S1EEWS- ES ADVEKTESTIEBLAÜ n. 1 OOR SIM ES o’lSTIiEkEl. 1 I I Zaterdag 17 September 1898. 53e Jaargang. I No. 75. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek. BEKENDMAKING. Binnenlandsch Nieuws. Een glorieus banket. DE KUNSTRIJDSTER. hulp IEK. itt. im. M. C. N. etc., veel Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. NT- te- loor De BURGEMEESTER der gemeente Sneek, brengt ter algemeene kennis, dat afschriften zijn aangeplakt van de bij hem ingeleverde opgaven van candidaten voor de stemming van één lid van den Gemeenteraad alhier, op Vrijdag 23 September e.k., alsmede van het proces-verbaal, bedoeld bij artikel 10 der gemeentewet. Bedoelde opgaven en proces-verbaal zijn mede ter Secretarie dezer gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd, waarvan afschriften tegen betaling der kosten verkrijgbaar zijn. Sneek, den 14 September 1898. De Burgemeester voornoemd, ALMA. Bl. Abonnementen tiën voor aangenomen door JAC. ATSMA, Oude Koemarkt en Mej. Wed. C. G. REITSMA, Oosterdijk, en Adverten- dit blad worden tevens Den 6en Sept. jl. had, na de inhuldigings plechtigheid het groote hofdiner in ’t paleis te Amsterdam plaats. De bijzonderheden er van hebben de nieuwsbladen vermeld, en zij gaven met zekeren ophef het »menu”. Men kan van de hofdiners van den tegen- woordigen tijd zeggen; een keur van spijzen wordt opgedischt in een minimum van tijd. Wanneer men die maaltijden vergelijkt met die van voor 200 jaren bij plechtige gelegen heden door Oranjevorsten gegeven, dan be staat het voornaamste verschil in de hoeveel heid spijzen; nu zoekt men het meer in de qualiteit, toen moest de quantiteit enorm zijn; nu is een hofmaaltijd in eenige uren afgeloo- pen, toen besteedde men er een halven dag en nacht aan. West-Friesland uitnoodigen en corps daaraan te willen verschijnen, wat gracieuselijk geac cepteerd werd. Maar, nu was men er wel wat verlegen mede waar de maaltijd aangericht zou wordenmen dacht over de vergaderzaal van den Hoogen Raad of het Hof van Justitie, maar daar zij te klein voor 100 aanzittenden werden geoor deeld, nam men eindelijk de vergaderzaal van de Staten-Generaal zelve, wat aanleiding gaf tot dit ondeugend rijmpje Oranje gaf den Staet van Hellandt ’t middagmael, Daertoe verleend’ de Staet aan hem de groote zael Van haer Vergadering. Zeght mij nu eens Poëten, Was Hollandt bij den Prins, of hij bij haar ten eten Den Isten Maart was de groote dag. Een compagnie gardes werd als eerewacht in de zaal geplaatst en de hofmeester van den Prins en eenige pages uitgezonden ter begeleiding van de Staten, die in optocht naar den maal tijd gingen en naar rang geplaatst werden 1. de Ridderschap, 2. de Prins van Oranje met de Graven van Nassau la Leek, Odijk enz., 3. Dordrecht, 4. Haarlem, 5. Delft, enz. Ten laatste kwamen de Raadspensionaris en de Se cretaris. De tafel was overladen met zilver en de ser vetten kunstig gevouwen in den vorm van dui ven, konijnen, pauwen, dolfijnen enz. Er was een leger van 170 bedienden. De spijs bestond uit: 300 oude en 300 jonge duiven, 100 ka poenen, 140 Bredasche, 50 groote en 60 kleine kalkoenen, 300 jonge kippen, 500 kuikens, 500 patrijzen, 168 faisanten, 60 hazen, 100 ko nijnen, 800 leeuweriken, 60 eenden, 16 scha pen, 32 speenvarkens, 30 jonge wilde zwijnen, 40 lammeren, 16 kalveren, 8 herten, 4 wilde zwijnen, 4 ossen, 100 schape-tongen, 50 ge rookte ossetongen, 40 Westfaalsche hammen, 500 pond Fransche fijne confituren, veel ban ket, sinasappelen, zoete citroenen, enz. enz. Er werden verorberd 200 kleine, 20 middelma tige en 34 groote pasteien. De wijnen waren »canari-seck, wijn de chably, wijn d’Aij, Ipo- kras, Frontinjack, Cocquil« en allerhande soor ten Rijnwijn. Door den Prins werd de