FRIESLAND EN ENGELAND.
SIEEWS- ES ABYERTEJT1EBLAU
VMH SSEEk ES WSTKEkES.
53e Jaargaxig.
Woensdag 17 Augustus 1898.
No. 68-
Binnenlandsch Nieuws.
Bij dit nummer behoort een
Bijvoegsel.
DE KUNSTRIJDSTER.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek.
DE UITGEVERS.
Wordt vervolgd.
Wegens belangrijkheid, wordt dit nummer
alleen tegen betaling van 10 ct. verkrijg
baar gesteld.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
De staking, hoe treurig ook, heeft (als alles) ook
haar vroolijken kant en haar aardige incidenten.
Een der werkende... werklui was door een paar
stakers naar huis geëscorteerd, ’s avonds, en één van
hen zou voor de deur blijven waken, om na te gaan
of de «onderkruiper» den volgenden morgen weer aan
den arbeid zou gaan. Maar de natuur is sterker dan
de leer en om vier uur in den vroegen morgen was
onze vriend de schildwacht netjes voor het huis in
gedommeld. De ander, die al uit de veeren was, zag
hem piepen en wandelde langs hem heen zijn huis
uit, naar zijn werk. Toen de spion ontwaakte, zoo-
wat tegen ’n uur of vijf, waande hij den ander na
tuurlijk nog binnen en ging, toen de vogel ook na
vijven nog niet voor den dag kwam, aan het bureau
der stakers rapporteeren dat de onderkruiper er blijk
baar genoeg van had en zijn neus niet buiten de
deur had gestoken. Maar kort daarna werd op het
zelfde bureau door stakers, die de werken afliepen om
te zien wie er bezig waren, meegedeeld dat de be
waakte al lang weer, al van vijf uur af zijn dagtaak
was begonnen!
Tableau.
Oud worden. Lord Palmerston, de bekende En-
gelsche staatsman, heeft ons het geheim verkLard,
hoe hij, ondanks een leven vol leed en onafgebroken
arbeid, zulk een hoogen leeftijd bereikte: «Ik heb al
tijd,» zeide hij, «als ik ’s avonds mijne kleederen uit
trok, die met mijne zorgen tevens aan den kapstok
gehangen: de zorgen dooden niet de arbeid.
Een bekend Rotterdamsch koopman, de heer L.,
was op zeer hoogen leeftijd nog gezond naar lichaam
en geest. Een Fransch schilder, die hem eens een
bezoek bracht, vroeg hem bij die gelegenheid: «Wat
hebt ge er toch voor gedaan, om zoo flink op uw
leeftijd te zijn?« «Ik heb er niets voor gedaan,ant
woordde de heer L., «maar veel voor gelaten.»
Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN.
66 XXIV.
Vervolg.
«In elk geval heeft de assessor zich door zijn zon
derling gedrag voor ons onmogelijk gemaakt,» zei de
directeur koel. »U kan hem bij zijn terugkomst
zeggen, mijnheer Krause, dat dergelijke willekeurige
handelingen niet stroken met de orde onzer inrichting,
en dat wij in geen geval van zijn verdere diensten
kunnen gebruik maken.»
Radeloos wanhopig als een gebroken man verliet
Krause het gebouw van de bankwant thans, nu hij
ook niet meer op Rudolfs hulp zou kunnen rekenen,
kon nog slechts een wonder verhoeden, dat reeds de
eerstvolgende dagen alles boven zijn hoofd ineen
stortte. Aanvankelijk peinsde hij nog wel over de
oplossing van de raadselachtige vraag: wat toch aan
leiding kon hebben gegeven tot dat plotseling ver
trek van Rudolf en waar hij zich dan toch ophield,
maar vervolgens drong een leger van andere, nader
liggende zorgen de gedachte aan den verdwenene
meer en meer op den achtergrond, en onder een her
levende gewaarwording van den ouden strijdlust, die
zich nog altijd niet geheel gewonnen wilde geven, be
gon zijn vindingrijk brein, dat immers nog altijd een
bevredigenden uitweg had weten te vinden, aan
nieuwe reddingsplannen te werken.
Zonder te letten op lichamelijke vermoeidheid, ja,
zonder deze zelfs te bespeuren, bleef Krause urenlang
op de been, om overal zijn geluk te beproeven waar
hij zijn crediet als koopman nog onaangetast waande.
sedert verscheidene maanden niets als leugen en be
drog geweest wasals men vernam, dat hij zijn
schoonzuster enorme sommen schuldig was hoe
lang kon ’tdan nog duren, tot de vreeselijke ver
denking op hem viel, dat hij haar moordenaar wel
zou kunnen zijn.
