdag, den 29
Januari 1898 ’s voorm. 10*/2 uur.
Tegenwoordig zijn: 14 leden. Afwezig de heer J.
H. Reijenga met kennisgeving.
I. De notulen der vorige vergadering worden gele
zen en onveranderd vastgesteld.
II. Wordt mededeeling gedaan van de navolgende
ingekomen stukken voor notificatie, als:
a. Brieven van de heeren S. U. de Boer en J. 0-
de Buy te Oosthem, S. Winia, M. Walsweer, en H-
Pollema te Nijland, J. de Jong te Oudega, G. J. v.
Koningsveld te Hommerts, S. H. Reitsma en J. van
Gosliga te IJsbrechtum, R. H. Walda te Scharnegou-
tum, J. G. Teunissen te Gaastmeer, J. G. Krol te
Woudsend, berichtende dat zij de benoeming tot al
gemeen Armvoogd of boekhouder aannemen.
Brief van den heer B. Kramer te Oudega, hou
dende bericht dat hij voor de benoeming tot algemeen
Armvoogd bedankt.
c. Procesverbaal van de opneming der Kas van den
Gemeente-Ontvanger van den 8 Januari jl.
d. Resolutie van heeren Gedeputeerde Staten, hou
dende goedkeuring der gemeente-begrootig voor 1898;
e. Gelijke resolutie houdende goedkeuring van den
Staat van waterstaatswerken, gewijzigd ten gevolge
de voorgenomen verbreeding en verlaging van de brug
«de Nijlander-zijl* onder Nijland;
f. Gelijke resolutie houdende toewijzende beschik
king op de reclame in hooger beroep van H. R. Veld
huis te Oppenhuizen tegen het kohier van hoofdelij-
ken omslag.
III. Aan de orde is het in de vorige vergadering
gelezen adres van het bestuur der afdeeling Woud
send aan den Nederlandschen Werkliedenbond Patri
monium houdende verzoek dat de Raad besluite tot
uitdieping van de vaart de Wegsloot, onder Tpecolsga
met het doel de daardoor beschikbare specie te ge
bruiken tot de nog noodige ophooging van de alge-
meene begraafplaats aldaar, waardoor tevens zoude
worden voorzien in eene gewenschte werkverschaffing.
Na discussie wordt door den heer Oppedijk voorge
steld het adres te stellen in handen van den gemeente -
opzichter, ten fine van onderzoek omtrent de noodza
kelijkheid en uitvoerbaarheid der bedoelde uitdieping
met eene begrooting van de daaraan verbonden kosten.
Dit voorstel werd aangenomen met 12 tegen 2
stemmen.
Tegen stemden de heeren v. d. Gaast en Gerbrandij.
IV. Wordt gelezen een adres van Mej. B. Steensma
te Nijland, houdende verzoek om eervol ontslag als
onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de open
bare school aldaar, in te gaan 1 Maart 1898.
Met algemeene stemmen wordt dat ontslag verleend.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeen
te Sneek, voldoende aan het besluit van heeren Gede
puteerde Staten van Friesland van den 6 Januari
1898 no. 6 (Provinciaal blad no. 11), brengen ter ken
nis van de ingezetenen, navolgende
UITN O0DIG1NG
De Gedeputeerde Staten van de provincie Friesland,
Gelet op art. 102, laatste lid der Kieswet, noodi-
gen de inwoners der provincie uit, om, indien zij in
andere provinciën in de Rijks directe belastingen zijn
aangeslagen, daarvan vóór den 15den Maart aanstaan
de aan hunne vergadering te doen blijken, ten einde
daarop door haar kunne worden gelet bij het opma
ken van de lijst der hoogst aangeslagenen voor de ver
kiezing van afgevaardigden ter Eerste Kamer van de
Haten Generaal.
Sneek den 31 Januari 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
BENNEWITZ, Secretaris.
