MEOWS- ES ADVERTEJT1EBLA»
VOtt SJEEK ES OMSTREKE1
4M
No. 69-
Zaterdag 27 Augustus 1898.
53e Jaargang.
IH.
1
FBÏÏIILKTOKn
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t TramstationSneek.
BEKENDMAKING.
KENNISGEVING.
GEMEENTERAAD,
Verplichting tot aangifte van
verhuizing.
DE KUNSTRIJDSTER.
Vorstelijke Verblijven.
on-
V
Abonnementen en Advertentiën voor
dit blad worden tevens aangenomen door
JAC. ATSMA, Oude Koemarkt en
Mej. Wed. C. G. REITSMA,
Oosterdijk,
waar steeds voor belangstellenden exemplaren
ter kennismaking gratis verkrijgbaar zijn.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
hetzij die den klager, hetzij die andere personen be
treffen.
Sneek, den 26 Augustus 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van dek LAAN, Secretaris.
Met gelijke straf wordt gestraft hij, die wetende dat
hij niet bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing,
eene voor die verkiezing ter inlevering bestemde op
gave, als bedoeld bij art. 51, heeft onderteekend.
Voorts maakt hij bekend dat, zoo noodig, de stem
ming en de herstemming resp. zullen geschieden op
Vrijdag, 23 September en Maandag, 3 October d. a. v.
Sneek, den 23 Augustus 1898.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
VERKIEZING
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2’/a cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
Gelet op art. 9 van het Koninklijk Besluit van den
4den Mei 1896 (Staatsblad no. 76)
Brengen ter openbare kennis:
dat de door hen definitief opgemaakte Lijst van
Kiesgerechtigden voor Leden der Kamer van Koophan
del en Fabrieken, dezer gemeente, te rekenen van
1 September e. k., acht dagen ter gemeentesecretarie
alhier voor een ieder ter inzage is nedergelegd en
dat gedurende dien tijd bij den Gemeenteraad be
zwaren tegen die lijst kunnen worden ingebracht,
stichtte het slot Oranienburg, bij Berlijn, of
liever werd door haar gemaal er mede ge
lukkig gemaakt. Dit ging als volgt in zijn
werk: In 1650 bezocht het echtpaar eens het
jachthuis bij het dorp Bötzow. De Keurvor
stin was zoo getroffen door de overeenkomst
van de streek met haar vaderland, dat zij den
wensch te kennen gaf het jachthuis tot lust
slot te verheffen. Zij liet Hollandsche boeren
overkomen en voor hen op haar uitgestrekt
goed modelboerderijen aanleggen. Niet slechts
echter was Louise Henriëtte met hare stich
ting zeer ingenomen, ook de Keurvorst vond
er behagen in, alles persoonlijk na te gaan.
Zoo plantte hij de uit Holland verkregen bloem
kool zelf uit en pootte de eerste aardappelen,
een nog onbekende lekkernij, welke na den
eersten goed gelukten oogst als hoofdgerecht
op de feestelijk aangerichte tafel verscheen.
De Keurvorstin wist ook geld te vinden om
hare terreinen steeds uit de breiden; een
park met grot en waterwerken werden weldra
aangelegd. Zij ontwierp zelve de plannen en
ging de rekeningen goed na; ook liet zij zich
aan de aanplanting van bosschen en de droog
making van moerassen veel gelegen liggen.
Dit ging zoo zijn gang, tot Louise Hen
riëtte in 1667 stierf. Een tijdlang bleef alles
bij het oude, maar haar zoon Friedrich ver
bouwde uit piëteit tegenover zijne moeder zóó
veel, totdat er eindelijk geen steen op den
anderen was gelaten. Het slot werd van bin
nen ook zeer verfraaid en dienstbaar gemaakt
aan de verheerlijking van het huis van Oranje.
Na zijn dood ging Oraniënburg een onze-
Friedrich Wilhelm I
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
herinneren de belanghebbenden aan de bestaande ver
plichtingen
Ieder, die binnen deze Gemeente verhuist, is ver
plicht hiervan binnen veertien dagen aangifte te doen
ter Secretarie
Zij, die hunne werkelijke woonplaats uit deze Ge
meente naar eene andere, of uit eene andere Gemeente
naar deze Gemeente overbrengen, zijn verplicht hier
van eene verklaring te doen ter Secretarie.
