E ft NIEUWS- KJ ADVERTENTIEBLAD VOOR SNEER ES «MSTREREN. 1 1 FBÏÏIllRTOH. Woensdag 20 Juli 1898. 53e Jaargang. l No. 58. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover t Tramstation Sneek. Binnenlandsch Nieuws. DE KUNSTRIJDSTER. FRIESLAND EN DE ZEE. de namen der t t komen, of wij haar relaties met Hübner 1 tt. a a e s a r o e a Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. aan, waaronder drie fraaie krissen en een levensgroot geschilderd portret van den Soesoehoenan. Vrees voor onweer. Een geleerd Amerikaan Hi ram Stanley, heeft in de Journal of Psychology de oorzaken bestudeerd voor het bang zijn voor onweer. Eerst merkt hij op, dat de vrees niet ontstaat door ’t bang zijn voor den dood, want het aantal ongeluk ken is zeer gering en het gevaar zeer miniem. vrouw Deloria levendig in. »Ik heb in den laatsten tijd zulke vreemde ervaringen opgedaan, dat ’t mij waarlijk niet kwalijk is te nemen, dat ik een beetje angstig en wantrouwend geworden ben. De raadsel - achtige geschiedenis met de belasting-kwitantie van mijn overleden broeder spookt mij voortdurend in ’t hoofd om, en sedert ik in die zaak hier voor u een formeel verhoor heb ondergaan, droom ik bijna eiken nacht dat men mij in hechtenis neemt en als de moordenares van eene oude vrouw voor ’t gerecht brengt. Ja, ik zou zelfs eenmaal bepaald ter dood gebracht zijn, als tot mijn geluk het schellen van den bakkersjongen mij nog op ’t laatste beslissende oogenblik niet wakker gemaakt had. U begrijpt dat die toestand op den duur alles behalve aange naam is.« Zij had hare angsten met lachenden mond geschil derd, en ook de hoofdcommissaris begon te lachen. «En voor die nare droomen wil u dus, naar ik vermoed, thans de vlucht nemen.* «Ja. Voor deze en voor het leelijke spook der ver veling, dat ik van jongsaf nooit heb kunnen uitstaan, ’t Is mij hier te Breslau te bedompt en te eenzaam. Ik moet licht en lucht en vroolijke, bonte kleuren om mij heen hebben. De behoefte daaraan ligt nu eenmaal in mijn natuur. Ik denk met mijn gezel schapsjuffrouw in de eerste plaats naar Berlijn te gaan, omdat ik daar in zake mijn treurige erfenis aangelegenheid met den gezant van Argentinië te confereeren heb, en vandaar wilde ik naar ’t zuiden. Maar ik wensch liever mijn laatste beschikkingen niet eerder te treffen, alvorens van de politie te heb ben vernomen, dat zij mij niet meer noodig heeft. Ik stel mij daarom hiermee voor elke verlangde in lichting ter uwer beschikking. En als u ’t noodzake lijk acht, dat ik mijn vertrek nog uitstel, dan ben Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN. 58 XX. Vervolg. Krause gunde zich nauwelijks den tijd, iets als eene toestemming te mompelen, en hij had er goed aan gedaan, zich te haasten, want bijna op 't zelfde oogen blik dat hij de deur van de zijkamer achter zich sloot, ruischte de voormalige kunstrijdster van den tegenovergestelden kant in een prachtig wandeltoilet over den drempel. Met haar rijzige gestalte en haar koninklijke hou ding zag zij er schooner uit als ooit. Op haar gelaat en in den welluidenden klank harer volle stem was niets te bespeuren van bedeesdheid of ontroering, toen zij na een statig, bijna nederbuigend hoofdknikje tot den hoofdcommissaris zeide: »’t Spijt mij zeer, de heeren nogmaals lastig te moeten vallen, maar ik bevind mij in zoo’n eigenaardige positie, dat ik er wel toe besluiten moest, dezen ook voor mij niet zeer aangenamen stap te doen. Ik zou mij namelijk wel in eigen persoon willen vergewissen, of de po litie er niets tegen heeft, dat ik Breslau voor onbe- paalden tijd verlaat.* >De politie heeft slechts in buitengewone gevallen het recht, iemand in zijn persoonlijke vrijheid te be perken,* antwoordde Lindequist ontwijkend maar uiterst beleefd, »en ais u zelve niet van meening is, dat zoo’n geval bij u zou kunnen bestaan.* «Ja, mijne heeren, hoe zal ik dat weten!