o
JIEÜW8- ES ADVE1LTE1KT1EBLA»
VOOR SJEES EJ OISMEJ.
E.
rKVlItLSTOH.
Spanje.
ITo. 30.
Woensdag 13 April 1898.
53e Jaargang.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek.
KENNISGEVING.
KENNISGEVING.
I
sr
DE KDNSTRIJDSTER.
en
te
b
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franoo per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
hoogste vijf-en-zeventig gulden, en in geval van her
haling met hechtenis van ten hoogste 4 weken of
geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden.
Sneek, 9 April 1898.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
5
Pu
i
e
f-
Abonnementen en Advertentiën voor
dit blad worden tevens aangenomen door
JAC. ATSMA, Oude Koemarkt,
T. K. VAN TUINEN,
Nauwe Noorderhorne
Mej. Wed. C. G. BEITSMA,
Oosterdijk,
waar steeds voor belangstellenden exemplaren
ter kennismaking gratis verkrijgbaar zijn.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
De BURGEMEESTER van SNEEK herinnert de
ingezetenen aan het voorgeschrevene bij de artikelen
10 en 11 der Arbeidswet; luidende:
Art. 10: Het hoofd of de bestuurder van een be
drijf of eene onderneming, waarin of waarvoor een
persoon beneden zestien jaren arbeid verricht in fa
brieken en werkplaatsen, moet in het bezit zijn van
eene kaart, houdende opgave van den naam, de voor
namen, den dag en de plaats van geboorte van dien
persoon, van den naam en de woonplaats van het
hoofd des gezins, waarbij of van het gesticht, waarin
die persoon inwoont en van het hoofd of den be
stuurder van het bedrijf of de onderneming.
Binnen tweemaal vier-en-twintig uren na het ein
digen van de arbeidsbetrekking tusschen den jeug
digen persoon en den patroon, moet deze laatste de
kaart ter Secretarie terug bezorgen.
Art. 11: Het hoofd of de bestuurder van een be
drijf of eene onderneming, waarin of waarvoor een
persoon beneden zestien jaren of eene vrouw arbeid
verricht in fabrieken en werkplaatsen, is verplicht
te zorgen, dat in zijne fabriek of werkplaats, op eene
plaats, waar arbeid wordt verricht, steeds op eene
zichtbare wijze is opgehangen eene door hem onder-
teekende en door of van wege den burgemeester ge
waarmerkte lijst, vermeldende de namen en de voor
namen van dien persoon of die vrouw en voor ieder
in het bijzonder den aan vang en het einde van den
werktijd, de werkuren en het etmaal bestemd tot
wekelijkschen rustdag.
Zullende de overtreding dezer bepalingen volgens
art. 17 dierzelfde wet gestraft worden met een hech
tenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Sneek, brengen ter openbare kennis: dat het Primi
tief Kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1898,
goedgekeurd door heeren Gedeputeerde Staten van
Friesland, aan den Gemeente-Ontvanger ter invorde
ring is ter hand gesteld en een ieder verplicht is,
zijn aanslag op den bij de wet bepaalden voet te vol
doen
dat een Afschrift van dit Kohier vanaf 14 dezer,
gedurende vijf maanden ter Secretarie dezer gemeente
ter inzage is nedergelegd, alle werkdagen van ’s
morgens 9 tot ’s namiddags 1 uur.
Sneek, den 12 April 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
ALMA, Burgemeester.
DE JONG Loco-Secretaris.
fluisterde aan zijn oor: «Neen, neen, ik laat je niet
gaanIk wilde immers je geluk slechts niet in den
weg staan. Als je wanhopig en ongelukkig bent
dan wil ook ik mijn deel daarvan hebben. Ik houd
toch zoo veel van je zoo onuitsprekelijk veel!«
»Elsbeth!« riep hij uit. »0, mijn hartelijk geliefd
meisje
En hartstochtelijk onstuimig drukte hij haar aan
zijn borst, om haar lippen, haar wangen, haar glim
mend haar met kussen te bedekken. Bevende en met
gesloten oogen duldde zij een tijdlang zijn hartstochte
lijke liefkozingen, om zich vervolgens zachtjes uit zijn
armen los te maken.