Elk hoofd van een Huisgezin, bestuurders van
instellingen en Gestichten daaronder begrepen, geeft,
uiterlijk binnen ééne maand ter Secretarie op gelijke
wijze kennis, van ieder Lid, dat in het Huisgezin wordt
opgenomen of daaruit gaat, met inbegrip van Dienst
en Werkboden.
Overtreding van bovenstaande bepalingen wordt ge
straft met geldboete van ten hoogste tien gulden.
Sneek, den 25 Augustus 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
natuurlijkste zaak van de wereld: »gij moet er je
overigens niet over verwonderen, schat, als men je
in ’t kosthuis als mevrouw Deloria ontvangt. Ik vond
’t doelmatiger, je daar niet onder je meisjesnaam
maar onder den mijne aan te melden, en gij moogt
mij nu natuurlijk noch opzettelijk noch zonder opzet
logenstraffen, als wij beiden daarvan niet de grootste
onaangenaamheden zouden willen ondervinden.®
Elsbeth had een erge kleur gekregen en verzweeg
niet, hoe pijnlijk haar de nieuwe onwaarheid was
waartoe zij weder gedwongen zou worden. »Maar
waartoe is dat noodig, lieve tante vroeg zij verwij
tend. »Ik moet mij-zelve toch als een bedriegster be
schouwen, als ik zonder tegenspraak mij onder een
valschen naam laat aanspreken.®
»Je manier van uitdrukking is voor mij bijzonder
vleiend dat dient gezegd,® antwoordde mevrouw
Deloria scherp. «Begrijpt ge dan niet dat ik alleen
in je eigen belang tot die onschuldige kleine leugen
uit bestwil besloot? Een getrouwde vrouw komt men
al dadelijk heel anders tegemoet als een alleenstaand
jong meisje, en ik kon je dus geen betere bescher
ming achterlaten als die welke mijn naam je geven
zal. De vrees, dat voor elke onbillijke behandeling
of elke onbetamelijke vrijpostigheid later door den
beleedigden echtgenoot rekenschap zou kunnen ge
vraagd worden, zal gedurende mijne afwezigheid alle
verkeerde elementen van je verwijderd houden.®
«Gij hebt zeker met goede bedoeling gehandeld, tante,
en ’t was mijn doel niet, u door mijne woorden te
krenken, maar ’k had toch veel liever gehad dat gij
’t niet hadt gedaan; de verkeerde elementen, waarvan
gij spreekt, zou ik zonder dat ook wel van mij ge
weerd hebben.®
gedurende de eerstvolgende dagen door die onaange
name dingen waarschijnlijk zoo geheel in beslag worden
genomen, dat ik mij nog minder met je zou kunnen
bemoeien, als mij sedert onze aankomst te Berlijn
mogelijk geweest is. En ik geloof dat gij onder die
omstandigheden gedurende den korten tijd onzer schei
ding nergens beter geplaatst zoudt,kunnen zijn, als
juist hier in Berlijn.»
«Zeker, tante. En voor dat alleenzijn ben ik vol
strekt niet bang, ’t Is volgens mijne meening in ’t
geheel niet noodig, mij eerst nog ergens anders onder
dak te brengen. Ook als ik hier in ’t hötel blijf, ben
ik volkomen veilig voor alle last en gevaar.®
Mevrouw Deloria echter schudde gedecideerd het
hoofd. »Neen, kind, dat begrijpt gij niet, en in dat
opzicht moet gij u maar op mijn meerdere ervaring
in de wereld verlaten. Ik zou van zorg over jou
geen rustig oogenblik hebben, als ik vóór mijn ver
trek niet alles had gedaan om elke onaangenaamheid,
waaraan onbeschermde jonge dames in een wereldstad
altijd nog zoo licht blootstaan, van je te weren. Ik
houd mij overtuigd dat je in den schoot eener familie
niet beter zoudt bewaard zijn, als daar.«
Elsbeth liet verder geen tegenspraak hooren, want
’t was haar eigenlijk volkomen onverschillig, waar
zij haar eenzame dagen zou doorbrengen, en alvorens
een uur verloopen was waren alle toebereidselen voor
de verandering van verblijfplaats getroffen. Het rijtuig
stond voor de deur en de huisknecht droeg Elsbeth’s
handkoffertje naar beneden, terwijl de beide groote
koffers van mevrouw Deloria op haar order inmiddels
nog zoo lang in ’t hotel zouden achterblijven. Ter
wijl zij al op den drempel der kamer stond, keerde
de voormalige kunstrijdster zich nogmaals naar Els
beth om en zei op luchtigen toon, als betrof ’t de
Roman van A. OSKAR KLAÜSZMANN.
