NIEUWS- EN ADVEHTEHT1KBLA»
Wtt SNEEk EN OMSTREKEN.
BEKENDMAKING HINDERWET.
JACHT BN VISSCHERIJ.
A
FKÏÏILLKTOH.
Wo. 37.
Zaterdag 7 Mei 1898.
53e Jaargang.
1
;l,
F
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek.
KENNISGEVING.
r.
BEKENDMAKING.
I
DE KÜNSTRIJDSTER.
Een praatje over thee en
den theedokter.
i
L
SA’.
9-
Wordt vervolgd.
Ar
I
waar steeds voor belangstellenden exemplaren
ter kennismaking gratis verkrijgbaar zijn.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
L
SCHUTTERIJ.
F
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
Gelet op de desbetreffende bepalingen der Hinderwet;
Brengen bij deze ter openbare kennis, dat ter Secre-
.7
Abonnementen en Advertentiën voor
dit blad worden tevens aangenomen door
JAC. ATSMA, Oude Koemarkt,
Mej. Wed. C. G. REITSMA,
Oosterdijk,
Den volgenden morgen reeds vroeg trad Werner met
een brief in de hand bij den hoofdcommissaris binnen.
De brief was geadresseerd aan den «Chef van de cri
mineels afdeeling,« en door een renbode besteld gewor
den. Lindequist scheurde de enveloppe los en keek
naar de onderteekening.
«Van Rupp zeide hij. «Daar ben ik toch nieuws
gierig naar.*
«Helaas, niets bijzonders 1* aldus wendde hij zich tot
den in spanning wachtende beambte. «Hoor maar, wat
Rupp uit Insterburg meldt
«De man, dien ik ben nagegaan, is, wat ik al dade
lijk vooraf vermelden wil, een zekere Hübner. Nadat
wij van uit Breslau den geheelen nacht hadden door
Gemeentebestuur ambtshalve zullen worden ingeschre
ven, en door den Schuttersraad tot eene geldboete
verwezen, terwijl zij bovendien zonder loting bij de
Schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blij
ken, dat er tijdens de verzuimde inschrijving, geene
redenen tot uitsluiting of vrijstelling te hunnen aan
zien bestonden;
dat eindelijk een ieder, die binnen deze gemeente
niet geboren is, wordt aangemaand zich tijdig van
eene geboorteakte te voorzien, en zich alzoo van
zijnen juisten ouderdom te verzekeren, ten einde de
inschrijving naar behooren geschiede.
Sneek den 2 Mei 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. van AKKEREN Loco-Secretaris.
BURGEMEESTER en WERHOUDERS der gemeente
Sneek, brengen ter voldoening aan art. 8 der Hinder
wet ter openbare kennis, dat aan de Firma R. S. VIS
SER Zonen te Snkek en hare rechtverkrijgenden, ver
gunning is verleend tot het oprichten van eene KOF
FIEBRANDERIJ, gedreven door een Gasmotor, in het
perceel, kadastraal bekend gemeente Sneek, Sectie B,
no. 835, staande aan het Grootxand, wijk 11 no. 32.
Sneek, den 6 Mei 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester
J. van AKKEREN, Loco-seeretaris.
Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN.
37 XIII.
(Vervolg.)
«Waartoe zouden wij den tijd met nuttelooze praatjes
verspillenIk moet alleen zijn, om er over na te
denken, wat ik Elsbeth zeggen zal. Ik verwacht je
dus een uur voor ’t vertrek van den trein niet
vroeger en niet later! Adieu!*
Zij had op zeer gedecideerden toon gesproken, en
gehoorzaam greep hij naar zijn hoed.
XIV.
tarie dier Gemeente ter visie ligt een bij hun college
ontvangen verzoekschrift met bijlagen van JAN BOOM-
SMA, Scheepstimmerman te Sneek, strekkende tot het
erlangen van vergunning tot het oprichten van eene
SCHEEPSTIMMERWERF, op het perceel weiland,
kadastraal bekend gemeente Sneek, sectie C, no. 1688,
gelegen aan het Zomerrok.
Dat op Zaterdag den 21 Mei e. k., des middags te 12
uur, ten gemeentehuize aldaar gelegenheid zal worden
gegeven om tegen het gedaan verzoek bezwaren in te
brengen en deze mondeling of schriftelijk toe te lich
ten en dat zoowel de verzoeker als zij, die bezwaren
hebben in te brengen, gedurende drie dagen voor even-
gemeld tijdstip ter Secretarie der gemeente, in de ge
wone bureau-uren, van de ter zake ingekomen schriftu
ren kennis kunnen nemen.