Wel had hij met verbazende scherpzinnigheid en
gerafineerde geslepenheid een massa opvallei.de ont-
lasting-bewijzen bijeengebracht, welke ’t hem gemak
kelijk zouden maken zich te rechtvaardigen, als dat
gevreesde gebeurde, en korten tijd geleden had hij
die mogelijkheid nog heel koelbloedig tegemoetgezien.
Maar hij was thans niet meer dezelfde die hij nog
voor weinige dagen geweest was. Sedert het oogen-
blik dat die rampzalige Hübner met ruwe vuist in de
goedgeschikte draden van zijn fijn weefsel gegrepen
had, had hij al meer en meer de veerkracht en strijd
vaardigheid van zijn geest, die hem zoolang den toe
stand had doen beheerschen, allengs voelen verminde
ren. Hij had het vertrouwen in de onfeilbaarheid
zijner berekeningen verloren, en zonder dat zelfver
trouwen dit voelde hij nu met verpletterende ze
kerheid was hij een verloren man.
Het vertrek van mevrouw Deloria, de mededeeling
van de poging tot zelfmoord en de schijnbaar hope-
looze ziekte van den gevangene te Insterburg, het
onverklaarbaar verdwijnen van zijn zoon, dat wa
ren zoovele noodlottige omstandigheden, waar hij met
macbtelooze radeloosheid tegenover stond en waaraan
hij zijn plannen nu niet meer kon vastknoopen. Hij
vermoedde integendeel in elk dier gebeurtenissen 't een
of ander onheil voorspellend, dreigend gevaar, maar
hij kende den aard van ’t gevaar niet en kon zich
dus niet toerusten om ’t met de meest geschikte wa
pens te bestrijden.
En zoo stond hij dus voor ’t einde, sneller als hij
verwacht en gevreesd had, en bleef er voor hem niets
anders over, als de laatste, treurige uitweg voor den
taal, in den loop der tijden heeft ontwikkeld
en vervormd.
Mogen ook sommige Engelsche klanken,
sommige Engelsche woorden, aan Friesche klan
ken en woorden herinneren, een Fries zal on
geveer evenveel moeite hebben met Engelsch
te leeren, als een Hollander.
En al zijn handelsvrienden, die hij daar met een
effen gezicht en op den gemoedelijksten toon het
een of ander slim verzonnen sprookje opdischte om
zijn oogenblikkelijke verlegenheid geloofwaardig en
onverdacht te doen voorkomen, zouden een zekere
bewondering niet hebben kunnen onthouden aan zijn
buitengewone tooneelspelers-talenten, als zij hadden
kunnen vermoeden, hoe ’t er daarbij in het binnenste
van den man uitzag; met welk een doodsangst hij
hunne antwoorden afwachtte en hoe hij ’t telkenmale
wel luidkeels had kunnen uitschreeuwen, als dat ant
woord ontkennend luidde.
En ’t scheen werkelijk, als had een gerucht van
zijn naderend bankroet door de geheele stad geloopen.
Want waarheen hij zich ook wenden, waar hij ook
aankloppen mocht, overal vond hij slechts een be
treurend ophalen der schouders en beleefd besliste
weigering, waaruit meestal duidelijk genoeg het wan
trouwen sprak. Tegen den middag had hij al zijn
hoop reeds opgegeven, en ’twas eigenlijk nog slechts
een stap uit wanhoop, die hem deed besluiten naar
Wallenberg Pachaly te gaan en een uitstel van
acht dagen voor het voldoen van den wissel te vra
gen. Dit werd hem rondweg afgeslagen, zooals hij
dan ook niet anders verwacht had, en toen hij na
die nuttelooze vernedering uit het kantoor zijner
vroegere bankiers weer buiten in de open lucht kwam,
was hij eindelijk tot de onomstootelijke zekerheid
gekomen, dat het nu meer dan tijd was, de wapens
neer te leggen.