Abonnementen en AdvertentiSn voor
dit blad worden tevens aangenomen door
JAC. ATSMA, Oude Koemarkt, en
T. K. VAN TUINEN,
Nauwe Noorderhorne.
Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN.
10 IV.
Vervolg.
Reeds hadden zij elkaar goeden nacht gewenscht
en zich in de kussens neergelegd, toen Wendrich
nog eens het zwijgen afbrak, terwijl hij aarzelend
vroeg«Beschouw ’t niet als bloote nieuwsgierigheid,
Rudolf, of als indringerige inmenging in zaken, die
mij niet aangaan maar hebt ge mij wel niet eens
gezegd, dat gebet geheele beheer van je moederlijk
erfdeel aan je vader hadt overgelaten?*
«Zeker. Hij zei, dat dit voor mij ’t voordeeligst
zou zijn, en ik had geen reden daaraan te twijfelen.
Meent ge soms dat ik daaraan niet verstandig heb
gedaan
«Ik zal mijn vroegeren patroon niet te na komen
en ’t is volstrekt mijn bedoeling niet, de een of an
dere verdenking tegen hem te opperen; maar ’t zou
toch hoegenaamd geen kwaad kunnen, als gij u bij
gelegenheid eens op de hoogte liet stellen omtrent
den stand van je vermogen. Ik weet dat hij in
den laatsten tijd belangrijke speculaties gedaan heeft,
en dat niet alleen aan de graanbeurs. En ik weet
ook ofschoon hij angstvallig getracht heeft zulks
voor mij geheim te houden dat deze niet in zijn
voordeel zijn uitgevallen. De sommen, welke hij ver
loren heeft, moeten aanzienlijk zijn.”
Deze mededeeling scheen den referendaris in de
V. Ter tafel wordt gebracht het kohier van School
geld van leerlingen der openbare Scholen over het
vierde kwartaal van 1897.
Het kohier wordt vastgesteld tot een bedrag van
f 284.927 en zal ter goedkeuring worden verzonden
aan heeren Gedeputeerde Staten.
VI. Wordt gelezen een adres van den heer T. J. Heeg
en vele anderen te Woudsend, houdende verzoek dat
aan de baanvegers, bij het aanleggen der banen in
deze gemeente en in de buitengewone gevallen bij
zwaren sneeuwval enz. eenige billijke belooning worde
toegekend, gelijk dat plaats vindt in andere gemeen
ten. De adressanten beroepen zich daarbij op het doel
der in deze provincie bestaande Vereeniging: «de Frie-
sche IJsbond,* die onderscheidene afdeelingen of kri-
ten omvat, waarvan Wymbritseradeel krite 22 uit
maakt.
Dat doel is, in de eerste plaats te bevorderen
samenwerking tusschen de verschillende gemeente
besturen, om te komen tot een meer geregeld onder
houd der verkeerswegen over ijs.
Na discussie wordt besloten aan de adressanten
te berichten dat de regeling van het werk der baan
vegers in deze gemeente is opgedragen aan de al
gemeene Armvoogden, die in buitengewone gevallen
bevoegd zijn aan die werklieden eenige belooning
toe te kennen.
VIL Ter vergadering met gesloten deuren werden be
handeld twee reclames tegen het suppletoir kohier
van hoofdelijken omslag, dienst 1897.
VIII. Wordt gelezen een adres’wan Tjeerd S. de
Vries te Oppenhuizen en anderen houdende verzoek
tot wijziging der politie-verordening dezer gemeente
in dier zin dat de honden voortaan ook vóór de kar
mogen loopen.
Het verzoek is afgewezen.
IX. Ter tafel wordt gebracht het door Burge
meester en Wethouders opgemaakte kohier van hoof
delijken omslag over 1898 dat na aanvulling en wij
ziging wordt vastgesteld tot op een nader te bere
kenen bedrag.
