t) VOOR SIER EN 01STREIM. rk. 1 ?ing I 1 ;ooi I y 6- I Woensdag 14 September 1898. No. 74. 53e Jaargang. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek. Binnenlandsch Nieuws. BEKENDMAKING. c. J DE KUNSTRIJDSTER. STAVOREN. j J I I I 1 I 1 I I T. aag. en S. Wordt vervolgd. !rkrijg; Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 70 75 75 1 w f-ig v:; SST k - il I G. >0 ets. 55 60 75 90 00 25 40 30 20 ging. 70 cei 70 45 Van den intocht. Een der aardigste oogenblikken voor de velen, die te Amsterdam op de grachten den intocht uren lang hebben staan afwachten, was het voorbijkomen van een groote, door een stoomboot langzaam voortgetrokken zolderschuit, geheel gevuld met de oude vrouwtjes en mannetjes uit het Besjes huis. Het was een lust de geestdrift te zien van de met zakdoeken wuivende oudjes, die door het zien van de versieringen en de feestdrukte voor hunne jonge koningin zelf weer jong werden. De toeschou wers aan den kant lieten niet na de enthousiaste oudjes hartelijk te begroeten. Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN. 73 XXVI. Vervolg. De eene minuut na de ander ging voorbij. Gedurig dieper scheen de stilte om hen heen te worden; ge durig zwaarder de eenzaamheid op het schemerachtig bosch met zijn donkere hoornen en zijn beklemmende graflucht te drukken. Geen geluid uit de woningen der menschen drong tot hier door; geen geluid zou van hier tot de woningen der menschen doordringen. Wat hier gebeurde, werd door niemand gezien en gehoord. Weken of maanden zelfs zouden misschien voorbijgaan, alvorens ’t ter kennis van een ander levend wezen kwam. En er was slechts een enkele slag noodig; het kantige stuk ijzer was immers een vreeselijk wapen. Waartoe alzoo dit laf, besluiteloos aarzelen? Over een kwartier neen binnen vijf minuten wellicht kon ’t te laat zijn. Had zijn hand niet gebeefd toen hij den strik om den hals der oude vrouw wierp en met krachtigen ruk toetrok, hoeveel te meer zou hij zich thans op haar kracht en vastheid mogen verlaten, nu het mislukken gelijk zou staan met het prijsgeven van zijn eigen leven! Weg dus met alle kleinmoedige aarzelingSlechts het juiste oogenblik gepakt en dan alle spieren tot het uiterste ingespannenEr bestond geen kostbaarder prijs, als die hier te winnen viel. Een dwaas en arm- 1 H I Stavoren, toonbeeld van vroegere grootheid en later verval, wat zijt ge geweest, wat zijt ge nu Gij, oudste stad van Nederland, vroe- Abonnementen en tiën voor dit blad worden tevens aangenomen door JAC. ATSMA, Oude Koemarkt en Mej. Wed. C. G. REITSMA, Oosterdijk. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1OOO regels 2’/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. heimelijk in ’t oog gehouden hebben. Althans op ’t oogenbfik toen Krause den doodelijken slag wilde toe brengen, had hij zich omgekeerd en hem, zonder een woord te zeggen, een vreeselijken trap tegen de benedendij toegebracht een dier trappen, zoöals ze, zij ’t dan ook minder geweldig, onder de clowns van het circus gebruikelijk zijn en een getroffene steeds zonder mankeeren tegen den grond moeten werpen. Wellicht had Hübner ook geen andere uitwerking bedoeld als deze. Maar zijn herculische kracht en zijn zware laarzen hadden den trap zoo geweldig gemaakt, dat het scheenbeen van den ongelukkigen graanhande laar daardoor als glas versplinterd geworden was. Een poosje keek de acrobaat de pijnen van den ge kwetste zwijgend aantoen zei hij met ijskouden spot »Heb ik je niet uitdrukkelijk gewaarschuwd, schurk Daar heb je nu de kwitantie voor de vriendelijkheid die je mij hadt toegedacht. En gij merkt nu wel dat ik zelfs met den voet een goed leesbaar schrift schrij ven kan. Ik heb ’t eerlijk met je voor gehad, maar menschen van jou soort hebben daar