MOT'S- ES ADVEUTEVTIEBLA»
n
o
o
a
DE HOOGESGHÖOL TE FRANEKER.
FHIitlTOSL
BTo. 62.
Woensdag 3 Augustus 1363.
53e Jaargang.
BEKENDMAKING.
4
p
4
o
DE KUNSTRIJDSTER.
Uitgevers: POUWELS
FALKENA, tegenover t Tramstation Sneek.
s
3
p-
o
N
O
F
P
P
o'
et.
V
A
d.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
9
de
ier
K.
3t.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
brengen ter openbare kennis dat ter secretarie dezer
gemeente, gedurende 14 dagen, vanaf heden, voor een
ieder ter lezing is nedergelegd en in afschrift, tegen
betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteldde
aan den Raad aangeboden rekening der ontvangsten
en uitgaven dezer gemeente over 1897.
Sneek, den 30 Juli 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
(D
g
i
Pb
(D
K
p
4
k
O
o
gj
van iemand die van de toekomst niets meer te hopen
en te vreezen heeft, nadat hij voor zijn oogen alles
heeft zien ineenstorten, wat tot nu toe aan zijn leven
waarde en beteekenis gaf.
«Nu, wat scheelt je dan toch zoo op eens?* vroeg
de huishoudster, die hem wezenloos, maar toch met
een blik van innige bezorgdheid aanstaarde. »Die din
gen zijn alle nog afkomstig van je overleden moeder.
Maar dat kunt ge u toch onmogelijk meer herinneren
en wat verschrikkelijks er overigens aan te zien is
Met een vermoeid handgebaar gaf hij haar den
wenk, te zwijgen. «Wat verschrikkelijks daaraan voor
mij is, Mina,* viel hij haar met doffe stem in de
rede, «kan ik je nu niet zeggen. Maar ik heb een
verzoek aan je te doen, het dringenste dat ik je ooit
in mijn leven gedaan heb. En, niet waar, ter wille
mijner moeder, die je zoo lief hadt, zal je wel aan
mijn verzoek willen voldoen
’t Scheen wel de eenige gevoelige plek te zijn in
’t oogensohijnlijk versteende hart dier vrouw, die hij
daarmee had aangeroerd, want zij knikte dadelijk toe
stemmend. «Daartoe behoeft gij niet zooveel woorden
te gebruiken. Gij zijt altijd goed en vriendelijk voor
mij geweest. Waarom zou ik dan niet voor je doen,
wat ik kan
«Dank, Mina! Geef mij dus de hand en beloof
mij plechtig, tegen niemand, wie T ook zijn mag, iets
te vertellen van wat je hier gezien hebt tenzij
ik zelf je van je belofte ontsla, of dat* ’t kostte hem
ontzettend veel inspanning, dat laatste er uit te bren
gen «of dat gij misschien werd opgeroepen om voor
1 gerecht onder eede getuigenis af te leggen. Zweert
gij mij dat, Mina?«
Wordt vervolgd.
ten. En toen kon ik ’t dan ook op mijn bed niet lan
ger uithouden, ’t Was precies alsof iemand mij bij
den arm nam en tot mij zeide«Sta op nü is ’t tijd
den gluiper daar boven bij zijn heimelijke booze stre
ken te betrappen!» En zoo als ik was, zonder zelfs
mijn pantoffels aan te trekken, sloop ik met mijn oude
beenen voorzichtig de trap op.«
»Tot zoo’n arglistigheid zou ik je nooit in staat ge
acht hebben, Mina! En wat denkt ge dat had kun
nen gebeuren, als mijn vader je bij je bespieden be
trapt had
De huishoudster stak haar mageren rechterarm, die
tot aan de elleboog bloot was en waarop de spieren
als dikke blauwe touwen lagen, omhoog.
«Wat had kunnen gebeuren?» herhaalde zij verach
telijk. «Wellicht had hij getracht, mij stom te maken
want hèm reken ik tot alles in staat, zelfs tot een
moord. Maar ik geloof dat hij daarmee bij mij aan
een verkeerd kantoor zou gekomen zijn.*
Op hare verklaring, dat zij zijn vader zelfs tot
een moord in staat achtte, was Rudolf doodsbleek
geworden.