eerste dronk uit gebracht op de Staten van Holland en West- Friesland, waarna een salvo van de kanonnen volgde; toen werd de gezondheid van Z. H. gedronken, en vervolgens van de Staten-Ge- vaar geen hulp en bijstand van anderen, maar alleen van hun eigen bekwaamheden en talenten verwachten. Waarheen zij haar schreden ook ooit richten zou, zij was er zeker van nergens zonder bescherming en ver laten te zullen zijn; want zij rekende noch op de gunst van het lot noch op de grootmoedigheid der menschen. Haar zinspreuk was: Help u zelf! De macht der om standigheden, niet haar eigen wil, had haar oorspron kelijk in dezen oorlogstoestand met wet en zeden ge bracht maar die strijd had al haar natuurlijke gaven tot ontwikkeling gebracht en was allengs bijna onont beerlijk geworden voor haar levendig, doortastend temperament. En al mocht het dus ook een nieuwe strijd zijn, dien zij tegemoet ging zij vreesde dien niet; wantten slotte moest zij immers toch weer de overwinning behalen. De beide reusachtige schroeven der stoomboot waren begonnen te werken. Levendiger wuifden van het havenhoofd de witte zakdoeken, luider en luider weerklonken de afscheidsgroeten die men den landver huizers toeriep. De tusschendeks-passagiers echter hieven in koor een zwaarmoedig Italiaansch volkslied aan, en onder de tonen dier welbekende wijze gleed het reuzenschip langzaam en majestueus vooruit in het groote, blauwe in het zonlicht glinsterende water. XXIX. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1OOO regels 2’4 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN. 74 XXVII. Vervolg. »Uw argwaan is zeer begrijpelijk,* zeide hij»maar voorloopig is ’t bewijs nog niet geleverd dat hij ge grond is. Ik heb, toen de rechter van instructie mij in kennis stelde van de bevreemdende verklaring van Kettner, dadelijk naar Berlijn laten telegrafeeren, en ’t antwoord der politie luidt, dat mevrouw Deloria wel is waar sedert twee of drie dagen van woning verwisseld heeft, maar er nog altijd haar verblijf hield en in den laatsten tijd een zeer ingetogen leven schijnt te lijden.* Zij wordt op mijn verzoek voor loopig scherp in ’toog gehouden.* De commissaris was door deze mededeeling blijk baar verrast, maar hij bepaalde zich niet verder bij dit onderwerp, en zei, na een blik op zijn horloge: >Als u ’t met mij eens is, mijnheer, dat ik tot volle dige opheldering der zaak zelf even naar Insterburg gaan zal, dan zou ik liefst van den eersten trein ge bruik maken. Jt Zou toch zijn nut kunnen hebben als de wellicht noodzakelijk wordende maatregelen tegen Krause en mevrouw Deloria zoo spoedig moge lijk konden genomen worden.* »Zeker. En ik verzoek u dringend, waarde Werner, geen tijd te verliezen. Ik zal de eerste lichtstraal, die in deze ondoordringbare duisternis valt, als een uitkomst begroeten.* Op ’t zelfde voormiddaguur dat in ’t hoofdbureau van politie te Breslau dit gesprek plaats had, ging een dier kolossale stoombooten die landverhuizers vervoeren, met een levende vracht van duizend en twee honderd passagiers van Genua naar Buenos Ayres in zee. De reizigers, bijna uitsluitend uit Italianen be staande, vulden dicht op elkaar gedrongen het dek, opdat zij zoolang mogelijk het gezicht van ’t lieve vaderland konden genieten, dat de meesten hunner wel nooit zouden terugzien. Daar, waar met voorname afzondering het betrek kelijk klein getal passagiers eerste klasse tegen de verschansing leunde, stond ook een rijzige vrouwe lijke gestalte, mooi en evenredig wat haar geheele figuur betrof en met volle, weelderige vormen. Het zware donker blonde haar kwam in dikke, tamelijk goed opgemaakte vlechten van onder haar coquet hoedje uitkijken, en in de rooskleurige oorlelletjes fonkelden