* viel me- ADVEBTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. heen speelde hebben meegeteld.* Zoo ziet het oog al ongelijk. We staan met onze «400* in het midden en dat is bij eene raming zeker niet de minste plaats. De Solo’sche prins op Soestdijk. De Pangeran Ario Mataram werd Zaterdagmiddag te 3 uur, geheel vol gens de Indische vormen, door Hare Majesteiten ont vangen. De Pangeran werd aan zijn hotel afgehaald I door den adjudant van dienst jhr. van de Poll en i een rijtuig met vier >n naar het paleis den Isten stalmeester, en in paarden a la daumont bespanne) gereden. De volgelingen waren in rijtuigen met twee paar den. Allen waren in Javaansch costuum en liepen behalve de Pangeran met bloote voeten. De ont vangst en het gesprek geschiedden staande, terwijl allen behalve de Pangaran, nedergehurkt zaten. Een oogenblik namen Hare Majesteiten plaats en werd ook den Pangeran een zetel, lager geplaatst dan die van Hare Majesteiten aangeboden. De Pangeran bood aan H. M. de Koningin, namens den Soesoehoenan van Solo, verschillende geschenken ik, ofschoon ongaarne, daartoe bereid.* »U kan vertrekken, mevrouw Deloria, wanneer en waarheen u verkiest. Wij hebben u daaromtrent gee- nerlei voorschriften te doen.* »Mijn getuigenis is dus niet meer noodig? Die zaak met de belasting-kwitantie heeft zich dus wel licht reeds opgehelderd «Dat niet. En ’t blijft altijd mogelijk, dat wij bij den verderen loop van het onderzoek nog deze of gene inlichting van u te verzoeken hadden. Maar dat kan ongetwijfeld heel goed langs schriftelijken weg gebeuren, en ’t zou dus geheel voldoende zijn, als u ons gedurende uwe afwezigheid steeds op de hoogte wildet houden van uw eventueel adres.* «Met het grootste genoegen, want ’t is volstrekt mijne bedoeling niet, mij te verbergen. Zoodra ik te Berlijn eene geschikte woning gevonden heb, zal ik u daarvan in kennis stellen, en datzelfde zal ge beuren zoo vaak ik van verblijfplaats verander.* »U zal ons daarmee ten zeerste verplichten,» zei de hoofdcommissaris met een kleine buiging. En daar hij er verder niets bijvoegde, ging mevrouw Deloria opstaan, om zich, beleefd het hoofd neigende, te verwijderen. «Welnu, Braun, wat zegt gij daarvan vroeg Lin dequist toen zij weg was. «Is u zoo iets wel eens eerder voorgekomen?* «Die dame is in elk geval een zeer interessante persoonlijkheid, over wier eigenschappen en bedoelin gen wij zeker nog lang niet voldoende op de hoogte zijn. Want ik houd er mij van overtuigd, dat ook haar bezoek van heden slechts een fijne zet is in ’t een of ander goed doordacht spel.* «Dat spreekt. Maar juist omdat wij nog niet we ten over welke winst ’t hier bij dit spel loopt, moe ten wij voorloopig nog den schijn aannemen, als I bracht, waarna er nog een aantal hoofden, kist werken en kribben van paalwerk werden aan gebracht (die van af den dijk in zee oploopen, om de kracht van den golfslag te breken). In den volgenden jare werd ter gedachtenis dezer zoo wel volbrachte onderneming en ter eere van den wakkeren stadhouder, als grens paal, tusschen de beide perken van onderhoud, op genoemde plaats ten zuiden van Harlingen, opgericht, waarvan- de vier Latijnsche opschrif ten den tijd der stichting en stichters vermeldden. In de vorige eeuw was er echter weinig meer van het monument overgebleven. Daarom liet in 1776 de toenmalige Dijkgraaf, Karel Georg, Graaf van Wassenaer 7 wicket, den Steenen Man op zijne kosten in zijn vorigen vorm her stellen. Later zijn de beide oude koppen terug gevonden en door Jhr. L. Aebinga van Humal- da bewaard op een gemetseld voetstuk in den tuin van Burmania-huis te Leeuwarden. Gelijktijdig met de Vijf Deelen liet Robles ook de Noordelijke en Zuidelijke dijken van dit gewest herstellen en verbeteren. In 1574 werkten er bijv, in West-Dongeradeel van 12 tot 1500 man. Nog zij herinnerd, dat de stad houder het kanaal tusschen