MEI IW8- EU UHEKTEVniiliLAII VOOR SNEER EJ OMSTREKEN. Zaterdag 1 October 1898. 53eJ Jaargang. ITo. 79. Loting voor de Nationale Militie. in dit blad Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek. KENNISGEVING. n. r- KENNISGEVING. DE KÜNSTRIJDSTER. OUDE KLOKKEN IN SNEEK. ig- :rd, oor tt. 3. nu gin- K. <- sr r Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. boeken of bewijzen van werkelijken dienst, ten minste tien dagen vóór den dag, waarop de zitting van den Militieraad wordt geopend, ter Secretarie voornoemd moeten worden ingeleverd. Sneek, den 29 September 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. tc., eel e- or BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, brengen ter voldoening aan art. 8 der Hinder wet ter openbare kennis, dat aan JAN DOUMA, Wa genmaker te Sneek en zijne rechtverkrijgenden, ver gunning is verleend tot uitbreiding van zijne Wagen- makerij, door het plaatsen en in werking brengen van een GASMOTOR, in het perceel, kadastraal bekend gemeente Sneek, Sectie B, no. 1331 staande aan de Oude Koemarkt, wijk 8 no. 132. Sneek, den 29 September 1898. ALMA, Burgemeester, JAC. van der LAAN, Secretaris, BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, Gelet op het besluit van den heer Commissaris der Koningin in Friesland van 8 September 11. Ie Afdeeling M/S no. 1228 (Provinciaal blad no. 98) Brengen ter openbare kennis, dat de loting van hen die in dit jaar voor de lichting der Nationale Militie van 1899 dezer gemeente zijn ingeschreven, zal plaats hebben in de Concertzaal alhier op Maan dag den 17 den October e.k., des voormiddags ten 10 ure dat op Woensdag den Widen October d. a. v. ter gemeentesecretarie door of vanwege de lotelingen aan vrage kan geschieden voor de getuigschriften ter be- koming van vrijstelling van den dienst wegens broe- derdienst of als eenig wettig zoon; voorts dat om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of dien van broeders te verkrijgen, de paspoor ten of andefe bewijzen van ontslag, uittreksels-Stam- Roman van A. OSKAR KLAUSZMANN. 78 XXXI, Vervolg. Ingevolge rechterlijke beslissing waren in den na middag de beide in de zaken Abt en Malinowski ge arresteerde personen uit hun voorloopige hechte nis ontslagen; het gebruik echter dat zij van hun herkregen vrijheid maakten, was zeer verschillend. Terwijl Kettner in de eerste plaats een twijfelachtige kroeg en vervolgens, na eene behoorlijke lichamelijke versterking, een danshuis opzocht, om zich daar voor de lange ontbering schadeloos te stellen, richtte Els- beth haar door angst versnelde schreden naar het huis van den graanhandelaar Krause in de Zakstraat. Maar haar hoop, aldaar de oude Mina te zullen aantreffen en van haar inlichtingen te ontvangen over het lot van Rudolf, werd niet vervuld. Het tuinhuis was geslo ten en niemand verscheen op haar bellen, om open te doen. Van de menschen in het voorgebouw, bij wie zij navraag deed, wist niemand haar iets over de ver blijfplaats der oude huishoudster te zeggen, en zoo moest zij zich onverrichter zake verwijderen, vol ang stige bezorgdheid dat deze eerste smartelijke teleur stelling wel niet de eenige zou zijn, welke haar wachtte. En werkelijk was de daarop gevolgde ervaring nog meer geschikt haar te ontmoedigen. In de Rijksbank, waarheen zij zich thans gewend had, deelde men haar mede, dat de assessor Krause voor eenige dagen plot seling weggebleven was, zonder zich ook maar eenigs- zienen zoo keerde dan Georg Wendrich met haar naar zijn pas verlaten woning terug, liep op de tee- nen de gang door en deed na een oogenblik te heb ben geluisterd, voorzichtig een deur open. »Houd u nu bedaard, juffrouw Elsbeth!» fluisterde hij haar toe, terwijl zij over den drempel trad. »Gij moogt ook niet door 't geringste geluid uwe tegen woordigheid verraden!» Maar die vermaning