«Maar gelukkig dus, dat iets dergelijks niet gebeur
de,* bracht hij er met moeite uit. «En verder? Gij
keekt door het sleutelgat? En wat hebt gij gezien?*
Zij wees met den beenigen wijsvinger naar de com
mode. «Dat!* zeide zij lakoniek. »’t Zag er hier in
de kamer precies zoo uit als nu, en hij knielde
voor de oude kast op den vloer, om naar iets te zoe
ken. Wat hij er eindelijk uithaalde, kon ik niet zien.
Maar misschien kunt gij ’t wel raden, als gij eens
naziet welke vreemde schatten hij daar verbergt.*
Zij had al eenige dingen te voorschijn gehaald, die
in het ruime geheime vak der commode verborgen
waren. Maar daar Rudolf aarzelde haar raad te vol-
Abonnementen en Advertentiën voor
dit blad worden tevens aangenomen door
JAC. ATSMA, Oude Koemarkt en
Mej. Wed. C. G. REITSMA,
Oosterdijk,
waar steeds voor belangstellenden exemplaren
ter kennismaking gratis verkrijgbaar zijn.
Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN.
62 XXII.
Vervolg.
«Mijn kamer ligt vlak onder deze,* zeide zij,
«en oude menschen als ik hebben een lichte slaap.
Of hij al op kousen of op vilten pantoffels rondsluipt,
hij behoeft slechts een enkele maal door de kamer te
loopen, en ik ben al helder wakker. En ik kan je
zeggen dat hij gedurende de laatste weken vaak
tot den helderen morgen op- en neer gewandeld
heeft, als zat er altijd iemand achter hem. En er
zit ook iemand achter hem, dat laat ik mij niet ont
strijden iemand, die hem geen rust laat als eerlijke
menschen gewoon zijn te slapenzijn slecht geweten
«Dat’s natuurlijk niets als een vermoeden van je,
want andere bewijzen als mijns vaders slapeloosheid
zult ge er zeker wel niet voor hebben.*
«Zoo, denkt gij dat? En zoudt gij niet zoo goed
willen zijn, mij eerst te laten uitspreken? Enkel
om zijn heen- en weérloopen, zou ik mij den last niet
hebben aangedaan, midden in den nacht naar boven
te gaan en door ’t sleutelgat te kijken. Maar gedu
rende een der laatste nachten ging ’t hier boven toch
al te vreemd toe. Dat rukte en schuurde over den
vloer, alsof hij er pleizier in had de meubels van
de eene plaats naar de andere te verschuiven, en toen
volgde er op eens een plof, dat ik meende dat het
oude, wrakke dak boven mijn hoofd begon in te stor-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2’/a cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
gen, plaatste zij den blaker op een stoel en knielde
op den vloer neer, om zelf haar gespierden arm in
de diepte van het geheimzinnige meubelstuk te steken.
Zij haalde er een stevig dichtgebonden pakje uit
te voorschijn. Met een krachtigen ruk scheurde zij
het bindgaren, dat er om heen zat, er af, en ontvouwde
daarop voorzichtig het uit zachte stof bestaande voor
werp, dat de inhoud van ’t pakje had uitgemaakt.
Met groote, angstige spanning volgden Rudolfs wijd
geopende oogen al hare bewegingen; nu stond hij
eensklaps met een doffen kreet voor haar en scheurde
haar het voorwerp uit de hand.
Hij had den gewatteerden gebloemden mantel her
kend, dezelfde mantel, dien hij, jaren geleden, met
zijn kameraden voor een soort maskerade gebruikt
had, en dien hij vervolgens weder gezien had op den
noodlottigen morgen, toen zijn tante Abt onder de han
den van een onbekenden moordenaar gestorven was.
Ditmaal kon er geen vergissing bestaan. Hij had zich
op dien morgen de kleur en de bloemen van het klee-
dingstuk zoo duidelijk ingeprent, dat hij ’t zich waar
schijnlijk na jaren nog even duidelijk zou herinnerd
hebben.
En als om hem daarmee ook de laatste mogelijk
heid tot twijfel te ontnemen, viel thans, nu hij den
mantel in de volle lengte uitspreidde, uit de plooien
nog een tweede voorwerp op den grond, een zijden
vrouwenkaper van vreemden, ouderwetschen vorm,
dezelfde, die het hoofd der door hem gevolgde en
in het plantsoen bij ’t spoorwegstation verdwenen
vrouw zoo onkenbaar gemaakt had.