69 XXV.
Vervolg.
«Neen, in de stad niet, lieveling. Maar toch moet
ik je ook heden weer verlaten en dat wel niet slechts
voor eenige uren, maar voor verscheidene dagen, mis
schien wel een geheele week. Natuurlijk zal ik je
gedurende dien tijd op een plaats onderdak brengen,
waar je goed en veilig zult wezen. Je behoeft je
nergens ongerust over te maken en ik hoop dat je
bewijzen zult een dapper meisje te zijn.»
Zij scheen gevreesd te hebben dat Elsbeth een
ergen schrik aan den dag zou leggen en voelde zich
blijkbaar zeer verlicht dat het jonge meisje dit nieuws
zoo kalm op nam.
»Als_ gij ’t noodzakelijk acht, lieve tante, dan heb
ik mij natuurlijk aan uwe beschikkingen te onder
werpen. En in een stad waar zoovele duizende alleen
staande jonge meisjes wonen, zal daartoe wel geen
bijzonder groote moed noodig wezen.»
«Dat noem ik flink en verstandig gesproken. Ziet
ge, kind, ik zou je heel graag meenemen, en ’t lag
oorspronkelijk ook in mijn plan, zulks te doen. Maar
de zaken die ik te regelen heb en diezooals je je
wel kunt voorstellen eveneens in verband staan
met de vroegere staking van betaling van mijn vader,
zijn van zoo onaangenamen aard, dat ik je daarin op
geenerlei wijze wensch betrokken te zien. Ook zal ik
De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek,
Brengt ter algemeene kennis, dat eene verkiezing
van een lid van den Raad dezer Gemeente zal plaats
hebben op Woensdag den 14 September e. k.;
dat op dien dag, van des voormiddags negen uur
tot des namiddags vier uur, daartoe bij hem kunnen
worden ingeleverd opgaven van candidaten.
Deze opgaven moeten inhouden den naam, de voor
letters en de woonplaats van den Candidaat en onder
teekend zijn door ten minste drie en twintig kiezers,
bevoegd tot deelneming aan deze verkiezing.
De tot invulling bestemde formulieren voor deze
opgaven zijn kosteloos ter Secretarie dezer gemeente
verkrijgbaar en wel op de gewone bureau-uren gedu
rende veertien dagen vóór en op den dag der ver
kiezing.
De inlevering der opgaven moet geschieden per
soonlijk door een of meer der personen, die haar heb
ben onderteekend. De Candidaat kan daarbij tegen
woordig zijn.
De Burgemeester brengt hierbij in herinnering art.
151 der Kieswet, luidende als volgt
Kieswet Art. 151. Hij, die eene opgave, als be
doeld in art. 51 inlevert, wetende dat zij voorzien
is van handteekeningen van personen, die niet bevoegd
zijn tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor de
inlevering geschiedt, terwijl zonder die handteekeningen
geen voldoend aantal voor eene wettige opgave zou
overblijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste drie maanden of eene geldboete van ten
hoogste honderd twintig gulden.
Verplaatsen wij ons vier eeuwen in onze
gedachten in den Z.-O. hoek van Friesland
terug, dan is er in de eindelooze venen van
Schoterland niets, dat kon doen vermoeden,
dat later het vriendelijke Heerenveen met zijn
heerlijk Oranjewoud als om strijd de aandacht
van landgenooten en vreemdelingen zou vragen.
En toch een vijftig jaren later werd het
ontgonnen land met vaarten doorsneden, en
leverde de veenachtige bodem de turf, welke
naar alle windstreken werd verzonden. De
«Compagnieschap® met den Raad in het Hof
van Friesland Pieter v. Dekama aan het hoofd,
waaraan nu nog de >Compagnonsvaart” her
innert, gordde zich aan, om, hetzij dan door
winzucht gedreven, maar in allen geval met
een vérstrekkend doel, den woesten grond tot
een plek door nijvere menschen bewoond te
maken. En ten tijde van den Munsterschen
vrede was dit gedeelte van Friesland onherken
baar in zijn voordeel veranderd; het bloeiend
Heerenveen was ontstaan.