had gerust achterwege kunnen blijven, want een vrouw die waarlijk bemint is een heldin, hoe zwak en aarzelend zij dan ook in alle andere levensomstandigheden moge schijnen. Met snellen blik had Elsbeth zich in de flauw ver lichte ziekenkamer georiënteerd en onhoorbaar als een schim was zij toen naar Rudolfs bed gegaan. De wak kere kostvrouw, die tot de komst eener nieuwe pleeg zuster zoolang zou oppassen, keek wel wat vreemd op, toen zij het jonge, mooie meisje zag, welks be trekking tot den patient zij met het juiste instinct van haar geslacht dadelijk raadde. Elsbeth echter zag van alles om haar heen niets anders als het treurig veranderde, bleeke gezicht van den geliefden man, welks diepe rimpels haar de zoo aangrijpende geschie denis vertelden van in zichzelven gestreden strijd en snijdende zielesmart. Onbeweeglijk stond zij bij zijn bed, de oogen onafgebroken op den schijnbaar slapende gevestigd. En als lag er in dien blik der liefde een geheimzinnige, tooverachtige, levenwekkende macht, be gon er allengs eenige trilling te komen in de gesloten oogleden van Rudolf; een diepe ademtocht als een zucht ontsnapte aan zijn borst, en eensklaps keek ook hij met groote, wijd geopende oogen Elsbeth aan. Haar eerste gewaarwording was die van hevigen schrik. Zij vreesde iets heel verkeerds gedaan te heb ben en waagde ’t niet zich te verroeren. Rudolf scheen echter nog niet tot volle bewustzijn gekomen, ofschoon zijn kalme blik niet meer dien van een koortslijder zins te verontschuldigen of mededeeling te doen van het doel en den duur zijner voorgewende reis. Men vertelde haar ook, dat hij naar .’t scheen zelfs zijn va der niets van dat alles gezegd had. Nadat zij die mededeelingen ontvangen had, stond zij geruimen tijd radeloos en met een beklemd hast voor het gebouw van de bank, zonder een antwoord te vinden op de wanhopige vraag, wat zij nu nog doen kon om zich zekerheid te verschaffen over het lot van haar geriefde. Daarjkwam Georg Wendrich’s naam haar in den zin. Zij wist uit de onvergefelijke dagen van haar eerst kort liefdegeluk, dat hij Rudolfs beste, zoo niet diens eenige vriend was. Hij moest vóór allen met de verblijfplaats van den ongelukkigen jongen man bekend zijn, als deze haar althans aan eenig men- schelijk wezen had medegedeeld. Maar zij herinnerde zich niet meer, waar de boek houder woonde en er verliep bijna een uur, alvorens zij zulks door navragen op de politie-bureaux van verschillende stadswijken vernomen had. ’t Was reeds donker geworden toen zij het huis binnentrad. Op de slecht verlichte trap wilde iemand die van boven kwam, haar haasti; figuur meende zij schuchter noemde zij zijn naam. Verrast, bijna ont steld, bleef hij staan. »Maar is ’t dan mogelijk, juffrouw Elsbeth gij? En gij komt om Rudolf te bezoeken?» Die vraag was hem zoo uit den mond gevallen zonder dat hij vooraf eigenlijk over zijn woorden had nagedacht. Een glans van vreugde echter verspreidde zich over ’t gezicht van ’t jonge meisje. »Hij is dus hier, hij is bij u? O, Goddank! Goddank! Ik kan u niet zeggen, hoe vreeselijk angstig ik mij over hem gemaakt heb.» Uit hare woorden klonk zoo roerend het geluk ’t welk op dit oogenblik haar hart vervulde, dat Georg Wen- GMfë?" Hebt ge wat te koopen of te verkoopen, te huren of te verhu ren, vraagt ge dienstboden of biedt ge uw diensten aan, plaats dan deze en alle andere advertenties en ge geeft daaraan voor weinig kosten eene flinke publiciteit. ig voorbijgaan. Aan houding en Georg Wendrich te herkennen, en ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2Va cent. Groote letters naar plaatsruimte. drich nooit de moed zou gehad hebben dit opnieuw te verstoren, door de aanwezigheid van zijn vriend bij hem te ontkennen. »Ja, hij is bij mij, waarde juffrouw,» zeide hij. »Maar als gij thans naar boven gingt, zoudt gij