geen begrip van. Nu mag je je eigen nietswaardigheid bedanken voor ’t lot dat ze je bereid heeft; want ik vrees dat je hier op ellendige wijze je einde zult moeten vinden als een mank geschoten vos »Heb medelijden met mij,» kermde de graanhande laar. »Ik wilde mij slechts verdedigen, omdat ik meende dat gij mij naar ’t leven stondt. De angst had mij van mijn verstand beroofd. En ik zal u voort aan dienen als de geringste knecht neen, als een hond. Alleen dood mij niet laat mij hier niet in de eenzaamheid omkomenIk kan mij niet van mijn plaats verroeren, want gij hebt mijn been gebroken. En daarmee ben ik toch waarlijk zwaar genoeg gestraft.» «Niet zwaarder als je verdiend hebt, schelm! Be- A. A otaris» eraajjp ;gend De drie Hogerhuixen. Koningin Wilhelmina heeft bij Hare troonsbestijging aan 160 gevangenen of veroordeelden kwijtschelding of vermindering van straf verleend tot hoogstens één jaar. De gebr. Ho gerhuis worden daar niet onder genoemd. Men weet, dat H. M. te Amsterdam ook andientie verleende aan de vereeniging »Keuchenius,« die een adres aanbood om gratie voor de drie gebroeders. De aandacht van velen te Amsterdam werd ook getrokken door eene witte vlag, hangende uit een woning in de Marnixstraat, met de woorden: »Ge- denkt de Gebr. Hogerhuis.* tendom te verkondigen. Langzamerhand, nadat Utrecht reeds een bisschopstad was geworden, werden ook de Friezen bekeerd. Om nu Friesland beter in de Christelijke leer te onderwijzen, zond Bisschop Frederik van Ade len (een Friesch edelman) in 838 zekeren kan unnik Odulphus naar Friesland, met last om zich te Stavoren te vestigen en van daar uit over Friesland toezicht te houden. Deze Odul phus was de eerste vaste leeraar te Stavoren. Hij was zeer ijverig en liet, ten Westen van Stavoren, een klooster bouwen en vooreerst met twaalf kanunniken bevolken. Dit klooster is daarna zeer vergroot gewor den en onder den naam van St. Odulphus- klooster zeer beroemd geweest. Door de ver wijding van de zeeopening moest het later ver plaatst worden en werd eindelijk bij het dorp Hemelum gevestigd. Reeds in dien tijd, dus vóór 900 moet Sta voren eene uitgebreide scheepvaart hebben ge had. Volgens oude aanteekeningen zouden de lieden van Stavoren reeds in dezen tijd, of kor ten tijd later, dus ook vóór 900, voor het eerst met hunne schepen door de Sond in de Oost zee gekomen zijn. Omdat zij de eerste vreemde zeevaarders in d Oostzee waren, verkregen zij later van den Deenschen Koning het voorrecht, om eerst en vóór alle andere schepen vertold en doorgela ten te worden. (Want aan de Sond werden al vroeg tolrechten gehevendeze rechten heb ben bestaan tot het midden dezer eeuw; een Amerik. schip voer door en weigerde tol te betalen. De zeevarende mogendheden hebben toen, ieder naar zijn handel op de Oostzee be- teekende, eene groote som gelds bijeengebracht, waarmee de Deensche Vorst schadeloos gesteld werd en sedert werd geen tol meer geheven. Voor dit privilegie der Staversche schippers werd jaarlijks met het eerste schip, dat de Sond doorvoer, een Leidsch laken aan den ko ning vereerd. In later tijden, toen Stavoren reeds veel ver vallen was, handhaafde de stad nog dit recht. De Deensche Koning Christiaan IV bevestigde immers, in het jaar 1593, nog dit voorrecht van Stavoren. zalige lafaard, die zooiets ongebruikt kon laten voor bijgaan! Reeds twee- of driemaal was Hübner blijven staan, als, door om zich heen te kijken, zich te overtuigen dat zij nog altijd op den rechten weg waren. En telkens had Krause dat gunstig oogenblik ongebruikt laten voorbijgaan. Nu hield hij reeds sedert eenige minuten onder zijn vest het einde van het stuk ijzer zoo vast omklemd, dat hij voelde hoe ’t metaal warm werd in zijn koortsachtig gloeiende hand. Als de acro