MUL WS- KI ADVERTEJT1EBL.W VOOR SNEER 11 OMSTREKEN. Wo. 67. Zaterdag 20 Augustus 1698. 53e Jaargang. Ter Herinnering*. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek. Binnenlandsch Nieuws. KENNISGEVING. DE KÜNSTRIJDSTER. De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek, Prinses Wilt gij Z. M. Willem III. kunst, voor letteren, Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. kwartaal Kohier no. 2 der Personeele belasting, dezer gemeente, dienstjaar 1898, door den Directeur der Directe Belastingen te Leeuwarden gearresteerd den 17 Augustus 1898, aan] den Ontvanger der Rijksbe- lastingen te Sneek ter invordering is ter hand gesteld en dat een ieder verplicht is zijnen aanslag, op den bij de wet bepaalden voet, te voldoen. Sneek, den 18 Augustus 1898. De Burgemeester voornoemd, ALMA. in ’t huwelijk trad met van wijlen voor I Inhoud van het Friesche Tijdschrift «Sljucht en Rjucht.” 20 Augustus 1898. Net skildich, J. P. Asman. Us eintsje libben, P. Wiersma. Hwêrom Sj. de Zee. Koartswyl. Keats- partij to Frjentsjer (plaetsje.) Staking der timmerlieden. De arbeid is Dinsdagmor gen op alle werken hervat. Overal ziet men de timmer lieden weer druk bezig, alsof zij de schade wilden inhalen, ondanks de tropische hitte. Doch ook vele werklieden staan moedeloos voor het karwei, waaraan zij voor eenige weken nog in staat waren brood voor hun gezin te verdienen. De redenen zijn hiervan tweeërlei. Toen Zaterdag besloten werd om de staking door te voeren, waren er toch reeds een massa werklieden, die begrepen dat de strijd on vermijdelijk verloren was. Het werd daarom Maandag morgen, ofschoon de staking nog niet officieel opgeheven was, een algemeen sauve quipeut. Bij tientallen trok men weer aan den arbeid. Toen de besturen dit zagen, belegden zij, om te voorkomen dat aan de werklieden die bleven staken geheel en al de pas zou worden afgesneden om weer werk te krijgen, reeds Maandagmiddag eene vergade ring, waar, zooals men weet, tot opheffing der staking besloten werd. Toen de uitslag bekend werd, was het een gedraaf van belang naar de werkgevers om weer werk te vragen. Velen kregen werk, doch velen ook niet, omdat zij, die des morgens zich waren komen aanbieden, waren aangenomen. Dit is de eene reden. De andere is, dat er patroons zijn die werklieden, welke jaren bij hen in dienst geweest zijn en nu gestaakt hebben niet weder in dienst willen nemen. Gelukkig zijn dit echter uitzonderingen en hebben de meeste patroons de timmerlieden weer aan den gang laten gaan, doende alsof er niets gebeurd was. Zoo heeft bijv, de firma Oerlijn en de Haan, om eens een naam te noemen, vandaag met elkander weer De schrijver der Amsterdamsche brieven in het ütrechtsch Dagblad zegt o. m.: Wanneer de geruchten waar zijn, is er nog een an dere, zeer ernstige reden tot ontstemdheid bij de feest viering. Ik deel het volgende onder alle voorbehoud» mede, hoewel het mij van vertrouwbare zijde is verteld en zekere kenteekenen het gerucht voor mij hebben be vestigd. Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft dit is in allen gevalle zeker geen uitnoodiging gekregen tot bijwoning van de plechtigheid in de Nieuwe Kerk. Het is daarover zóó verstoord, dat het zijnerzijds de uitnoodigingen aan het hofpersoneel voor de gala-voor- stelling in de Stadsschouwburg tot de strikt onvermij delijke wil beperken. De verhouding laat op ’t oogen- blik heel wat te wenschen over. Als dit inderdaad juist is en ’k herhaal dat ’k alle reden heb om het te gelooven dan is dit een nieuwe wanklank, die zeker te betreuren is. Toch zou het mij aan één kant genoegen doen. Er zou weer eens iets spreken van de oude fierheid van Amster dam. uitkomend gezicht niets als de uitdrukking dier zelfde brutale