het Bergummer- meer en de Lauwers, voor eene betere ver binding met Groningen, liet graven, welk kanaal nog heden ten dage door de booten van Sneek op Groningen gebruikt wordt en steeds den naam van Caspar-Robles-diep draagt. Zoo zien wij, wat de wilskracht van één man in een paar jaren weet tot stand te bren gen. In hetzelfde jaar der oprichting van den Steenen Man, in 1576, werd Robles door zijn wederspannig krijgsvolk gevangen genomen en een tijdlang op het Blokhuis te Leeuwarden in bewaring gehouden. In 1585 verloor hij voor Antwerpen het leven. Men meene niet, dat het gemakkelijk was, iederen belanghebbende zijn aandeel tot werk of werkloon te doen geven. Er waren wel edelen en landzaten, die niet genegen waren, om hun aandeel bij te dragen. Zij gaven voor, dat zij vrijbrieven hadden, die hun van zulke lasten onthieven. Zij boden deze vrijbrieven Robles aan. Doch deze wierp ze in zee, er in gebro ken Nederlandsch bijvoegende «Daar drif de brif, kan ze slijk, Goed, anders moet je boer dijk.” Hiermede wilde hij te kennen geven, dat hij hen van het dijkmaken ontsloeg, zoo hunne vrijbrieven het zee water konden keeren. Abonnementen en Advertentiën voor dit blad worden tevens aangenomen door JAC. ATSMA, Oude Koemarkt en Mej. Wed. C. G. REITSMA, Oosterdijk, waar steeds voor belangstellenden exemplaren ter kennismaking gratis verkrijgbaar zijn. Vervolg en slot. Caspar de Robles was een ferm man, iemand die geëerd en bestreden, maar toch altijd ge respecteerd moest worden. Hij had karakter en hij had een hart, hij had een ijzeren wil en hij gevoelde met zijne onderhoorigen. Nu deze Noordelijke gewesten zoo geteisterd werden, ging hij naar Brussel, en wist, zooals sommige schrijvers melden, zelfs te bewerken, dat de soldij zijner krijgsknechten van uit Brussel werd overgemaakt en dat Friesland en Gro ningen een jaar lang van schatting werden ontheven, omdat de krachten der inwoners nauwelijks toereikende waren om de geledene schade aan hunne zeeweringen te herstellen. Veler achting viel hem daardoor ten deel bij al de gestrenge maatregelen, welke hij op Al- va’s bevel moest nemen, om het Spaansche gezag te schragen. Kort na zijne overkomst in Friesland zag hij zich (in April 1572) als Luitenant plaats vervanger) des nieuwen Stadhouders Gillis van Barlaymont, Heer van Hierges, benoemd, en in het laatst des volgenden jaars (1573) in diens plaats tot Stadhouder en Kapitein-Generaal aan gesteld. Hierdoor kwam hij nog beter in de gelegenheid, om zich van zijn belangrijken last te kwijten. Nadat hij zich naar Harlingen begeven en zich overtuigd had van den deerlijken toestand der meest weggeslagen dijken, was zijn be sluit genomen, om krachtdadige middelen tot herstel aan te wenden, en de onwillig en zelfs met geweld tot de uitvoering te dwingen. Maar onderwijl was Friesland in geweldige beroering. Evenals in Holland en Zeeland, werden ook hier krachtige pogingen aange wend, om Friesland onder het gezag van Prins Willem van Oranje te brengen. Maar krachtige maatregelen nam ook Cas par de Robles. Vooral de Friesche edelen, die de meeste pogingen aanwenden, ondervon den met welk een man zij te doen hadden. In December 1572 was de quaestie der dijken zoover gevorderd, dat de Binnen- en Buiten- dijksters al hunne geschillen en processen opdroe gen aan Robles en eene Commissie van Raads- heeren, belovende zich aan de uitspraak dezer scheidsrechters te zullen onderwerpen. Alva keurde de zaak goed en den 7 Augustus 1573 kwam de uitspraak. De Binnendijksters moes ten de helft der zeedijk, van Het Bildt tot on geveer Harlingen, waar nu de Steenen Man staat, en de Buitendijksters de andere helft van daar tot Makkum, maken en onderhou den. En zoo is nog altijd de zaak gebleven, daarbij niet vergetende, dat een goed deel van het onderhoud gesteund wordt door eene sub sidie van de Provincie. Nu betaalt dus de