«Zeg mij, Rudolf, wat is er dan toch voor verschrik
kelijks gebeurd? Laat mij toch alles weten, opdat
ik
Maar hij liet haar niet uitspreken. «Neen! Eisch
alles, ook ’t zwaarste van mij; alleen dat niet! Want
nog tast ik-zelf totaal in duisternog is alles onze
kerheid en twijfel, en nog klampt mijn ziel zich vast
een laatste, zwakke hoop, dat het slechts een
van ’t toeval, een raadselachtig spook geweest is,
'j zoo lang en zoo vreeselijk gemarteld heeft.
I
1
midden uit eene groote hoogvlakte, door ge
bergten omgeven en doorsneden. Van dat mid
den stroomen de meestal onbevaarbare rivieren
naar zee, de Duero, de Taag, de Guadiana, de
Guadalquivir, de Ebro, enz.
Twee vlakten dringen van uit de zee vrij
diep het land inde Ebro-vlakte en de heer
lijke vallei van Andalusië. De rivieren hebben
eene zeer diepe bedding in de hoogvlakte uit
geschuurd. Door de weinige regen, die er valt
(alleen aan de westelijke zeekust valt veel re
gen), zijn zij niet zeer waterrijk en in den zo
mer bijna doorwaadbaar. Ook wordt veel wa
ter afgeleid voor de besproeiing der landerijen.
Het klimaat is zeer ongelijk. Terwijl dit
aan de kusten en in de laagvlakten meestal
heerlijk is, aan de zuidelijke kusten zelfs aan
Afrika herinnert, is het op de hoogvlakten
zeer ongelijk: een droge, heete zomer, bijna
of geen lente en herfst, en een korte, doch vrij
strenge winter. Te Madrid spreekt men van
9 mnd. hel en 3 mnd. winter. Door de groote
droogte liggen groote streken woest. Aan
zienlijke uitgestrektheden zijn met zand of
keien bedekt; elders vindt men zoutsteppen.
En ofschoon het grootste deel der hoogvlakte
uitmuntend bouwland kon zijn, blijft door ge
brek aan water en besproaiïngskanalen ook de
vruchtbare bodem dikwijls onbebouwd. De
deelen, die bebouwd zijn met graan, lijken zeer
eentonig en hoewel al meer dan eene eeuw
ieder Kastiliaan verplicht is minstens 5 boo-
men te planten, lijkt de hoogvlakte zeer naakt.
Maar komt men in de bovengenoemde vlakte
van Andalusië, waar des zomers ook zeer wei
nig regen valt en de bodem dus hier en daar
dor is, dan ziet men vooral in de lente (Febr.)
en in den herfst de heerlijkste velden, ’t Is
dan een paradijs op aarde. Daar rijpen olij
ven, citroenen, oranje- en granaatappelen, vij
gen en amandelendaar groeien katoen, da
delpalmen en zelfs suikerriet. Men bouwt er
tarwe, mais, gerst en rijst. De Andalusische
paarden zijn beroemd, evenals de schapen (me-
rino’s) op de hoogvlakte. Daar weidt de ka
meel, daar wandelt de flamingo.
En ook in de andere zuidelijke kustlanden en
kleinere vlakten geeft de bodem rijke vruch
ten.
De wijnoogst is vooral belangrijk tusschen
Cordova en Jerez (Cherry). Verder in het binnen
land ziet men eenzame bosschen met duizenden
Ver in ’t Zuiden ligt mijn Spanje,
Spanje is mijn vaderland;
Waar de sneeuwbloem der kastanje,
Bloeit aan Ebro’s lachend strand.
Nu de oorlog tusschen Spanje en de Ver-
eenigde Staten misschien aanstonds uitbreekt,
dunkt het ons niet ondienstig den lezer eene
beknopte schets te geven van dit land, van
zijne bevolking, zijn leger en zijne vloot.
Welke belangrijke plaats dit land ook in
neemt in onze geschiedenis, toch kan men voor
ons, Nederlanders, Spanje een der minst be
kende landen noemen. En geen wonder: wij
komen er zoo weinig mee in aanraking, het is
zoo ver van ons verwijderd, wij hebben er zoo
weinig mee uit te staan.
Maar ter zake.
Spanje is 15 maal zoo groot als ons land,
doch heeft slechts 18 millioen inwoners,
dus 41/a maal onze bevolking. Het vormt met
het veel kleinere Portugal een schiereiland,
door het gebergte de Pyreneeën geheel van
Frankrijk afgescheiden. Het bestaat in het
Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN.