Sneek, den 7 Mei 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. van AKKEREN, Loco-Secretaris.
gespoord, verliet hij te Insterburg den trein en begaf
zich naar ’t hotel «Königlicher Hof*, om daar een
kamer te nemen. Hij deelde daarbij den kellner mede,
dat hij zich daar eenige dagen dacht op te houden.
Na ’t ontbijt ging hij uit en ik bemerkte dat hij da
delijk den weg insloeg naar de zich hier bevindende
strafgevangenis, waar hij toegelaten werd en nagenoeg
een half uur vertoefde. Na zijn terugkomst in het
hotel liet hij zich schrijfgereedschap geven en begon
te schrijven. Daar ik dus tamelijk zeker van hem was,
begaf ik mij onverwijld naar het bureau der strafge
vangenis, maakte mij daar bekend en vroeg inlichting
omtrent den door mij bespieden persoon. Alles wat
ik gewaar kon worden, was, dat hij Hübner heette en
zich als een bloedverwant van een zekeren Malinowski
had aangegeven, die een tuchthuisstraf van twee jaren
te ondergaan heeft wegens vervalsching van officieele
stukken. Een uittreksel uit de strafacten van dezen
Malinowski, voor zoover daar voorhanden, voeg ik
hier bij. Hübner verzocht den gevangene te mogen
spreken, wat dan ook in ’t bijzijn van een oppasser
gebeurde en welk onderhoud hoogstens tien minuten
geduurd heeft. Volgens den oppasser bepaalde ’t zich
eigenlijk daarbij, dat de bezoeker den gevangene de
groeten van verscheidene personen overbracht en hem
vertelde, hoe ’t met hen ging. Op de namen dier
personen heeft de oppasser helaas geen acht gesla
gen. Bij mijn terugkomst in het hotel vond ik Hüb
ner aan de algemeene praattafel, waar hij veel wijn
dronk, zich bijzonder spraakzaam toonde en de overige
gasten met allerlei aardigheden vermaakte. Volgens
zijn verhalen moet hij groote reizen gedaan en zich
met name in Argentinië lang opgehouden hebben.
Als ik geen tegenbevel ontvang, blijf ik voorloopig
zijn spoor volgen.*
had Rupp opgemerkt, dat de onbekende aan het opper-
Silezisch spoorwegstation een kaartje naar Posen nam.
Hij deed toen evenzoo en is samen met hem vertrok
ken. Verdere berichten van hem zijn tot op ditoogen-
blik niet ingekomen.*
«Nu, wij willen hopen dat hij niet te vergeefs is mee
gespoord. Hij is een flink mensch, en als er iets uit te
halen is, zal ’t hem niet gemakkelijk ontgaan. Hebt
gij anders ook nog iets voor mij
«Neen, mijnheer!*
Met een vriendelijke handbeweging werd den com
missaris verlof gegeven zich te verwijderen. De hoofd
commissaris echter las met een zucht nogmaals het
krantartikel na, waar in tamelijk scherpe bewoordin
gen uitdrukking gegeven werd aan het ongeduld en de
ontevredenheid van het publiek over het tot nu
vruchtelooze onderzoek der politie inzake den moord
van mevrouw Abt.
«Als een van die heeren ons nu maar eens wilde aan
wijzen op welke wijze wij in deze zaak beter hadden
kunnen handelen! Welnu, wij zullen ons dan maar
troosten met het bewustzijn, alles te hebben gedaan
wat wij konden.*
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2’/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
De BURGEMEESTER der gemeente Sneek, brengt
ter kennis van belanghebbenden, dat ter Secretarie
dier gemeente, kosteloos verkrijgbaar zijn, aanvragen
tot het bekomen van Jacht- en Vischakten, voor het
seizoen 1898/99.
Tevens wordt in herinnering gebracht, dat aan een
en denzelfden persoon niet meer dan eene kleine
vischakte voor één vischtuig wordt verleend, zoodat
zij, die met meer vischtuigen wenschen te visschen,
gehouden zijn eene groote vischakte aan te vragen.
Belanghebbenden worden verzocht hunne aanvragen
vóór den In Juni e. k. ter Secretarie dezer gemeente
in te leveren.
Sneek, den 5 Mei 1898.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek
roepen bij deze op: alle manspersonen, binnen deze
gemeente woonachtig, die op den 1 Januari 1898 hun 25e
jaar zullen zijn ingetreden en mitsdien allen, die ge
boren zijn in het jaar 1873, om zich voor den Schut
terlijken dienst te doen inschrijven, waartoe ter Se
cretarie dezer gemeente zal worden gevaceerd op
Woensdag, 18 Mei 1898.
