MEWS- EH WEOTTIEIILUI VOOR SUH BN (BUSMEN. FSVlIiIiKTOH. GELEERDE SNEEKERS. ITo. 78. Woensdag 28 September 1888. 53e Jaargang. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek. Binnenlandsch Nieuws. Procesverbaal Stemming. I DE KUNSTRIJDSTER. I 4 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. HERHALINGSONDERWIJS. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, brengen ter openbare kennis: dat op school no. 3 gelegenheid zal worden gegeven tot het ontvangen van BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Sneek Gelet op de eerste zinsnede van art. 98 der Kieswet Brengen ter algemeene kennis, dat is aangeplakt en ter Secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage is nedergelegd, afschrift van het procesverbaal van de zitting van het Hoofd-Stembureau, waarbij is vastgesteld de uitslag der op 23 September j.l. plaats gehad heb bende stemming ter verkiezing van één lid van den Gemeenteraad van Sneek. Sneek, den 24 September 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van dek LAAN, Secretaris. I en in 1567 pastoor te Leeuwarden, een gunsteling van den toenmaligen l i I HERHALINGSONDERWIJS. Dit onderwijs is bestemd voor leerlingen, die de gewone lagere school hebben doorloopen, en bevat on der anderen ook het handteekenen en de nuttige hand werken voor meisjes. g, Zij, die leerlingen op den cursus, die tot 1 April 1899 loopt, wenschen te plaatsen, moeten zich, on der overlegging van het vaccinebewijs der leerlingen, aanmelden in het schoolgebouw op Maandag don 3 October e. k. ’s avonds 6 uur. Sneek den 23 September 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. verzweeg Elsbeth niets van ’t geen zij ondervonden had, sedert den dag toen mevrouw Deloria als een reddende engel bij haar in ’t ziekenhuis verschenen was tot aan ’t oogenblik barer inhechtenisneming. Zij kon natuurlijk niet vermoeden dat hare verklaringen op zoovele gewichtige punten de bekentenis van Jo hannes Beyer bevestigden, maar de welwillende hou ding van den rechter van instructie moesten haar wel overtuigen dat hij hare mededeel ingen geloofde. En dat zij zelve door mevrouw Deloria misleid was ge worden en zij evenmin als iemand anders iets van het doel van haar reis wist, begreep de ervaren jurist al heel spoedig. Zijn vragen liepen dan ook hoofdza kelijk over de betrekkingen die de graanhandelaar Krause met de voormalige kunstrijdster onderhouden had, en toen Elsbeth hem ook daarover alles gezegd had wat zij volgens haar waarnemingen zeggen kon, deelde hij haar de vreeselijke verdenking mede, waar onder de voortvluchtige Krause sedert het bezwarend onderzoek in zijn slaapkamer stond. De wijze waarop Elsbeth die mededeeling opnam beantwoordde echter niet aan de verwachtingen van den rechter. Wel werd zij bleek en ging een rilling door al hare leden, maar geen kreet van verrassing kwam over hare lippen. Onafgebroken hield zij haar wijd opgesperde oogen op het gezicht van den rechter van instructie gevestigd, als was zij er zeker van dat op die eerste verschrikkelijke mededeeling nog een andere, een veel verschrikkelijker volgen zou. «Welnu?” kon hij niet nalaten te vragen, nadat hij een poos te vergeefs op eenig antweord van haar ge wacht had. «Baart het u geen verwondering, te hoo- ren, dat de man met wien gij zoo vaak in aanraking geweest zijt een gemeene dief en moordenaar is? Hebt gij wellicht vroeger reeds zooiets vermoed?” Elsbeth schudde het hoofd. «Neen,” kwam er met in ’t oog vallende inspanning uit, «dat niet dat zeker nietMaar ’t is zoo ontzettendO, daarom dus daarom Zij bleef steken en haar pas nog zoo bleek gezicht werd op eens vuurrood. Met