vastberadenheid, welke hem reeds eenmaal ge dwee gemaakt had. En toenmaals was hij nog in ’t volle bezit zijner geestelijke en lichamelijke veerkracht, terwijl hij zich thans jammerlijk zwak en tot eiken Krachtigen tegenstand ongeschikt voelde. Alles wat hij wist te doen, was, dat hij zich zoover mogelijk in de schaduw terugtrok, teneinde den andere niet reeds door ’t zien van zijn machteloozen angst vooruit een beslist voordeel te geven. Lomp en impertinent als bij zijn eerste bezoek, had Hübner zich op een stoel laten neervallen, nadat hij dien tusschen de deur en de lessenaar getrokken had, waarachter Krause stond. «Ziezoo, daar zijn we nu weer eens gemoedelijk bij elkaar! ’t Heeft je zeker verschrikkelijk gespeten dat ge onlangs te vergeefs op mij hebt moeten wachten is ’t niet? Of zou ik mij daarin vergissen? Zou ’t je misschien volstrekt niet ongelegen gekomen zijn, dat die domkoppen mij op een onnoozele aanklacht lieten inpakken? Bij een gemoedelijk man van uw slag zou men ook dat ten slotte voor mogelijk kunnen houden.* Krause voelde dat hij wel wat zeggen moest, maar ondanks zijn voornemen, den gelijkmoedige te spelen, klonk ’t toch erg aarzelend en onvast toen hij ant woordde: »Ik heb mij inderdaad verwonderd over uw wegblijven. Maar dat gij in hechtenis genomen waart, daar wist ik niets van.« «Niet? Nu, ik zal ’t maar gelooven, ofschoon ik eerst in allen ernst vermoedde, dat gij bij die geschie denis de hand een beetje in ’t spel zoudt hebben, ’t Zou dan trouwens ook al te verleidelijk voor je ge weest zijn, zoo zonder onkosten en onaangenaamheden voor geruimen tijd van mij ontslagen te worden, niet Krause had een vraag naar de reden van haar ver rassend besluit op de lippen, maar hij hield deze terug na even te hebben nagedacht zei hij echter bedaard «Morgen neenOvermorgen, misschien. Overigens wil ik je niet langer ophouden en wensch je veel succès. Is mijn zoon in den loop van den dag ook teruggekeerd «Neen.» »’t Is goed. Gij kunt dus gaan.» Hij hoorde hoe zij buiten de deur achter zich sloot, en terwijl een bitter trekje om zijn lippen speelde, zei hij bij zichzelf: «Het schip moet waarlijk wel heel na aan ’t zinken toe zijn, dat zelfs zoo’n oude rat het ver langen voelt, het te verlaten. Nu, overmorgen mag zij om mij doen, wat haar goed dunkt, en van avond ben ik buitendien het liefst alleen.* Hij liep ’t kantoor uit met het doel de huisdeur op slot te doen. Op den drempel echter zou hij op een haar af tegen een langen, mageren man zijn aange- loopen, wiens gezicht hij in ’t donker niet kon onder scheiden, maar van wien een verschrikkelijk voorgevoel hem dadelijk zei, dat ’t niemand anders als Hübner was. En nu nam de klank der stem ook den laatsten twijfel bij hem weg. «Wacht even, mijn waarde, laat er mij as-je-blieft eerst even in, alsvorens je aan de buitenwereld af te sluitenIk heb nog een paar dringende woordjes met je te spreken.* In zijn eersten onbeschrijfelijken schrik niet in staat ook maar een enkel woord te zeggen, ging Krause den onverwachten bezoeker voor, terug naar ’t kantoor. Toen de voormalige acrobaat in den lichtkring van de gasvlam kwam, trachtte hij men schuwen blik op diens gelaat te lezen, welke bedoelingen hij tegen hem koe steren mocht. Maar hij vond in Hübners beenig, scherp ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2’/3 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Abonnementen en Advertentiën voor dit blad worden tevens aangenomen door JAC. ATSMA, Oude Koemarkt en Mej. Wed. C. G. REITSMA, Oosterdijk, waar steeds voor belangstellenden exemplaren ter kennismaking gratis verkrijgbaar zijn. Daar hij volstrekt geen drinker was, oefende het vu rige druivensap op zijn uitgeputte zenuwen een wel dadige, opwekkende werking