Verder wordt ter kennis van belanghebbenden ge
bracht
dat diegenen, welke vroeger in andere gemeenten
ingeschreven, sedert de inschrijving van het vorige
jaar binnen deze gemeente zijn komen wonen, zich
insgelijks op dien dag zullen moeten laten inschrijven,
in het register, loopende over een der jaren 1864 tot
en met 1872, waartoe zij volgens hun ouderdom be
hooren, dat een ieder, hetzij hij al of niet vermeent
tot de vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren, tot
deze inschrijving verplicht is;
dat voor ingezetenen worden gehouden alle Neder
landers, alhier hun gewoon verblijf houdende, alsmede
alle vreemdelingen, binnen deze gemeente woonachtig,
welke hun voornemen, om zich binnen het Rijk te
vestigen, zullen hebben aan den dag gelegd, hetzij
door eene uitdrukkelijke verklaring, hetzij door het
werkelijk overbrengen van den zetel van hun vermogen
of de hoofdmiddelen van hun bestaan;
dat zij, die in meer dan eene gemeente hun ge
woon verblijf houden of den zetel van hun vermo
gen hebben gevestigd, tot de inschrijving verplicht
zijn binnen die gemeente, alwaar eene dienstdoende
schutterij aanwezig is;
dat de registers ter inschrijving vanaf 15 Mei tot
1 Juni e. k. zijn geopend, en dat allen, die bevonden
worden, zich alsdan niet te hebben doen inschrijven,
volgens art. 9 der wet op de schutterijen, door het
standigheden verkeerde en altijd meermalen moest
worden aangemaand, alvorens hij betaalde. Ook de
kwitantie voor het bedoelde kwartaal had de beambte
blijkens zijn journaal tweemaal te vergeefs aan Beyer
gepresenteerdbij zijn laatste bezoek gaf hij dan ook
de gebruikelijke aanmaning af, dezelfde, die de onbe
kende later vertoonde toen hij bij zijn vrouw kwam
om de achterstallige betaling te vereffenen precies
twaalf dagen nadat Beyer, blijkens de doodacte, over
leden was. In het journaal van den ontvanger kwa
men dan ook betrekkelijk deze zaak de volgende aan-
teekeningen voor«Beyer vertrokken, onbekend waar
heen.* Eenige dagen later: «Weer teruggekeerd Mat-
thiasstraat 17en nogmaals een week later: «Ziek
geworden bevindt zich in het hospitaal van de
barmhartige broeders.* Ziedaar alles.*
«De geschiedenis is dus nog even duister als vroeger.
En de uitdrager in de Radstraat Gij hebt hem
het portret toch ook voorgelegd?*
«Zeker. Hij herhaalde, dat hij den verkooper van
het horloge wegens de slechte verlichting slechts on
duidelijk gezien had, maar meende mij niettemin vrij
gedecideerd te kunnen verzekeren, dat hij den man op
de photografie in ’t minst niet geleek.*
«Dat wil ik wel gelooven, want die man lag immers
al lang in het graf. Dat portret zal ons vermoedelijk
van weinig nut zijnmaar wij zullen er toch een do
zijn copieën van laten maken. Ook nieuws van me
vrouw Deloria?»
«Ja, een mededeeling van Rupp, wien samen met
Henckel de bespieding werd opgedragen. Zij ontving
gisteren in den loop van den namiddag tweemaal bezoek
van een man, die telkens ongeveer een uur bij haar ver
toefde. Bij zijn tweede komst had hij een reistasch
bij zich, en Rupp voelde zich verplicht hem bij ’t ver
laten van ’t huis onopgemerkt te volgen.*
«En verder?*
«Volgens het korte briefje, dat hij hier naar toe zond,
«Wel, wat hebt gij voor nieuws aldus ontving de
hoofdcommissaris den ondercommissaris Werner«heeft
het toeval, dat ons de photografie van Beyer in han
den deed krijgen, onze zaak reeds een stap verder
gebracht
«Tot op dit oogenblik niet, mijnheer. De uitslag
mijner tot nu gedane nasporingen was integendeel
zeer pover. In de eerste plaats ben ik bij den be
lastingontvanger geweest, wiens vrouw bij afwezigheid
van haar man de bewuste kwitantie aan een onbekende
had overhandigd. Zij kan zich hoegenaamd niet meer
herinneren, hoe die persoon er uitzag, en dat is heel
begrijpelijk, omdat daar alle dagen menschen komen,
om hun belasting te betalen. De man, dien het
portret voorstelt, meent zij echter nooit in haar leven
gezien te hebben. De ontvanger der belastingen zelf
herkende echter dadelijk de gelijkenis der photografie
met den overleden Beyer. Hij is meermalen met
hem in aanraking geweest, omdat hij in slechte om-
Slot.