Maar er behoefden nog maar enkele tien
tallen van jaren te verloopen, dat een Oranje-
Vorstin zich zou aangorden om een tot nog
toe onontgonnen gedeelte om Heerenveen met
boomen te beplanten en er een woning te
stichten. Deze Vorstin was Albertine Agnes,
tweede dochter van Prins Frederik Hendrik,
den Stedenbedwinger, en Amalia van Solrns,
in 1652 gehuwd met Willem Frederik van
Nassau-Dietz, Friesch Stadhouder.
Het is trouwens veler Oranje’s lust en le
ven geweest te bouwen. Prins Frederik
Hendrik stichtte de buitenverblijven te Hons-
laarsdijk, reeds voor lang met den grond ge
lijkgemaakt, evenals het lustslot te Rijswijk,
waar in 1697 de beroemde vrede geslo
ten werd en zijn gemalin, Amalia van Solms,
hem ter eer, de prachtige Oranje-zaal in ’t
Huis ten Bosch. Hun zoon, Willem II, bouwde
zich een jachtslot te Dieren.
Fred. Hendriks oudste dochter, Louise Hen
riëtte, gehuwd met den Grooten Keurvorst,
groot vertrouwen in je menschenkennis en levenser
varing. Dat zou ik bij je tot nu betoonde bloo-
heid bepaald niet vermoed hebben. Maar hoe ’t dan
ook wezen mag, in elk geval staan we op ’t oogen
blik voor een voldongen feit waaraan niets meer te
veranderen is, en gij zult mijn moederlijke zorg zeker
niet aldus willen beloonen, dat gij mij in groote on
gelegenheid brengt. Die menschen hebben, zooals hun
plicht is, je thans ongetwijfeld reeds als mevrouw
Deloria bij de politie opgegeven, en gij zult je dus
goed- of kwaadschiks aan de noodzakelijkheid moeten
onderwerpen, gedurende eenige dagen dien naam te
dragen. En daar gij daarmee geen mensch eenige scha
de berokkent, zal ’took bij niemand opkomen je voor een
bedriegster aan te zien, en als je ondanks dat toch in
een scheve positie geraaktet, dan zou zulks aan je
eigen onhandigheid te wijten zijn.«
Elsbeth voelde zich door die terechtwijzing en nog
meer door den onvriendelijken toon waarop zij ge
daan werd, diep gekrenkt, en op zoo’n cordaten toon
als zij tot nu toe nog nooit tegen haar weldoenster
had aangeslagen, zei de zij»Dat ik zoo’n onhandig
heid niet begaan zou, kan ik u werkelijk niet belo
ven. Ik ben niet ervaren in dergelijke dingen, en de
gevatheid die er toe behoort, dagenlang een aangeno
men rol vol te houden, schrijf ik mij-zelve waarlijk
niet toe. Daarom zou ’t misschien beter zijn, als u
mij toestond mijn waren naam te behouden en in plaats
van in dat pension liever naar Breslau terug te keeren.«
Mevrouw Deloria was erg bleek geworden. Bij de
tot nu betoonde toegeeflijkheid van Elsbeth was zij
op zoo’n nadrukkelijken tegenstand niet bedacht ge
weest en die teleurstelling bracht haar met haar harts-
tochtelijk temperament in verzoeking, heftig uit te
»Gy stelt, naar ’t schijnt, zoo op eens maar een heel varen. Haar mooie oogen vonkelden van opgewonden-
kere toekomst tegemoet.
vond kunstschatten heel goed, maar soldaten
beter, en zond de eerste dan ook in menigte
naar Dresden, om in ruil daarvoor de laatste
te verkrijgen.
Later is het slot nog katoenfabriek geweest,
en doet nu dienst als kweekschool voor
derwijzers.
Maar om nu op Albertine Agnes terug te
komen: Haar gemaal voerde haar uit Kleef,
waar zij getrouwd waren, naar Leeuwarden en
deed, haar ten genoege, het Stadhouderlijk Hof
vergrooten en den Prinsentuin aanleggen.
Toen echter Willem Frederik in 1664 ge
storven was, verviel, voor zijne weduwe de
reden om te Leeuwarden te vertoeven en be
gon zij met hare uitgebreide ontginningen bij
MEEKER COURANT.
1
1
02
O
1O
o
Ph
VOOR DEN