scherpe, wantrouwende blikken trachtte de rechter op haar gelaatstrekken te lezen. «Gij hebt dus toch wel enkele observaties gedaan die met de schuld van den man in verband staan? ’t Is in uw eigen belang mij niets te verzwijgen, ’t welk naar uwe meening in betrekking kon staan met die moordgeschiedenis.” Maar zoo openhartig en oprecht Elsbeth tot nu ge weest was, zoo stil en achterhoudend toonde zij zich thans. Op alle vragen van den rechter bleef zij er bij, dat zij niets te zeggen wist, en waar hij straks, van medelijden voor haar vervuld, reeds half en half besloten geweest was haar voorloopige invrijheidstel ling te bevelen, daar was ’t alleen aan haar veran derde houding toe te schrijven dat hij dit plan opgaf en beval haar in haar vóórarrest terug te brengen. Zoodra de deur der cel echter achter haar gesloten was, kon Elsbeth haar tranen niet meer bedwingen en wanhopig snikkend verborg zij ’t gezicht in de handen. De mededeelingen van den rechter hadden haar immers op eens opheldering gegeven omtrent het vreemde en tegenstrijdige in de houding van haar beminde, welke tot nu voor haar zoo’n ondoordring baar geheim geweest was. Nu echter begreep zij alles! Nu wist zij wat hij bedoeld had als hij telkens en telkens opnieuw gesproken had van het vreeselijk noodlot dat hem boven ’t hoofd zweefde. Nu begreep zij zijn verwilderden oogopslag en de wanhopige stem ming welke haar toenmaals bij zijn bezoek zoo erg hadden doen schrikken. Hij moest de schuld zijns vaders gekend of althans ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2’/a cent. Groote letters naar plaatsruimte. vermoed hebben. Hoe vreeselijk, hoe verschrikkelijk moest hij geleden hebben dubbel verschrikkelijk, daar hij zijn hart voor geen mensch kon uitstorten, aan geen medelijdend menschenhart troost en bemoe diging zoeken kon, als het bewustzijn van zijn onme telijk ongeluk met verpletterende zwaarte op hem drukte Maar niet zoo zeer de gedachte aan dit lijden van den geliefden man, als wel vóór alles de angstige vraag: wat er thans van hem geworden was, waar hij zich bevond en hoe hij den verschrikkelijken slag der ontdekking zou kunnen verdragen, martelde de onge lukkige gevangene. Op den brief, dien zij hem uit Berlijn geschreven had, had zij geen antwoord ont vangen en alle sombere voorstellingen vroeger door dat raadselachtig onbegrijpelijk zwijgen in haar ziel opgewekt, drongen zich thans des te heftiger bij haar op. Telkens gedurende het laatste kwartier van haar verhoor had een vraag naar den geliefde zich op haar lippen willen dringen, want deze onzekerheid omtrent zijn lot was nog pijnlijker als de onbarmhartigste zekerheid. Maar alleen om zijnentwil had zij zichzelve overwonnen en gezwegen. Neen, niet door haar mocht zijn naam het eerst worden genoemd, om daardoor misschien bij dien rechter, die hem niet kende, arg waan op te wekken dat hij wellicht eenig deel kon hebben aan de misdaad zijns vaders. Geen onbedacht woord uit haar mond zou hem, als hij tenminste nog onder de levenden behoorde, bij zijn zielelijden ook nog dat van een gerechtelijk onderzoek op den hals halen zooals zij zelf thans moest ondergaan; en gedurende den langen, slapeloozen nacht, die op haar eerste verhoor volgde, legde zij onder al haar ellende en haar onbeschrijfelijke zielsangst met heldhaftige zelfverloochening bij zichzelve de gelofte af: over alles wat Rudolf betrof ook verder te zullen zwijgen. Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN. 77 XXIX. Vervolg. De poging tot zelfmoord was wel is waar mislukt, maar hij wist toch wel, dat hij spoedig sterven zou en hij wilde niet met dien zwaren last op zijn geweten heengaan, onverschillig of hij door zijn vol ledige bekentenis nu ook zijn zuster en haar echtge noot in ’t verderf stortte. XXX. Al had Elsbeth dan ook gedacht ’t van schaamte en schande te zullen besterven, toen zij te Berlijn in hechtenis genomen en vervolgens door een politie beambte in burgerkleeding naar Breslau getranspor teerd geworden was, zoo had zij toch, nadat zij haar eerste wanhoop was meester geworden, onder het be wustzijn behalve dat opgeven van een valscben naam niets strafwaardigs begaan te hebben, haar kalmte en zelfvertrouwen teruggekregen. De beambte die haar op dezen treurigen rit vergezeld had, was dan ook zoo voor komend voor haar geweest als de plichten van zijn beroep hem slechts veroorloofden, en de rechter van instruc tie, die zeker dadelijk reeds bij ’t eerste verhoor de over tuiging gekregen had, dat zij niet de medeplichtige maar slechts het niets kwaad vermoedende werktuig der misdadigers geweest was, had haar zelfs met zekere vaderlijke welwillendheid behandeld. De impulsie van haar rond, eerlijk karakter volgende tevens ootmoedig verzocht om onderstand en bescherming voor zijne vrouw en kinderen, die hij achter moest laten. Joachim Hopperus stierf te Madrid den 15 December 1576. Na zijn overlijden zond de Koning terstond een edelman naar de adellijke weduwe, om Zijn rouwbeklag over te brengen en haar tege lijk van Zijne gunst en bescherming te verze keren. De Koning bezorgde het lijk eene plechtige uitvaart te Madrid en de weduwe bekwam eene gift van 12000 gulden ter tege moetkoming in de’reiskosten naar Nederland, en 1000 gulden ’s jaars om te kunnen leven en hare kinderen te laten studeeren. Zij vestig de zich te Keulen. Hopperus bezat groote talenten, een uitpe- breid en geoefend verstand en een gematigden geest. Hij mag zeker onder de geleerdste oud-Sneekers gerekend worden. In 1400, toen Sneek al meer dan honderd jaren stadsrechten bezat, toen de plaats zich al uitbreidde, leefde aldaar Alvinus Frisius, rector der stadsschool, die eene geschiedenis in verzen van Friesland geschreven heeft; deze geschiedenis loopt tot en met Karei den Grooten. Folkerus Simonis, eerst rector en daarna burgemeester, schreef eene kroniek van Fries land in het Latijn; hij leefde nog in 1496. Dominicus Benedix, die in de eerste helft der zestiende eeuw geboren werd, een rechts- en godgeleerde tevens, werd in 1546 pastoor in zijne geboortestad Sneek. Hij was een wetenschappelijk, beschaafd man, een liefhebber van talen. Hij had zich bekwaamd in de Grieksche en Latijnsche talen en oefende zich, geheel door zelfstudie, in het Hebreeuwsch. In 1556 werd hij vicaris van de kerk te 01- denhove Hij was bisschop van Leeuwarden, Cumerus Petri, en moest, wegens zijne strijd tegen de hervor ming, spoedig het land ruimen. Hij overleed in 1586. Maar roemrijker dan een der voorgaanden is geweest de voortreffelijke Friesche edelman Joachimus Hopperus, geboren den 11 Novem ber 1523. Zijn eigenlijke naam was Jochem Hop, maar volgens de gewoonte dier tijden, vérlatijnschte hij zijn Frieschen naam. Zijne ouders, Sjoerd Hopperus en Rixt Piersma woonden eigenlijk te Hemelum. Joachim kwam echter te Sneek ter wereld, omdat zijne moeder ten huize van haren vader, Feike Piersma, burgemeester van Sneek, van dezen zoon beviel, en weinig dagen daarna overleed. Ook de vader, Sjoerd Hopperus, leefde slechts weinige jaren daarna. Joachim ontving het eerste onderwijs te Sneek en wel met zooveel vrucht, dat men met reden iets groots van hem kon verwach ten. Op zijn dertiende jaar ging hij naar Haar lem, waar hij in vier jaren tijds zóódanige vorderingen maakte inde letteren en