diamanten ter grootte van een hazelnoot. Haar gelaat was tot aan ’t oogenblik van haar ver trek achter een dichten witten sluier verborgen ge weest; nü echter sloeg zij dien achterover en een mooi, zij ’t dan ook niet meer jeugdig gezicht kwam te voorschijn het gezicht eener vrouw van vijf en dertig of zes en dertig jaren, die eenige hulpmidde len der kunst niet meer versmaadt om de verrader lijke sporen van het beginnend verwelken te verber gen. Maar de groote donkere oogen straalden uit dit gelaat nog met jeugdig vuur, en toen nu het ratelen der zware ankerkettingen hoorbaar werd, flikkerden die oogen triomfeerend terwijl een verruimende adem tocht de borst van de mooie vrouw deed zwellen. Estella Deloria beschouwde zich op dit oogenblik reeds als gered, en zij mocht zich inderdaad aan dat vertrouwen overgeven, nadat zij gedurende de laatste dagen met inspanning van al haar slimheid en vastberadenheid er enkel op bedacht geweest was, alle sporen barer vlucht achter zich uit te wisschen. Zij was van Berlijn naar Hamburg gespoord en had daar onder haar waren naam een plaatsbiljet naar New-York genomen, nadat zij zich ook in het vreem- deling-register van het logement, waar zij één nacht vertoefde, met den naam Deloria had ingeschreven. Daarop echter was zij, in plaats van dat biljet ge bruik te maken en zonder zich zelfs de behoorlijke nachtrust op een zacht bed van ’t logement te gun nen, naar ’t zuiden gereisd. Zij had zich nauwkeurig op de hoogte gesteld van den tijd van afvaart van de stoomboot waarop zij zich naar de Nieuwe Wereld wilde begevenop ’t laatste oogenblik had zij uit Verona per telegram een hut eerste klas besteld maar ditmaal niet als mevrouw Deloria, maar als miss Ellen Warring uit Londen. En dien naam droeg ook de pas, dien zij bij haar inscheping den surveilleerenden politie-beambte als legitimatie-be- wijs vertoond had. Met een beleefde buiging had deze, na nauwkeurige inzage, haar het papier terug gegeven, en »’t zou nu al een wonderbaar!ijk toeval moeten zijn, als men in de voorname, deftige miss Warring de voormalige kanstrijdster Deloria ontdek ken zou. Om haar verder slagen ginds aan gene zijde van den grooten oceaan maakte zij zich voorloopig volstrekt niet ongerust, want zij twijfelde er volstrekt niet aan, of ’t zou haar wel gelukken de ware hulpbronnen voor zich te ontsluiten, zooals ’t haar in haar bont, avontuur lijk leven immers tot nu altijd gelukt was. Zij behoorde tot die gelukkige naturen, wie het onwrikbaar vertrou wen op eigen kracht, moed en vastberadenheid genoeg verleende, om met opgeheven hoofd alle stormen des levens te verdragen, tot die onoverwinnelijken, wier sterkte daarin bestaat, dat zij in oogenblikken van ge neraal en ten laatste van alle leden in ’t bijzonder. Twee en dertig stukken geschut, welke de Prins op den Vijverberg had doen brengen losten ieder dertig schoten, onder be geleiding van trompetgeschal en trom- en pau kenslag. Een goed bezet orkest blies er onder- tusschen dapper op los. En de heeren keken onder de bedrijven door de open ramen naar een prachtig vuurwerk, dat op een stellage op ’t ijs in den vijver werd ontstoken en geflan keerd was door een kasteel met 5 torens en aan den anderen kant een pyramide, geheel in vuur. Op de zeer zeldzame afbeelding van dezen maaltijd staat, als slot der beschrijving: >Alsoo is dese kostelijeke maeltijdt ge-eijndicht, die eer een konineklijke als prinselijke gelijck is geweest tot verwondering van alle menschen.* En pardoes volgt daarop»De overgebleven spijs is heden (2 Maart 1672) aan de gods- huysen gegeven.