Krause zag in, dat het geen doel meer had, dezen
hopeloozen strijd om zijn koopmanseer en zijn bur
gerlijk bestaan verder voort te zetten. Binnen wei
nige dagen moest zijn lot onherroepelijk beslist zijn,
en als dan pas aan ieder duidelijk zou worden, dat
de schijn van welgesteldheid en rechtschapenheid,
welke hij zoo langen tijd met meesterlijke behendig
heid had weten op te houden, in waarheid reeds
Abonnementen en Advertentiën voor
dit blad worden tevens aangenomen door
JAC. ATSMA, Oude Koemarkt en
Mej. Wed. C. G. REITSMA,
Oosterdijk,
(VOLK EN TAAL.)
Meermalen hoort men de bewering uiten:
«Ja, voor een Fries is het veel gemakkelijker
Engelsch te leeren dan voor een Hollander.»
Hoeveel er precies van die bewering waar
is, durven wij niet beslist aantoonen. We wil
len alleen spreken over de feiten, die eenig
verband tusschen het Friesch en het Engelsch
wettigen.
De Britten, de oude bewoners van Enge
land, hadden, wat later dan de oude stammen
van ons land, ook den druk der Romeinsche
heerschappij gevoeld. De Romeinsche taal
had ook invloed op hunne taal. De Romei
nen bouwden twee groote muren, om de Brit
ten te beschermen tegen hunne aanvallers, de
Pieten of Schotten. Toen echter het Romein
sche rijk uiteenspatte, begonnen de laatsten
weder hunne aanvallen en de Britten leden
aanzienlijke verliezen in goed en bloed. Zij
zagen rond naar hulp en meenden die te vin
den bij hunne overzeesche naburen. Eene
groote menigte Saksers, Angelen, Friezen en
Denen begaven zich met schepen naar Brittan-
nië. Als dappere volken bekend, namen zij,
vol strijdlust en tuk op roem en buit, gaarne
de gelegenheid waar, om den zwakken over
buur te helpen. Volgens de verhalen waren
Hengist en Horsa, twee kloeke krijgshelden,
hunne aanvoerders. Andere kronieken noemen
misdadiger de vlucht! Hij knerste op de tanden
en zijn vuisten balden zich van inwendige woede
over zijn eigen zwakheid, toen hij met zijn wanho
pige overwegingen aan ’t einde gekomen was. Maar
’t gold hier ten slotte, zich onder het onvermijde
lijke neer te geven, en dan kwam ’t hem nog altijd
beter voor de rol van ’t gejaagde wild op zich te ne
men, als in laffe overgave het naderen der honden af
te wachten.
Nog koesterde men geen verdenking tegen hem
nog was hij zeker, een voorsprong op zijn vervolgers
te kunnen winnen. En al was ’t dan ook maar een
voorsprong van weinige dagen, zoo was dat toch vol
doende om een man te redden, die met slimme be
rekening van tijd en gelegenheid wist te profiteeren.
Maar voor een vlucht had hij in de ee'rste plaats
geld noodig en hij bezat op ’t oogenblik niet meer
als een paar honderd mark. Daar hij op zijn handels
vrienden niet meer rekenen kon, bleef hem nog slechts
over, zijn heil daar te zoeken, waar hij vroeger zoo
nu en dan redding gevonden had uit voorbijgaande
verlegenheid, namelijk bij den kleinen heer Saling,
van wien hij bij ervaring wist, dat hij voor de ver
lokking van een rente van twintig of vijf en twintig
procent niet geheel ongevoelig was. Zonder zijn tijd
door aarzelende besluiteloosheid te verliezen, zocht hij
den ouden heer in zijn onooglijke woning op en mo
tiveerde zijn verzoek om een leening van twaalfdui
zend mark met de noodzakelijkheid, den volgenden
dag een verschil aan de beurs te moeten betalen.
Maar ook hier ontmoette hij veel grootere zwarigheid
als bij vroegere gelegenheden, en eerst nadat hij
zich bereid had verklaard, een reeds over acht dagen
vervallen wissel van veertienduizend mark te ondertee-
kenen, verklaarde de heer Saling zich bereid de zaak
af te doen.
echter deze beide mannen veel vroeger. Wat
daar echter van zij, zeker is, dat de genoemde
tochtgenooten op achttien schepen overvoeren,
om den Britschen koning Vortigern hunne
diensten aan te bieden. In een open veldslag
werden de Schotten verslagen. Koning Vor
tigern gaf zijne helpers land in het Zuiden
van zijn gebied. Maar, daar dit land zeer
vruchtbaar was, kwamen weldra meer bond-
genooten over, die zich hoe langer hoe meer
land toeeigenden. Jaren lang duurde deze ver
huizing van het vasteland naar Brittanië voort.