Hoe oordeelt dr. Bontekoe, als geneesheer,
over zijn tijdgenooten? Waarlijk niet gunstig.
Zij zijn zelf de oorzaak hunner menigvuldige
ziekten, zegt hij in zijn «Discours op ’t leven,
de ziekte en den dood”, maar de een wijt die
aan de sterren, de ander aan zijn geboorte
onder een ongelukkige planeet, een derde aan
de aarde of de zee, welke een kwaden damp
opgeeft. Als zij ziek zijn laten zij zich leiden
door de raadgevingen van oude vrouwen en
kwakzalvers. (Deze laatsten liepen in dien tijd
in een onmogelijk kostuum de huizen af met
een medicijn-kistje onder den arm).
Dan een hartig woordje aan de dames van
zijn tijd. Als galant mensch geeft hij eerst
haar een beurt vóór hij met zijn confraters
afrekent.
Hij raadt de jongelui aan geen juffertje tot
vrouw te nemen dat te veel aan de mode
zucht toegeeft. Ook berispt hij de jonge da
mes, die om een dun lichaam te hebben, het
met «balijnen, ijzerwerk en ander duivelge-
reedschap* insloten en, alsof de natuur haar
twee voet te kort had gemaakt, hooge hoeden
opzetten en zich mét stelten (d. w. z. hooge,
smalle hieltjes) grooter maakten.
Maar ook door ijdelheid en snoeplust be
dierven de joffers zich zelf. Hoevelen zijn er
niet, vraagt Bontekoe verontwaardigd, die kalk,
turf, stijfsel en andere dingen eten om bleek
en daarna blank te zien? Wat al citroenen,
gedroogde schol, noten, confituren, suikergoed,
fruit en duizend andere snoeperijen eten zij,
niet om te leven maar om voor een weinig
lekkernij en pleizier gezondheid en leven te
verliezen
De mama’s verwijt hij, dat het eerste, wat
zij haar kinderen leeren, gulzigheid is. Geeft
het kind maar een kik, dan voeren zij het bierpap.
Begint het te schreeuwen, dan rollen zij het
in een wieg om het zóó flauw te doen wor
den, dat het niet meer schreeuwen kan. Soms
wordt de dokter gehaald, maar slechts in den
hoogsten nood, en die heeft slechts zelden den
moed om mevrouw tegen te spreken.
Men begrijpt, dat hij, bij zulk een beoor-
deeling, alle vrouwen tegen zich kreeg, maar
hij zei dood lakoniek: ik ben nu eenmaal
geen flatteur van de vrouwelijke sekse.
Daarop komt de beurt aan zijn confraters.
Op hun student-zijn reeds heeft hij heel wat
aan te merken. Zij studeerden te kort en uit
een gierige beurs en hadden toch een leventje
van vroolijken Frans. Eenmaal geneesheer
geworden, deden zij meer kwaad dan men
wel wist, want niet alleen bedekte de aarde
hun fouten, maar de reputatie, welke zij door
de gunst van vrienden kregen deed hun dwa
lingen over ’t hoofd zien. Zij tapten hun pa
tiënten bij ponden bloed, maar ook geld af.
En dan de verhouding tusschen de doktoren
onderlingDie schijnt werkelijk allertreurigst
te zijn geweest. De eene dokter haat, benijdt
en belastert den ander zegt Bontekoe. Bij
een consult disputeeren zij niet over den aard
van de ziekte maar om zelf boven de colle
ga’s uit te blinken. Soms wordt dan een apothe
ker, die den zieke vroeger wel eens raad ge
geven heeft, er bij geroepen om de twistende
doktoren te scheiden en zelf de behandeling
van den zieke op zich te nemen. En deze laatste
legt er zich maar bij neer, want door al het
gekibbel van de doktoren wordt hij ongerust,
vooral omdat het dikwijls loopt over kwesties,
waar hij toch niets van begrijpt. En dan
heeft men van die geneesheeren, roept Bonte
koe verontwaardigd uit, die hun zieken genezen
f
■’M
i
t
L
9
1
1
1
s
1
r
i
i
t
i.
i