de wijsbe geerte, dat hij met vrucht het onderwijs op het college te Leuven kon bijwonen, alwaar hij zulke vorderingen in de rechtsgeleerde studie maakte, dat hij de geleerden verbaasde. Daarna bezocht hij Orleans en Parijs, maakte daar kennis met vele voorname geleerden en vergrootte tevens zijne kunde. Voorts werd hij licentiaat en daarna doctor en professor in de rechtsgeleerdheid te Leuven, in welk ambt hij een roemvollen naam heeft verworven. De faam van zijne grondige rechtsgeleerd heid bewoog de landvoogdes, Margaretha van Parma, om Hopperus tot lid van den Hoogen Raad te Mechelen aan te stellen, van welke Raad een andere Fries, Viglius Wigle) van Aytta van Zwichem (Leeuwarderadeelj president was. Hij werd voorts lid van den Geheimen Raad te Brussel en grootzegelbewaarder des Konings. Tot de oprichting der Hoogeschool te Douai heeft hij zóóveel bijgedragen, dat men hem gerust den stichter dier academie mag noemen. Voorden eigenlijken aanvang der Nederland- sche beroerten was Hopperus, in April 1566, op verzoek van Koning Filips II, naar Spanje gereisd, om aldaar den Koning te dienen. Tot aan zijnen dood is hij in dat land gebleven. Hij stond in groote gunst bij Filips, die hem met de heerlijkheid Dalem begiftigde en tevens de vrije jacht in Gaasterland vereerde. (N.B. Dalem is een klein dorp in Gelderland, nauwelijks een kwartier van Gorinchem, aan don Waaldijk. Het was eene oude bezitting der Heeren van Arkel, op het einde der 11de eeuw door Heer Jan V van Arkel gesticht. In 1423 vereerden de edelen deze heerlijkheid aan den Hertog van Gelder. In 1498 verpandde Hertog Karei van Gelder ze aan Maarten van Rossum en in 1568 begiftigde Koning Filips er Hopperus mede.) Hopperus werd op éénen dag met Don Jan van Oosterrijk ridder geslagen, waarbij hem ook het dragen van gouden sporen werd toe gestaan. Na eenige jaren in Spanje te zijn geweest, werwaarts hem ook zijne gade Christina Be- stolfius en kinderen gevolgd waren, heeft de gedurige inspanning en rustelooze arbeid, hem van der jeugd af eigen, zijne krachten geheel ondermijnd, zoodat hij in eene uitterende ziekte verviel, die een jaar duurde; slechts weinig voedsel kon hij nuttigen. Twee uren voor zijn afsterven zond hij nog aan Koning Filips een verzegelden brief, daarin te kennen gevende, dat hij, altijd eerlijk en trouw zijne plichten vervuld hebbende, den Koning alle geluk en zaligheid toewenschte, en Be Amsterdammers en hun politie. Langs won dere zig-zaglijnen slentert een aangeschotene door de Leidschestraat. Eenige burgers krijgen hem in ’t oog. Een van hen tot den dronkaard Kerel, je bent dronken. Ga naar huis en slaap je roes uit. Maar zorg dat je me onderweg geen mot maakt met de politie, want dan krijg je met ons te doen. En als ze je mochten arresteeren, pas op als je je verzet, hoor; dan zijn wij er nog om de dienders ’n handje te helpen. De aangeschotene: Ikkik, ik heb niks te make mettie mettie smeri De burger, heftig: Spreek dat woord niet uit, on waardige, als je niet wilt dat ik je door elkaar gooi. Van ter zijde nadert een diender. Doorloopen. De burger onderdanig: We loopen dadelijk door, om u te dienen. Maar we waarschuwden even dezen dronken man, dat hij het u niet lastig maakt. De diender Zeer verplicht, heeren. De aangeschotene: Maar ik kik maak et de pewiesie niet lastig, maar de pewiesie maakt et mijn lastig. De burger heftig: Dat is onwaar, dat is schandelijk gelogen. Pas Abonnementen en Adverten- tiën voor dit blad worden tevens aangenomen door JAC. ATSMA, Oude Koemarkt en Mej. Wed. C. G. REITSMA, Oosterdijk. OURANT 1 i - 3 3 3 I 1 i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1