De vergadering is daarna gesloten.
gemoedsstemming, waarin hij op ’t oogenblik ver
keerde, heel weinig te interesseeren. «Dat zijn din
gen waar ik geen verstand van heb en waarover ik
mij ook niet graag zou willen bekommeren,* zeide hij.
«Mijn vader gaat algemeen voor zoo’n voorzichtige
man in zaken door, dat hij zeker wel niet boven
zijn krachten zal gegaan zijn. En dat hij zich aan
mijn eigendom zou kunnen vergrijpen, beschouw ik
voor onmogelijk. Ik dank je voor je waarschuwing,
Georg, want ik weet dat ze goed gemeend is, maar
er bestaat tusschen mijn vader en mij al zooveel
verschil van gevoelen, dat ik niet graag nog een
nieuw punt van verschil zou willen opwerpen, door
hem een krenkend bewijs van wantrouwen te geven.*
Den boekhouder zweefde nog wel een antwoord op
de lippen, maar hij bedacht zich nog op ’t laatste
oogenblik en zweeg. Al heel spoedig deed de na
tuur dan ook haar rechten gelden en viel hij in den
vasten, gezonden slaap der jeugd, waaruit hij pas
ontwaakte, toen de zon helder door het venster van
de kleine kamer scheen.
Zijn eerste blik viel op het bed van zijn vriend,
en hij was niet weinig verrast, toen hij zag dat dit
ledig was. Rudolf moest al heel vroeg in den mor
gen zijn opgestaan, zich zachtjes aangekleed en stil
letjes verwijderd hebben, om Wendrich’s slaap niet
te storen.
«Die arme jongen dacht Wendrich met innig me
delijden. »’t Zal een harde strijd zijn, dien hij te strij
den heeft, en ’t zijn waarlijk geen vriendelijke ster
ren, die zijn eerste liefde verhelderen.
V.
Wel een uur lang had Rudolf zonder doel in de
straten der ontwakende stad rondgewandeld, alvorens
zijn schreden te richten naar de Paradijsstraat, waar
mevrouw Wilhelmina Abt, de zuster zijner overledene
moeder, woonde. Het oude, onaanzienlijke huis, op
welks eerste verdieping zij nu reeds tientallen van
jaren woonde, had een deel uit gemaakt van de na
latenschap van haar man, en al meer en meer had
de oude, door droevige ervaringen wantrouwend en
menschenschuw geworden vrouw, zich daar in de
eenzaamheid als ingesponnen. Rudolf herinnerde
zich, dat hij reeds als knaap nooit zonder een zeke
re weerstrevende bangigheid de vermolmde krakende
trap was opgegaan, en dat hij altijd vrij wat ruimer
ademhaalde, als hij na een kort bezoek dat sombere
huis weer den rug mocht toekeeren.
En toch was hij de eenige geweest aan wie de
weinig spraakzame vrouw met haar streng, gerimpeld
gezicht, een zekere welwillendheid betoonde; wiens
wél en wee haar interesseerde en dien zij zelfs zoo
nu en dan met ’t een of ander klein geschenk blij
trachtte te maken. Hij had zich-zelf in stilte menig
maal ondankbaar genoemd, omdat ’t hem ondanks
dat niet gelukt was, zijn schuwheid tegenover zijn
tante te overwinnen, en waar hij onder de radeloos
heid van den afgeloopen nacht het denkbeeld van
zijn vriend tot het zijne had gemaakt, daar had hij
slechts door de herinnering aan het goede, dat hij
van haar ondervonden had, een dergelijke gewaar
wording kunnen onderdrukkon. Thans echter, nu hij
voor het huis stond en zich afvroeg: hoe zij zijn be
kentenis en zijn verzoek wel zou opnemen, beving
hem weer en nog sterker de vroegere bangig
heid uit zijn jongensjaren, en voelde hij, hoe met
elk oogenblik hem de moed al meer en meer ont-
f
m
ke
en
iel
ifl
te
ii-
’s