hem niet zóo vinden als gij wel zoudt wenschen. Rudolf is ziek, erg ziek en »En hij zal sterven?» viel zij hem bevende in de rede. »Zeg mij de waarheid ik bezweer ’t u! Hij zal sterven?» »Neen, neenDe dokter koestert de overtuiging dat voor zijn leven geen gevaar meer bestaat, tenzij on voorziene bijkomende omstandigheden. Maar gij zoudt schrikken, als gij hem zaagt. Hij is nog altijd niet bij volle bewustzijn en erg veranderd.» »Ik beloof u dat ik sterk zal wezen en niets wat mij daar wacht, kan zoo vreeselijk zijn als de onze kerheid waarin ik tot nu heb verkeerd.» De jonge boekhouder was diep getroffen, maar hij aarzelde nog altijd. »Ik ben bijna bang dat ik ver keerd handel door aan uw verlangen te voldoen, juf frouw Elsbeth! De dokter heeft streng verboden iemand bij hem toe te laten, wie ’t dan ook wezen mocht. En juist op dit oogenblik drukt mij buitendien nog een zware zorg op 't hart. De pleegzuster, die mijn armen vriend tot dusver verpleegd heeft, is een half uur geleden zelve ongesteld geworden, zoodat zij haar post heeft moeten verlaten. En daar ’s nachts nood zakelijk nog iemand bij den zieke waken moet, was ik juist van plan naar een andere verpleegster om te zien. Gij moet mij dus alleen reeds om deze reden niet kwalijk nemen, waarde juffrouw, als ik u thans slechts eenige oogenblikken aan het bed van onzen armen patient breng.» Elsbeth zou zich zonder tegenspraak ook aan een veel strengere voorwaarde onderworpen hebben, als haar maar werd toegestaan den geliefde weder te (Slot). Den 6 September 1770 had een belangrijke vergadering van de Magistraat en de Vroed schap van Sneek plaats. Er was reeds lang over geklaagd, dat de ton of trom van ’t klok kenspel op de Martinikerk versleten was. En daarookeen grooter aantalklokjes geen overdaad kon genoemd worden, besloot men het klok kenspel van 14 klokjes weg te doen, een nieuw carillon te laten maken en de klok elk half uur te doen slaan. Het torentje zou dan echter ook grooter moeten worden. Besloten werd bij publieke aanbesteding een nieuw torentje volgens bestek en teekening te doen maken, dat in ’t begin van 1771 kant en klaar moest zijn. Den 3 October had de aanbesteding plaats en Eibert Dirks, mr. timmerman en molenmaker te Makkum werd voor 1114 car. guldens aan nemer. Het was nog in den gulden tijd, dat ook leden der stedelijke regeering leveranties aan de stad mochten doen en uit de nog be staande rekeningen zijn tientallen voorbeelden aan te halen. Om te beginnen, vinden we op- geteekend, dat de vroedsman P. Nysloot het bestek en twee teekeningen voor het torentje leverde maar daarvoor slechts 2 car. guld. 10 sts. in rekening bracht. Eibert Dirks was op tijd gereed, en gen anderen aan ’t werk. De vroedsman R. Hoppers leverde roodkoperen bladen, welke 1180 pond wogen en a 133/4 sts. berekend, 811 car. g. kostten. Maar daarmee konden dan ook de koepel en de lantaarn voorzien worden. En, evenals te Amsterdam, waar de Luthersche koepelkerk een fraai door den tijd groen ge kleurd koperen dak heeft, dacht men er nog niet aan dat te verven! De schepen Gorp werd bij publieke aanbesteding leverancier van de koperen wijzerplaten met de wijzers voor 41 c. g. en moest ook ’t snijwerk aan den toren voor 37 c. g. leveren. En aan de spil kwam een verguld koperen windwijzer, die een schip voorstelde, en bij een hoogte van 6 en een breedte van 4 voet, 51 pond woog. Aan den vroedsman Hoppers werd hiervoor 51 gulden betaald, maar 19 boekjes goud a ƒ1 per boekje werden bovendien verbruikt. In Sept. 1772 woei echter reeds de vlag van ’t schip af en nu is ’t geheele schip reeds lang vergaan en door het Sneeker wapen vervangen, ’t Zou ons te ver voeren alles te vermelden, wat voor den toren geleverd werd; evenals nu verslond het arbeidsloon heel wat, en, hoewel aannemer van het torentje, schijnt Eibert