* Als voorbeeld wil ik aanhalen het festijn, door Prins Willem III den 1 Maart 1672 aan de Staten van Holland en West-Friesland, ter gelegenheid van zijne verheffing tot Kapitein- Generaal, gegeven. Den 24 April d. t. v. was daartoe door de Staten-Generaal besloten, en het gevolg was, dat overal groote blijdschap bij de bevolking gewekt werd; vreugdevuren werden aan de hoeken der straten aangelegd, piktonnen in brand gestoken en geweren met los kruit af geschoten. Vrouwen en mannen liepen met vlaggen door de straten, roepende>Vive Oranje, lang leve Zijne Hoogheid.* De vreugde steeg ten top toen de Prins, aan een feeste- lijken maaltijd aanzittend, banket onder de me nigte deed uitdeelen. Den volgenden dag werd de Prins ter ver gadering van Hunne Hoogmogenden geleid om den eed als Kapitein-Generaal af te leg gen. Als bijzonderheid wordt gemeld, dat hij den griffier Fagel, die hem in de vergadering moest brengen toestond hem bij de hand over de gallerijen naar de »vertreck-kamer* van Hunne Hoogm. te »conduiseeren.< De Staten stonden als één man bij zijn binnentreden op, en hij werd op een kostelijken armstoel over den heer van Gent, die de vergadering namens de prov. Gelderland presideerde, geplaatst, onder veel sminnelijeke en beleefde* plichtplegingen. Z. H. hield na het afleggen van den eed, wat met veel plechtigheid geschiedde een schoone harangue (redevoering) en werd daarna weder door den heer Fagel naar het Hof geleid, zijn aanstelling in een zilveren doos medevoerende. De dagen, die volgden, waren voor recep ties aangewezen en ook ging de Prins bezoe ken afleggen bij de leden der Staten-Generaal in hunne logementen, om hen voor zijne ver heffing te bedanken. Zij ontvingen hem har telijk en uitten den wensch, dat tdewyl Z. H. door de providentie Godts tot deze charge was verkoren, hy oock mochte gelyck syn aan Jo- saphat, die de voetstappen zyner voorvaderen als een kloeck veldtoverste navolgdeeen Da vid, die niet minder godtvruchtig als een goedt krijgsman was en een Salomo, om door een wys beleydt alles geluckiglijck uyt te voeren? De Prins besloot van zijn kant ook, ter ge legenheid van zijne verheffing, een grooten maaltijd aan te richten en liet door den Raad pensionaris de Witt de Staten van Holland en Inhoud van het Friesche Tijdschrift »Sljucht en Rjucht.” 17 September 1898. Net skildich, J. P. Asman. Mulpine, Sj. de Zèe. De terpgraver. Jan fen 'e Gaestmar. In aid stikje. Us hutsje oan ’e sé, Fo. de Z. Mislokte list, T. J. B. Koartswyl. Koart en goed. Dat briek him stir op, (mei plaetsjes), D. H. Z. It portret fen it kenings partür fen de keatspartij to Bolsert. De najaars-examens van »den Nationalen Bond van Handels- en Kantoorbedienden in Nederland” on der toezicht der commissie uit den handel, bestaande uit de heeren Mr. J. N. Bastert, Dr. H. F. F. Hubrecht, Frits Olie en G. Vas Visser zullen op 19 en 20 Octo ber a. s. worden afgenomenvoor het boekhouden door de heeren: O. Knapper Kz., W. C. Gelton en J. G. Ch. Volmer; voor de Nederl. en Fransche taal door den Heer H. C. P. Dirksvoor de Engelsche taal door den Heer C. J. Voortman en voor de Duitsche taal door den Heer Dr. 0. E. Poser. Prospectussen zijn verkrijgbaar bij den Heer W. C. de Graaff, 2e Jan Steenstraat 107, bij wien men zich tot 12 October a. s. kan aangeven voor het examen. Een avontuur. In de gemeente Ooststellingwerf heeft een jongen bange oogenblikken beleefd tenge volge de festiviteiten. Nagenoeg vier en twintig uren na zijn vertrek uit Breslau zond de commissaris Werner aan zijn chef, den hoofdcommissaris Lindequist, uit Insterburg een telegram van den volgende inhoud: »De hier geinterneerde zoogenaamde Malinowski is volgens zijn eigen bekentenis in werkelijkheid de boekhouder Johannes Beyer, terwijl de ware Mali- KEENER COURANT. j ■ordt door CC O kO <d ft

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1