30 XI.
(Vervolg.)
»Ik had u nu wel kunnen schrijven en u reeds
voor dagen schriftelijk kunnen meedeelen, wat gij nu
van mij gehoord hebt. Maar ik verkeerde in een
gemoedsstemming, welke ’t mij totaal onmogelijk
maakte. Hoe ik onder die omstandigheden mijn exa
men heb kunnen afleggen, zal mij altijd een raadsel
blijven. Waarschijnlijk is men toegeeflijk met mij
geweest, omdat mijn schriftelijk werk buitengewoon
gunstig was opgenomen. Sedert gisteren middag heb
ik het recht, mij assessor te noemen en ik ben he
den met den eersten trein te Breslau aangekomen. Ik
ben in de eerste plaats naar mijn vriend Wendrich en
toen hier naar toe gegaan, om uit uw mond mijn
lot te vernemen. Wat ik tot rechtvaardiging van
mijn houding heb kunnen aanvoeren, heb ik thans
gezegd, ’t is nu aan u, mij mijn vonnis mee te
deelen.<
Zij mocht niet langer zwijgen, en al dreigde haar
hart daarbij bijna te zullen breken, thans moest het
woord gesproken worden ’t welk hen voor altijd
scheidde. Zacht, bijna onhoorbaar, met bevende stem,
bracht zij ’t er uit.
»Noem ’t niet zoo, heer assessor! Ik heb geen
vonnis over u te vellen, maar wij-beiden hebben ons
te onderwerpen aan eene niet te veranderen noodza-
aan
spel
dat mij i
Ik zou een misdaad begaan, als ik ook jou rein, on
schuldig gemoed ging bezwaren met sombere voor
stellingen, die later misschien zouden blijken slechts
een waan te zijn geweest.
Treurig liet zij ’t kopje hangen en ging een stap
achteruit. «Maar als ik nu de oorzaak van je ver
driet niet weten mag wat kan ik dan voor je
zijn?»
Wordt vervolgd.
kelijkheid. Ik zal voor u altijd eene eene oprecht
vriendschappelijke gezindheid blijven koesteren; maar
wij wij mogen elkaar van dit oogenblik af niet
meer ontmoeten.»
’t Was er uit, en zij sidderde voor het hartstochte
lijk antwoord dat nu volgen moest. Maar haar vrees,
waaronder misschien ook nog een beetje onuitgespro
ken hoop school, werd niet vervuld. Zwijgend, het
hoofd voorover gebogen, stond de assessor een paar
seconden voor haartoen streek hij weer met de hand
door ’t haar en zei oogenschijnlijk heel kalm«Daar
mee zou dus alles beslist zijn! Gij wilt niets
meer van mij weten, en er zal mij dus niets anders
overblijven, als u ook van mijn kant uw volle vrijheid
terug te geven. Ik had ’t vooruit moeten zien, en
’t is zeker zoo ook ’t beste althans voor u!
vergeef ’t mij, dat ik u
Hij bleef steken en zocht vergeefs naar woorden
’t was of een onzichtbare hand hem de keel dicht
kneep, en in de uitdrukking zijner oogen, die schril
door de kamer vlogen, lag iets wat Elsbeth doodelijk
deed schrikken.
«Ik heb u niets te vergeven, Rudolf,» riep zij in
vreeselijken angst uit, «niets, niets! En ik bezweer
u, niet slecht over mij te denken, omdat ik u niet
anders mocht antwoorden. Ik kan niet als een voor
werp van verdeeldheid tusschen u en uw vader staan,
en zou het bewustzijn niet kunnen verdragen, dat uw
toekomst door mij vernietigd werd, ik
Een kort, snijdend schaterlachen van den assessor
verhinderde haar den zin te eindigen.
«Mijn toekomst!» herhaalde hij bitter. «En mijn
vader! Waarlijk, gij hadt geen betere woorden kun
nen kiezen als die beide, als ’t u er om te doen
was, mij van de afschuwelijke zelfzucht van mijn op
treden van heden te overtuigen. Waarlijk, gij hadt
nooit een gelukkiger ingeving kunnen hebben als
deze: u kort en bondig voor altijd van mij los te
maken. De dag is misschien niet meer ver af, waar
op gij u daarmee van harte zult kunnen gelukwen-
schen.»