Zijn armen vielen machteloos bij hem neer. Hij
wilde spreken, maar slechts een dof gekreun kwam
uit zijn borst, en toen viel hij op een bij hem staan-
den stoel met de stompe, lijdelijke gelaatsuitdrukking
l
VERGADERING van den Gemeenteraad van
Wijmbritseradeel, op Zaterdag den 30 Juli 1898,
’s voorm. 10% uur.
Tegenwoordig zijn: 14 leden; afwezig de heer A. P.
Nauta.
I. De notulen der vorige vergadering worden gele
zen en onveranderd vastgesteld.
II. Wordt mededeeling gedaan van het procesver
baal van de opneming der kas van den gemeente
ontvanger dd. 16 Juli 11.
III. Aan de orde wordt gesteld het voorstel van
den heer Tromp om aan het dagelijks bestuur op te
dragen de uitvoering van de baggering van p. m.
1000 M3 aarde uit de Wegsloot te Ypecolsga om daar
mede de begraafplaats aldaar op te hoogen, van welk
werk de kosten zijn begroot op f 400,Over dat
voorstel hebben in eene vorige vergadering de stem
men gestaakt.
Na discussie wordt het voorstel op nieuw in stem
ming gebracht en aangenomen met 8 tegen 6 stem
men.
Vóór stemden de Heeren Huistra, Ages, R. F. Het-
tinga, Jelle Reijenga, T. P. Hettinga, Tromp, Oppedijk
en Okma.
Tegen de heeren de Jong, van Berkum, de Boer, J.
H. Reijenga, Gerbrandij en v. d. Gaast.
IV. Als voren het voorstel van den Heer Tromp
om voor en aleer eene beslissing te nemen op de
adressen van de Heeren W. A. Visser zonen te
Heeg en Visser A%. aldaar, verzoekende de uitdieping
van vaarwaters te onderzoeken in hoeverre de adres
santen genegen zijn door het verleenen van geldelijke
bijdragen tot de uitvoering aan de bedoelde verbe
teringen mede te werken.
Over dat voorstel hebben in de vorige vergadering
de stemmen gestaakt.
Opnieuw in stemming gebracht, hebben de stemmen
wederom gestaakt, zoodat het voorstel is verworpen
Vóór stemden de Heeren Huistra, de Jong, van
Berkum, de Boer, Tromp, Gerbrandij en van der Gaast.
Tegen de Heeren Ages, R. F. Hettinga, Jelle Reijenga,
Th. P. Hettinga, J. H. Reijenga, Oppedijk en Okma.
Daarna worden in behandeling genomen de hier-
voren bedoelde adressen na resumtie van het daarover
door den gemeente-opzichter uitgebracht rapport.
In overeenstemming met dit laatste wordt met 10
tegen 4 stemmen besloten aan het verzoek van adres
santen te voldoen.
Vóór stemden de Heeren Huistra, Ages, R. F. Het-
(Slot.)
Het zou te veel ruimte vorderen, indien wij
in dit opstel ook maar de helft van al de met
roem bekende professoren der Franeker Hoo
geschool wilden noemen. En toch zou het in
derdaad eene rij van geëerbiedigde namen vor
men, meest Friezen van geboorte, die door de
wijsheid der Friesche staatsleden aan deze Hoo-
geschool verbonden werden, om het licht van
geleerdheid en wetenschap te verspreiden
mannen, die voor Kerk, Staat en voor andere
hoogescholen uitmuntende leeraars, leden en
leerlingen waren en die hun roem aan de eer
van Franeker hebben verbonden. Daarom
ook brengt een geschiedschrijver van Neer-
lands letterkunde deze stad bij herhaling hulde.
Deze schrijver, Van Kampen, noemde Frane
ker »eens de eerste en voornaamste Hooge-
school van Nederland en de kweekhof van
groote mannen voor de hoogeschool van Ley
den.” Hij noemt dertig hoogleeraren, die van
Franeker naar Leiden werden beroepen en
voegt er bij: «De Friesche Hoogeschool telde
van 1713 tot 1780 vijf der meest beroemde let
terkundigen van Europa onder hare hoogleearen,
Schallens, Hemsterhuys, Valckenaer, Wesse
ling en Burman."
Natuurlijk had de Hoogeschool ook haar in
vloed op de beroeringen op godsdienstig ge
bied, zooals tusschen Coccejanen en Voetianen,
de pressie, die de Hervormde regeeringsper-
sonen op de Doopsgezinden uitoefenden, enz.