uit, welke hem aange naam aandeed en besluiten deed, de eerste flesch nog door een tweede te laten volgen. Er was thuis voor hem toch niets anders meer te doen, als de laatste sporen te vernietigen, welks ontdekking bepaald nood lottig voor hem zou moeten wordenen daar hij voor dat lichtschuwe werk toch de stilte van den nacht moest afwachten, had hij volstrekt geen haast zoo spoedig naar huis terug te keeren. ’t Was al donker geworden, toen hij eindelijk met een zwaar hoofd het kantoor binnentrad en de gas vlam boven zijn lessenaar aanstak. Hij verwonderde zich niet weinig, toen hij onmiddellijk daarop zijn huishoudster uit de keuken naar voren hoorde komen, en haar volgens gewoonte zonder vooraf aan te kloppen in eene opvallend fatsoenlijke en nette kleeding over den drempel zag stappen. «Maar, mijn hemel, wat beteekent dat nu, Mina?* vroeg hij op gedwongen schertsenden toon. «Wilt gij om een vrijer uit?* Een giftige blik uit de diepliggende oogen van het oudje bewees hem, dat zij geen lust had op zijn scherts in te gaan. «Neen,” gromde zij, «ik wil alleen maar naar eene andere betrekking omzien. Ik heb zoo lang op u gewacht, opdat het huis niet alleen zou staan. Nu echter zult gij er zelf wel voor zorgen dat men u niet besteelt.” «Gij wilt naar eene andere betrekking omzien? Gij zegt mij dus den dienst op?” «Ja. En hoe spoediger gij u van een nieuwe huis houdster voorziet, des te liever zal ’t mij zijn. Wel licht kunt gij ’t zoo schikken, dat ik reeds morgen of overmorgen gaan kan.” van Saksen-Weimar is den 10 Juni 1876 geboren,,, Hij heeft een ernstig, degelijk karakter, is be daard in al zijne handelingen, en gelijkt in houding en manieren veel op Z. M. Wilhelm II, keizer van Duitschland. Hij is opgevoed in de traditie van het Wei- marsche Hof: «Geloof aan deugd, aan kennis, aan kunst, aan wetenschap.* Trouwens, de gegevens waren daar aanwezig. Met de meeste nauwgezetheid zorgde Prins Karei voor de lichamelijke en geestelijke opvoeding zijner kinderen. Na zijn dood werd dit werk met de meeste nauwgezetheid voortgezet door Prinses Sophie en haar gemaal, zoodat wij gerust durven verklaren, dat Willem Ernst, Erfgroothertog van Saksen-Weimar-Eisenach een Vorst is, den Oranjestam waardig. Als wij het goed weten, is hij thans luite nant van het eerste regiment garde te voet en toegevoegd a la suite van het vijfde Thu- ringsche regiment infanterie no. 94. Zijn borst prijkt met de Orde van «den Zwarten Ade laar.* Hij is een hartstochtelijk jager, en een krijgsman zonder smet of blaam, geëerd en geacht door zijn superieuren, bemind door zijn ondergeschikten. Van zijn hoogvereerde Grootmoeder heeft hij een kostelijke erfenis Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN. 67 XXIV. Vervolg. Tot dadelijke uitbetaling van het geld echter, zoo als Krause gehoopt had, verzekerde hij niet in staat te zijn. «Ik zou zoo’n hooge vergoeding dan ook niet van u aannemen.* verklaarde hij«als ik de som liggen had. Maar ik moet het geld zelf eerst leenen en bij de momentelijke schaarschheid van geld zal ik ongetwij feld daarvoor een hooge provisie moeten betalen. Mor gen vroeg om negen uur zal ik u de twaalfduizend mark brengen; eerder is ’t mij met den besten wil niet mogelijk.