Eindelijk ontstond er strijd tusschen de Britten
en hunne helpers. De helpers behaalden de
overwinning. Hengist nam koning Vortigern
gevangen en sloot een verbond met de Schot
ten, om de Britten te onderdrukken. Later
werden de Britten, die zich in Wales hadden
teruggetrokken of naar Frankrijk (Bretagne)
waren overgestoken, wel weer een enkele
maal overwinnaars, maar de uitslag van den
strijd bleef toch, dat Saksers, Angelen en Frie
zen het land onderling verdeelden en zich ge
deeltelijk met de oude stammen vermengden.
De oude Britsche taal bleef bewaard in de
bergstreken van Wales en Bretagne, waar zij
nog gedeeltelijk stand heeft gehouden. De
Angelen hebben hun naam gegeven aan het
land en Angelsaksische en Friesche talen, ze
den en gebruiken vermengden zich met de
inheemsche. Later zijn ook nog de Denen en
Noormannen in Engeland gevallen, maar toch
mag men den invloed der eerstgenoemde vol
keren niet onderschatten.
V erschillende geleerden hebben in deze eeuw
den invloed van het Friesch op het tegenwoor
dige Engelsch beschreven, o.a. de Nederland-
sche hoogleeraar A. IJpey, in zijne geschiede
nis der Ned. taal (1832).
Bekend is het volgende gezegde
Boetter, Brea in griene Tsies
Is goed Ingelsch in eak goed Friesch.
Als eene proeve dier taalverwantschap, ook
tusschen het huidige Friesch en Engelsch, dee-
len wij mede dr. Bowring’s vertaling van Pos
thumus' «Vertaling der Keapman fen Vene
tian fen Shakespeare, geplaatst in de Westmin
ster Revieuw (1829) en in de Leeuwarder
Courant van 1830:
Lyk ax Gods sinne siciet uus wrald oerschynt-,
Like as God’s sun sweetly our world o’ershines
Her warmtme in Ijeacht in groed in libben schinkt;
Her warmth and light and grouth and life sends;
Lyk ax de mylde rein elke eker fynt:
Like as the mild rain each acre finds
So dogt eak dat, wat yn uus, minsken, tinkt.
So does eke that, what in us, men thinks.
Dy sprankel fen Gods fjoer, yn uus lein, jouwt
That sparkle of God’s fire, in us laid, gives
Oeral eak Ijeacht in (freugde') oon Adams team.
O’erall eke light and (joy) on Adam’s train.
Wer dy, wenn’t hulken oaf paleisen bouwt,
Where they dwelt, hulk (cottage) or palaces build,
In fen wat folk hij ix, ha hy him neam.
And of what folk he is, how he him (self) names.
Bij deze vergelijking, voegt Bowring er ach
ter, zal men hebben opgemerkt, dat van de
twee en vijftig woorden, een en vijftig in het
Engelsch bewaard en slechts weinig veranderd
zijn geworden. Alleen het woord freugde heeft
voor een Normandisch woord moeten wijken.
Want in de elfde eeuw kwamen de Noorman
nen, die reeds lang in Normandië (Frankrijk)
hadden gewoond, onder Willem den Verove
raar naar Engeland over; en sedert dien tijd
zijn vele Fransche woorden, verbasterd, in de
Engelsche taal opgenomen. Doch ook in zijne
schoone Brieven over Friesland (1829) spreekt
de Engelschman Bowring bij herhaling van der
Friezen verwantschap en overeenkomst met
den Angel-saksischen stam.
Bowring schrijft over de Friezen «wier voor
vaderen onze voorvaderen waren, wier taal
en zeden eene zeer sterke overeenkomst heb
ben met de onze.”
«Spreekwijzen,” zegt hij, «als verouderd En
gelsch, klonken telkens in onze ooren, en wij
konden niet nalaten eene verwonderlijke over
eenkomst tusschen hen en onze voorouders te
ontdekken.”
Wij hebben in dit korte artikel alleen wil
len aantoonen, dat werkelijk het Friesch heeft
medegewerkt met andere talen, om de Engel
sche taal te vormen. Men moet echter niet
vergeten, dat de Engelsche taal, evengoed als
de Nederlandsche, zich, gelijk elke levende
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2'4 cent. Groote letters naar
plaatsruimte.