baat hem thans toevallig had aangekeken en dat vale, verwrongene, bijna niet meer menschelijk gezicht gezien had, dan zou hij ongetwijfeld op slag zijn bedoeling geraden hebben. Maar hij keek hem niet aan. Nog meer als straks scheen al zijne opmerkzaam heid zich te bepalen bij den weg waarop zij zich be vonden. En nu de andere voelde zijn hart bijna niet meer kloppen nu bleef hij opnieuw staan, zijn makker argeloos den rug toekeerende. Krause drukte de tanden op elkaar, zoodat zij hoor baar knersten. Zijn oogen schenen uit hun kassen te puilen, terwijl hij onhoorbaar een stap achteruit deed en bliksemsnel het moordend stuk ijzer onder zijn kleeren wegtrok. De spieren van zijn arm spanden zich als staal een kort suizend geluid werd hoorbaar en bijna gelijktijdig een gillende kreet van angst, van woede en pijn. De acrobaat stond daar in zijn volle lengte, de armen over de borst gekruist en een wreedaardig lachje om de lippen. Krause echter wentelde zich krimpende van .pijn met verpletterd scheenbeen over den grond. Hübner’s schijnbare zorgeloosheid was ongetwijfeld slechts misleiding geweest, en terwijl zijn gedachten zich met geheel andere dingen schenen bezig te hou den, moest hij zijn makker zeker onafgebroken maar BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente Sneek brengen ter openbare kennis, dat tot Voorzitters en leden der volgende Raadscommissiën zijn benoemd: 1. tot leden der Commissie voor Strafverordenin gen, waarvan de Burgemeester Voorzitter is (art. 166 der gemeentewet) de heeren: J. Gorter, H. F. Pijtter- sen en Mr. 0. 0. Paehlig. 2. Commissie voor de Gemeente-reiniging Voorzitter, de Wethouder H. Jz. Kingma. Ledende heeren Dr. T. F. Risselada, J. Gorter en J. J. Beekhuis. 3. Commissie voor Openbare Werken: Voorzitter, de heer H. F. Pijttersen. Leden: de heeren R. S. H. Visser en Mr. C. Paehlig. 4. Commissie voor Straten en Wallen'. Voorzitter, de Wethouder P. Fennema. Leden: de heeren Th. Camphuis, A. Veen Ez. H. S. de Vries. 5. Commissie voor Gemeente-eigendommen Voorzitter, de Wethouder H. Jz. Kingma. Ledende heeren D. Gorter, T. L. Dokkum en Dr. T. F. Risselada. Sneek, den 14 September 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van dek LAAN, Secretaris. Een daad van de Koningin. De rijdende artille rist, wiens paard Donderdagmiddag in de Damstraat met de beide voorbeenen het Koninklijk rijtuig raakte, zal op uitdrukkelijk verlangen van H. M. de Konin gin niet gestraft worden. H. M. heeft onmiddellijk na haar terugkeer ten paleize den plaatselijken commandant laten weten dat de artillerist aan het ongeval niet de minste schuld had. Tevens heeft zij laten vragen den toestand van den man, die bij het achterwaarts brengen van zijn paard is gevallen. spaar je dat jammerlijk gekerm, want gij zoudt daar mee eerder de boomen tot medelijden kunnen bewegen, als mij. Wellicht vindt men je nog, voor ’t met je gedaan is, alhoewel ik ’t, rondweg gezegd, niet geloof. Ik echter heb tijd noch lust, je zoolang gezelschap te houden. Maar een aandenken aan ons gezamenlijk pleizierreisje zou ik toch nog wel willen meênemen. Voor den dag met de brieventasch, gauwdief! Voor jou hebben die bankbriefjes toch geen waarde meer, en ’t zou toch jammer wezen die hier in ’t bosch te laten verrotten!» Hij boog zich over den liggende heen, en Krause deed geen poging, hem tegenstand te bieden. »Ja, ik zal je alles geven, alles,kreunde hij, »maar laat mij niet onbarmhartig aan mijn lot overlaat mij slechts niet zoo vreeselijk sterven! Stuur hier menschen naar toe, die mij helpen! Ik zweer u, dat ik u niet zal verraden- dat uw naam niet over mijn lippen zal komen. 0, als gij maar half kondet ver moeden, hoe vreeselijk ik lijd.