Dirks van veel ontslagen te zijn geweest, want voor het zaag- loon der balken b.v. vinden we een som van 152 car. g. opgegeven. Liever gaan we de geschiedenis van ’t ca rillon na. De Magistraat en de Vroedschap besloten een klokkenspel van 26 klokken, we gende 2540 pond, te laten gieten en droegen dit op aan Borchhard, klokgieter te Enkhui- zen, denzelfden, die in 1767 onze groote lui klok had vergoten. Hij moest de nieuwe klokken en de koperen trom leveren tegen 30 sts. het pond, maar de trom mocht wijselijk niet eer gewo gen worden vóór de 4680 gaten er in waren. Deze werden met de hand gemaakt, een heel karweitje dus. Toen werd de trom gewogen en 690 pond zwaar bevonden. Werden de gaten a 5 sts. per stuk door Borchhard samen met den uurwerkmaker Hermanus Eekhof te Enkhuizen gemaakt, deze laatste leverde ook 1900 noten a 8 sts. het stuk, zonder voor de moeren iets te genieten en het rad midden inde trom, voorzien van 120 tanden. Hij mocht daarvoor I per tand berekenen, maar, wat wel een zeldzaamheid is, zette in plaats van 120 slechts 100 car. g. op de rekening. Maar hij kon ook wat schappelijk zijn, want ook de klavierboom met 39 klavieren, vóór de trom gelegen en door hare noten (kleine staafjes) in beweging gebracht, werd door hem geleverd en berekend op 275 car. guldens. Het klokkenspel was op tijd gereed en nu moest het op toon gebracht worden, wat door Jan Bruinier, organist en klokkenist te Enk huizen, heel knaphandig verricht werd. Hij ontving daarvoor 500 car. guldens. Het ligt niet in onze bedoeling de zwaarte van alle klokken op te geven; genoeg zij het te vermelden, dat de 8 klokjes der eerste oc taaf samen 1953 pond wogen (grootste 497, kleinste 90 pond), de 12 der tweede octaaf 50972 pond (grootste 74, kleinste 12% pond), en de 6 der derde octaaf 77% pond (groot ste 15 Vj, kleinste 10 pond). Maar de Regeering dezer stad wilde het hare hebben van de zuivere intoneering der klokjes voor ze naar Sneek werden overge bracht en zij droeg dus F. Poppenheuser, mu ziekmeester en A. de Vries, organist en klok kenist, beide te Leeuwarden, op, daar onderzoek naar te gaan doen. Deze waren blijkbaar zeer tevreden, want zij gaven de volgende verkla ring: »Wij, ondergeschrevenen, enz. verklaren, dat wij op verzoek en last van de Agtbare magistraat van Sneek ons benevens 2 Heeren Commissarissen, Burgemeester D. Coops en Schepen G. Gorp begeven hebben naar Enk huizen en aldaar in de klokgieterij met alle oplettendheid geëxamineerd hebben ’t klokken spel voor de stad Sneek gemaakt door Joan Christiaan Borchhard, gekeurd en geënton- neerd door Jan Bruinier, organist en klokke nist te Enkhuizen, bestaande in 26 klokken; dat wij bevonden hebben, dat ieder klok ge- noegsaam zijn vereischte toon en geluid heeft en dat wij oversulks ’t geheele klokkespel goed gekeurd hebben en alsnog goedkeuren. Ac tum te Sneek, 27 Sept. 1771.” Zij kregen een cadeau van 140 gulden behalve de reiskosten; den twee commissarissen werd de vertering op hunne reis ad 54 gulden vergoed. Nu werden de klokken naar Sneek over gebracht en stond een staf van bekwame man nen gereed om ze in den pas voltooiden toren te hangen en er een carillon van te maken. Wij zien Borchhard, Eekhof, onzen organist Muiselaar, den vroedsman Nysloot, de Vries, Poppenheuser, Bruinier, maanden lang aan ’t werk en zouden bijkans willen spreken van een edelen wedijver van schepenen, bouwmeesters en vroedsmannen om ijzerwerk en koperwerk te leveren. En ook hout. Want hoewel het torentje geheel af was, moest het handklavier met voetwerk voor den klokkenist nog in orde gemaakt worden. En de tijd zou nog ko men, dat een Charles Smulders te Maastricht opstond met een nieuwe vinding om het vuist- klavier te vervangen door een inrichting, waar- OU RANT. I I nj.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1