Uit die strijd is vooral bekend de groote Her
man Venema, hoogleeraar in de godgeleerd
heid te Franeker, die alléén den moed had
zich tegen de meening van allen te verzetten,
en die, op het voetspoor der beide Vitringa’s,
eene verbeterde predikwijze had voorgesteld.
Hij was gedurende niet minder dan 64 jaren
het sieraad der Hoogeschool en door zijne ge
leerdheid, christelijke braafheid en verdraag
zaamheid zóó hoog geacht, dat zelfs zijne te
genstanders hem niet durfden aanranden. Hij
werd vooral beschermd door Prins Willem IV
en diens vriend Epo Sjuck van Burmania.
Natuurlijk was bet ook de taak der Friesche
overheden een reglement van tucht samen te
stellen, dat door de Curatoren moest worden
gehandhaafd. Een jaar na de oprichting der
Hoogeschool, den 30 Maart 1586, werd daar
voor eene verzameling van wetten, bestaande
uit 60 artikelen, cpgesteld en afgekondigd.
Deze heilzame verordeningen moesten echter
bij herhaling vernieuwd en uitgebreid of ver
anderd worden wegens veelvuldige ingeslopen
misbruiken. Want zoo vele, uit verschillende
natiën saamgekomen studenten gaven al te
dikwijls aanleiding tot klachten over drinkge
lagen en baldadigheden, waartegen soms stren
ge maatregelen werden genomen. Want zoo
als Prof. Schotanus zegt, moest het doel der
studiën zijn, om zoowel uit te munten «in ge-
leertheyt als seden ende eerbaerheyt, opdat de
«jeugt, die opgequeeckt wordt tot Predick-
«ende Richtstoelen, den roem van eenen goe-
«den wandel en een reyn gemoet met haer
«brenge.”
Maar de minder gunstige toestand der pro
vinciale financiën na 1750 had ook invloed
op den bloei der Friesche Hoogeschool. De
Staten, die tot dusverre zoo onbekrompen de
belangen der Academie hadden bevorderd,
vonden in 1774 goed eenige «poincten van
menage” in te voeren. Deze bezuinigingmaat-
regelen hadden noodlottige gevolgen, zoodat,
ook wegens het verminderen van het aantal
vreemde studenten, haar bloei blijkbaar ge
daald was, toen in 1785 het tweede eeuwfeest
der Hoogeschool schijnbaar met luister werd
gevierd. Dit feest werd den 22 September
gevierd, en den volgenden dag had er eene
promotie met de kap (d. i. met de meeste staatsie)
plaats. Stadhouder Willem V kon, wegens
den bedenkelijken toestand des lands, dit feest
niet bijwonen, hetwelk echter door zijne kloeke
echtgenoote en de beide zonen van Zijne
Hoogheid, Willem (later Koning Willem I) en
Frederik, met hunne tegenwoordigheid ver
eerd werd.
De lezer, die min of meer op de hoogte is
met den staatkundigen toestand aan het eind
der vorige eeuw, begrijpt, hoe toen de stu
diën kwijnden onder het geklang der op ge
vatte wapenen bij den opgewekten vrijheids
zin. Franeker vooral was de zetel der be
roerten, tengevolge waarvan vier hoogleeraren
en een aantal studenten de stad verlieten.
Tevergeefs trachtte men voor en na 1795
de hieruit voortgevloeide nadeelen te herstel
len. Hoewel het aantal studenten weer tot 80
klom, sleepte de Hoogeschool, in vergelijking
van haar vroeger aanzien, in het tijdvak der
Fransche overheersching een kwijnend bestaan
voort. Keizer Napoleon vaardigde in 1812
een besluit uit, waarbij de hoogeschool werd
opgeheven.
Gelukkig werden de Franschen in het laatst
van 1813 verjaagd, en besloot de Souvereine
Vorst Willem I in 1814, dat de Franeker
Hoogeschool, verlaagd tot een Rijks Athe
naeum, haar leven zou voortzetten. Maar
eindelijk, in 1843, werd ook het Athenaeum
opgeheven, 258 jaren na de oprichting der
Hoogeschool.
Wie nog eens het krankzinnigengesticht te
Franeker ziet, denke dat in dat gebouw vroe
ger de hoogleeraren doceerden. Al weer een
bewijs voor de waarheid van het spreekwoord
«De uitersten raken elkaar.”
NEEKER COURANT.
vm »ffi ej omm.
k
cd