« »’t Zou inderdaad al heel verstandig gehandeld zijn, als ik geloof wilde slaan aan jou eeden,» spotte de acrobaat, terwijl hij hem de brieventasch uit de han den rukte en zich door een nauwkeurig onderzoek overtuigde dat de kostbare inhoud er nog in was. «Neen, mijn waarde! Ik ben een goede kerel zoolang men mij niet kwaad maakt. Maar dan is ’t ook uit, en ik zal niet zoo gek wezen mij uit domme goed hartigheid de vervolgers zelf op den hals te halen. Gij ontvangt slechts wat je toekomt! Je moet nu maar zien hoe je ’t er mee klaar speelt. En tracht nu maar met je geweten in ’t reine te komenGij zult, naar ik denk, daar hier tijd en gelegenheid genoeg voor hebben.» Zonder zich te storen aan het wanhopig smeeken 8. 9. 3. 2. len I >58. B. E vma- f aan chtje een i dat niet uit- :t de goed s in heeft dus f ct. Adverten- ger lange jaren de bloeiendste Nederlandsche handel- en zeestad, nu alleen ironisch eene stad te noemen. Gij, zóó diep vervallen, dat zelfs eene mooie ligging, eene spoorwegver binding niet in staat is, dat verval ook maar eenigszins in bloei te doen verkeeren. Wij noemden Stavoren de oudste stad van Nederland. Immers, de oude Kronieken mel den ’t volgende: Ongeveer 300 jaren voor Christus’ geboorte landde op deze kusten Friso, die men met zijne familie voor den eersten bevolker dezer lage landen houdt. Friso zou 68 jaren als Prins over deze landen geregeerd en ook Sta voren gesticht hebben. Friso moet, volgens die oude kronieken, eene Indische Prins ge weest zijn, ten tijde van Alexander den Grooten uit zijn vaderland verdreven en hier na vele omzwervingen geland zijn. Naar den afgod Stavo zou hij zijne stad hebben genoemd. De zoon en kleinzoon, Adel en Ubbo, re geerden zeer lang. Toen volgde Prins Asinga Askon (71 jr. v. Chr.) zijn vader Ubbo op. Deze Askon moet Stavoren vergroot en be- muurd hebben en onderscheidene oorlogen gevoerd hebben met andere volken. Sommige kroniekschrijvers beweren echter, dat juist deze Askon de stad heeft gesticht. In elk geval is Stavoren de oudste Friesche stad, was voor ’t begin onzer jaartelling de zetelplaats der Friesche Prinsen en werd zoo aanzienlijk mogelijk gebouwd. De afgod Stavo had er eenen tempel, waarin men hem ver eerde en raadpleegde. Deze tempel en ver- eering stemmen echter in ’t geheel niet overeen met de godenvereering der Germanen. Mis schien was de dienst van Stavo ook spoedig vervallen. Nu moet men echter niet meenen, dat het oude Stavoren op dezelfde plaats lag als het tegenwoordige. Het lag veel Westelijker. Waar vroeger Holland en Friesland alleen door den Vliestroom waren gescheiden, ver overde de zee telkens meer land en werd de aloude stad ook telkens meer teruggedrongen. Van de lotgevallen van Stavoren is, wat de eerste tijden betreft, weinig bekend. Al leen denkt men, dat Hertog Ubbo, die in 242 of 248 Dokkenburg (het latere Dokkum) sticht te, ook Stavoren vergroot en verfraaid heeft. Friesland scheen toen merkbaar vooruit te gaan. Na den val van het Romeinsche rijk begon nen in ons land de geloofspredikers het Chris- Te Leeuwarden zijn Vrijdagnamiddag de fees telijkheden besloten met een groot kronings-zangers- feest, uitgevoerd in den Prinsentuin door ong. 300 zangers en zangeressen uit de provincie Friesland, allen leden van zangvereenigingen, aangesloten bij den bond van Christelijke Zangvereenigingen in Nederland. Onder begeleiding van een orkest en onder dir. van den heer W. Jacobs, kapelmeester van het stede lijk muziekkorps te Bolsward, werden op zeer ver dienstelijke wijze 13 liederen ten gehoore gebracht, o. a. van Abt, Bastiaans, Valerius, Mendelssohn, Han del, enz. Ongeveer 2000 belangstellenden uit alle deeleu der provincie, woonden de uitvoering bij. OURANT. Ö'.'J J 1 VAN VAN

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1