* Krause, die er op gerekend had Breslau heden nog te kunnen verlaten, was erg teleurgesteld, maar nu hij eenmaal gezegd had dat hij ’t geld pas den vol genden namiddag noodig had, moest hij zich wel met de belofte van Saling tevreden stellen, om niet mis schien het wantrouwen van den kleinen man op te wekken en zich daardoor ook nog van zijn laatste hulpbron te berooven. Thans echter, nu de vreeselijke spanning der laat ste uren begon te bedaren, voelde hij dat hij vermoeid en hongerig was. Toch huiverde hij er zoozeer voor terug, zich door de oude Mina te laten bedienen, dat hij niet dadelijk naar huis terugkeerde, maar in een afgelegen restauratie eten en een flesch wijn bestelde. I I aanvaard: een liefde voor alles, wat goed is en aangenaam en wel luidt. N. B. Wij willen hier niet spreken over het waarschijnlijke der geruchten, die in som mige buitenlandsche bladen rondgaan. Een dier bladen wil weten, dat onze Koningin juist met Prins Willem Ernst zal in het hu welijk treden. Zulke geruchten kan men na tuurlijk gerust met een twijfelend schouder ophalen lezen. Er ligt in het groote Duitschland een be trekkelijk klein plekje gronds, dat echter van dat Keizerrijk een der meest bekende is. Het is het land van Schiller en Goethe, Wieland en Herder, van Liszt en zooveel anderen, het is het land van kunsten en wetenschappen, het Groothertogdom Saksen-Weimar-Eisenach. Dit landje heeft ook voor ons land een groote beteekenis, daar de Groothertog Karei Alexander Sophie der Nederlanden, zuster Wat zij geweest is wij behoeven daarop niet te wijzen. Iedereen weet zulks. Zij heeft den naam van Saksen-Weimar-Eisenach hoog gehouden. Op 24 Maart 1897 overleed zij, zacht en kalm, in den ouderdom van 72 jaar. Het gelukkige echtpaar bezat slechts één zoon, Karei, die in 1894 overleed. Toen droeg de lieihebbende moeder al haar liefde over een 85 man van haar vroegere werklieden terugge nomen. Een vijf-en-dertigtal zijn hiervan, naar wij vernamen aan het nieuwe postkantoor te werk gesteld om nog te trachten vóór 1 September met dit gebouw klaar te komen. De baas, die wij hierover spraken, meende echter, dat het een dubbelje op zijn kant zou zijn. De toren van de R.-K. kerk te Hulst, die reeds langen tijd eenigszins overhelde, zal thans volgens plan van den heer Lookhorst en onder toezicht van den heer J. A. Frederiks, rijksarchitect te Middelburg, worden recht gezet. De firma’s B. Groote Co. en Guy de Coral Co. hebben van H. M. de Koningin de opdracht ontvangen, de fotografische opname te maken van de plechtige inhuldiging van H. M. de Koningin in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Te Leeuwarden is in ruim 85-jarigen ouderdom overleden jhr. mr. J. M. van Beyma, oud-officier van justitie aldaar en ridder der orde van den Nederland- schen Leeuw. Revolverselioten. Te Zundert (N.-B.) kregen giste ren twee boerenzoons twist over een meisje. Een van hen loste op den ander drie revolverschoten. De ge troffene, van Nispen genaamd, kreef twee schoten in den buik en een in de-dij. De jeugdige moordenaar is naar de gevangenis te Breda overgebracht. op haar beide kleinzonen: Willem Ernst en Bernard Hendrik. Vooral den eersten be minde zij, omdat hij te eeniger tijd de opvol ger zal zijn op het Groothertogelijk gestoelte, en zij heeft hem tot in de laatste harer dagen steeds voorgehouden, wat eens zijne roeping zou zijn Willem Ernst van Saksen- 'Weimar-Eisenach. Zou hij nog eens Koning van Nederland kunnen zijn? God verhoede het, maar het zou toch kunnen. Indien onze geliefde Koningin eens stierf, zonder nakomelingen achter te laten, zou hij het naastgerechtigd tot den troon zijn. En zoo lang H. M. gehuwd zijnde, geen kinderen heeft, moeten wij Willem Ernst van Saksen- Weimar-Eisenach beschouwen als onze Kroon prins. Het is daarom, dat wij hem onzen landgenooten willen voorstellen. Een vreem- brengt ter openbare kennis, dat het 1ste en 2de deling voor ons is hij niet, daar hij door zijne eminente grootmoeder is opgevoed in liefde voor Nederland en zijne bewoners. Na den dood van haar zoon Karei, vestigde zij al haar hoop op hem, haar oudsten kleinzoon, zonder Bernard Hendrik te vergeten. Willem Ernst, thans Erfgroothertog NEEKER COURANT. I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1