Hij liep naar de deur; maar voor geen geld wilde
zij hem zóo van zich laten gaan.
«Neen, gij zijt onbillijk, Rudolf onbillijk en wreed
Mijn God, waarom maakt gij ’t ons beiden zoo vree
selijk moeilijk? Wij hebben elkaar niets te verwijten
zouden we dan niet in vrede en vriendschap kun
nen scheiden?»
Hij bleef staan, en al de smart, die zijn binnenste
verscheurde, drukte zich op zijn gezicht uit.
«Mijn vriendschap, Elsbeth, is geen geschenk dat
voor u of voor wien dan ook nog eenige waarde
kan hebben. Wie zülk een last met zich rondsleept
als ik, is als iemand die een besmettelijke ziekte
meebrengt. Ik ik was ’t, die uw toekomst wilde
vernietigen, toen ik hier kwam om uw liefde terug
te winnen, ’t Was een laagheid; want ik konu niets
meer aanbieden, en erger als dat ik had u
slechts kunnen meesleepen in mijn ongeluk. Maar
de wanhoop maakt ons tot gewetenlooze egoïsten. Uit
het diepst van mijn hart, Elsbeth, wensch ik u alle
goeds vaarwel, en als gij anders niets meer voor
mij hebt, eene medelijdende herinnering moogt gij
toch altijd van mij bewaren.»
Hij lei de hand op den knop van de deurmaar op
’t oogenblik toen hij zijn voet over den drempel zet
ten zou, voelde hij een zachten arm om zijn schou
der en een teedere, door tranen gesmoorde stem
olijven. In ’t najaar, als de vruchten rijp zijn,
wordt de eenzaamheid verstoord. Geheele huis
gezinnen trekken er naar toevader gaat in
de hoornen om de vruchten er af te halen
moeder en kinderen rapen ze op en brengen
ze op muilezels naar de hoeve. (Want nergens
vindt men meer muildieren dan in Spanje.) Op
de hoeve worden de olijven tusschen twee
molensteenen geplet, het sap loopt er uit en
wordt opgevangen in groote bakken met water.
De olijfolie wordt in kelders opgeborgen, tot
zij naar de handelaars vervoerd wordt.
Door betere besproeiingskanalen zou de bodem
van Spanje veel meer kunnen opbrengen.
Ook van mineralen is Spanje niet ontbloot.
Men vindt er ijzer en steenkool. De kanonnen-
koning Krupp laat zeer veel ijzererts uit zijne
Spaansche mijnen halen, om er zijne kanonnen
enz. van te maken. De grond bevat verder
veel lood en andere metalen, niet te vergeten
het kwikzilver.
Spanje is geen fabrieksland en de invloed
van buiten heeft eerst de ontginning der mijnen
bevorderd. Langzamerhand zijn Barcelona en
enkele andere plaatsen belangrijke industrieele
centra’s geworden.
De bevolking is samengesteld uit verschil
lende stammen, die in den loop der eeuwen
het schiereiland zijn binnengedrongen. Maar
het Romeinsche type heeft de overhand be
houden.
De Spanjaarden zijn van middelmatige grootte,
mager van gestalte. Hunne scherpe gelaats
trekken zijn met donkere lokken omgeven.
Een vurig oog fonkelt in het gebruind gelaat.
Ze zijn eenvoudig en matig in spijs en drank
een Spaansch spreekwoord zegt: «olijven, salade
en radijsjes zijn de spijzen van een ridder.” Ze
zijn niet zwak van karakter, niet wispelturig,
houden van vermaak en hebben een afkeer
van zwaren arbeid. Ze zijn grootmoedig, edel
aardig, zonderling vrij van geldzucht en
niet erg ontwikkeld, want het onderwijs staat
in de meeste streken op een lagen trap, en de
armoede in vele districten geeft den onderwij
zer een slecht bestaan.
De voornaamste eigenschap des Spanjaards
is zijn trots. Zelfs de muilezeldrijver en de
herder hebben iets van de waardigheid eens
edelmans.
Ook zijn ze hartstochtelijke dansers.
De Spanjaard vereenigt in zich eigenschap-
C-r
i.
l
a
O
1O
m ar
Èi®