geheele Provincie een deel der kosten, juist zooals de Landvoogd het na den grooten storm vloed van 1570 reeds wilde hebben. In het volgende jaar trok men met ijver aan het werk, nadat Robles en zijne Raden den 25 Maart 1574 bij eene uitvoerige ordon nantie hadden bepaald, hoedanig het werk in gericht, verdeeld en bestuurd zou worden. De dijk van 5 uur gaans lengte moest, eene hoogte bekomen van 12 voet, met een beloop van 5 roede aan de zeezijde en van 3 roede aan de landzijde en eene kruin van 6 voet breedte. Het geheele werk werd verdeeld in elf perceelen. Aan ieder perceel werkten 300 man, welke onder het opzicht stonden van een kapitein, een schrijver of opzichter en 12 rotmeesters. De werkuren waren gesteld van ’s morgens 5 tot ’s avonds 6 uur daartusschen waren 3 uren schofttijd, die door het uitsteken van een vaandel uit de toren van Harlingen werden aangewezen. Ter bevordering van orde en gezag onder eene zóó groote menigte werklieden waren daarbij strenge bepalingen gemaakt. Zelfs wil men, dat er eene of meer galgen op den dijk waren geplaatst.*) ZfoiZ&y-zelf hield nauwlet tend toezicht en de vrees voor zijn ongenoe gen en voor de bepaalde straffen hield allen in bedwang. Schoon het werk voorspoedig vorderde, kon het echter dat jaar niet worden voltooid. Na het nemen van de noodige voorzorgen tegen de winter, werd het in het volgende voorjaar hervat en in den zomer van 1575 geheel vol- gever de opmerking: «Nou, nou, die 400 toehoorders, dat was ook ’n kleine opsiering, niet? Ik sprak er zoo met B. over en die zei ook, dat is wat overdre ven, of ze moeten de kinderwagens en wat daar om- koesterden wij niet den geringsten twijfel aan hare oprechtheid.* «En als zij nu de gelegenheid waarneemt, mijn heer, om voor goed te verdwijnen?* «Daar ben ik niet bang voor. Aanvankelijk zal zij ongetwijfeld haar verblijfplaats wel juist opgeven, en dan ligt ’t op onzen weg te zorgen, dat wij haar 1 spoor nooit geheel kwijtraken. Die vrouw handelt onmiskenbaar volgens een bepaald voorgenomen plan, en zulke menschen krijgt men, blijkens opge- Ij dane ervaring, altijd veel gemakkelijker te pakken, t als de minder slimmen, die enkel de indrukken van ’t oogenblik volgen.* «Van Hübner heeft zij met geen enkel woord ge- rept, en ik wed dat zij de verwonderde zou gespeeld j hebben, als wij haar de inhechtenisnemin g van Kettner L' hadden medegedeeld. Wellicht ware 'tniet ondoel- II matig geweest, door die kleine proef te weten te ko- i men, hoe ver haar comedianten-kunst reikt.* «Ik heb wel een oogenblik daaraan gedacht, maar ben er toch van teruggekomen, want ’t was vooral mijn doel, de vrouw omtrent haar veiligheid in slaap te wiegen. Waarschijnlijk was ’t juist haar doel, te weten te 1 1- - kennen, en wellicht zou haar houding geheel ver anderd zijn, als zij daarvan op de hoogte gekomen was. Ik stel mij den loop der zaken thans aldus voor dat zij van daag of morgen met haar gezel- schaps-juffrouw vertrekt, en dat Hübner zich gereed houdt, haar een paar uren later te volgen. Maar hier naast vertoeft immers altijd nog onze vriend Krause. Roep hem toch binnen, waarde Braun. Wij hebben er geen belang bij, dien heer hier nog langer op te houden.* Wordt vervolgd. Verschil van schatting. We lazen in «Hepk. Advbl. het volgende Er zijn ons twee opmerkingen gemaakt naar aan leiding van de schatting, die wij maakten van ’t aantal toehoorders, dat jl. Zondag de Ilogerhuis-msQ- ting in den gemeentetuin bijwoonde. We schreven: »’n 400 ongeveer.* «Die groote schare maar 400? Dat is ondenkbaar,* schrijft ons de heer <8. Veldman, en hij stelt de vraag: «Heeft de zetter ook per abuis «1* voor’t ge tal 400 weggelaten?* Volgens zijne schatting zouden er dus wel 1400 zijn geweest. Een ander toehoorder weer maakte onzen verslag- f R COURANT. i 1 1 1 e a a 0 z O i 3 ito., reel

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1