d-
MEUWS- H ADVEmmfflllD
VOOR 88M ES WTUML
I
fsïïilleton.
K
VER IN T ZUIDEN.
Woensdag 12 October 1898.
53e Jaargang.
N.
in dit blad
v w M
KENNISGEVING.
Ft.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek.
n
I
MIJNHEER ONGAAF.
Loting voor de Nationale Militie.
e
ver
stand, positie enz. betreft.
1 Duro 5 Francs.
Wordt vervolgd.
Frankrijk loopt
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
:ent.
J
Hebt ge wat te koopen of te
verkoopen, te huren of te verhu
ren, vraagt ge dienstboden of biedt ge
uw diensten aan, plaats dan deze en alle
andere advertenties
en ge geeft daaraan voor weinig kosten
eene flinke publiciteit.
straten beneden naar de zee voerende rotstrappen,
de muren die de lagere straten bij stormweder tegen
de golven beschutten, en de hoog zich in de lucht
verheffende gothische kerktorens, die zich zoo ka
rakteristiek en poëtisch afteekenen tegen den helder-
blauwen horizont, verdwijnen
’t Was in de avonduren van een zeer warmen Octo-
berdag. Van den over de Pyreneën loopenden groo-
ten weg kwam een jongman van omstreeks zes- of
acht-en-twintig jaar naar beneden. Aan een kromming
van den weg, vanwaar hij voor 't eerst het prachtig
panorama, dat hem hier werd aangeboden, tot aan de
kuststreken overzien kon, bleef hij diep ademhalend
staan. Hij zwaaide jubelend zijn ronde baskische wol
len muts, en de donkere oogen glinsterden en straal
den van blijdschap en trots.
«Spanje, mijn vaderland!* jubelde hij luidkeels.
«Eindelijk zie ik u dan weder! Daar ligt het voor
mij, het oude Irun! Hoe ontelbare malen heb ik u
in mijn droomen voor mij gezien! Hoe vaak heb
ik in de verte aan u gedacht, geliefde stad, waar %ij
vertoeft, wie mijn hart toebehoort! Mijn zoete Ma
nuela, wacht gij op mij? Zijt gij mij trouw gebleven?»
Als door een plotseling onweerstaanbaar verlangen
voortgedreven, stapte de jonge man met haastige
schreden weer voorwaarts, den weg op naar Irun,
van tijd tot tijd in zich-zelf mompelende.
Nog geen vijf minuten later zag hij zich plotseling
tegenover twee grenssoldaten die hier of daar ze
ker in een schuilhoek op wacht hadden gestaan.
»Hij is ’t!« hoorde hij een van hen zeggen.
«Kent gij hem?« vroeg de andere.
De grens tusschen Spanje en
dicht bij Irun langs de Pyreneën.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2’/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Mijnheer Ongaaf is openhartig en rechtvaar
dig. Hij leeft getrouw de burgerlijke wet na.
Zijn woord is onverbreekbaar. Hij is weldadig,
doet veel voor de goede zaak. En toch hij
wordt niet bemind.
«Hij is 't, zeg ik je. Denk aan de honderd duros.
Aangepakt, Salvador!*
En nu voelde de jonge man zich op eens links en
rechts beetpakken, en alvorens hij er op bedacht was,
bevond hij zich in de macht der beide soldaten.
«Wat wilt gij van mij?* riep hij toornig uit. «Kan
men in Spanje dan niet meer vrij langs den weg
loopen
«Geen verzet,* waarschuwde een der soldaten hem
tamelijk angstig en laf«geen verzetWij hebben
de strengste bevelen, en gij zijt een kind des doods,
zoodra gij u verzet.*
«Ik wil weten, waarom gij mij op den publieken
weg aanhoudt en gevangen neemt,* riep de jonge
man buiten zich-zelf van kwaadheid. «Ben ik dan een
dief of moordenaar?*
«Wij kennen u, don Pedro. Geen uitvluchten.*
«Ik heet niet Pedro. Ik heet José Padia en ben
een koopman in kurken uit Burgos,* protesteerde de
aangehoudene rood van kwaadheid.
De soldaten begonnen spottend te lachen, en terwijl
zij hem met geweld de handen op den rug bonden
zei een van hen: «Die smoesjes kennen we, maar
daarmee komt gij niet van ons af. Mij dunkt dat wij
onzen Pedro Ayala wel zullen kennen, de beruchtste
en gevaarlijkste smokkelaar uit de baskische provin
ciën, die reeds menig wakkere grenssoldaat op zijn
geweten heeft.*
«Bij St. Jago de Compostellagij vergist u! Ik heb
niets met Pedro Ayala, of welken smokkelaar dan ook,
uit te staan. Laat mij los, opdat ik mijn pas kan
laten zien. Ik kom direct van Bayonne uit Frankrijk.*
«OnzinAlsof wij niet wisten dat Pedro Ayala de
passen bij dozijnen vervalscht. Gij zijt verraden.
Ditmaal zijt gij allen in den val. Wij weten alles.
I
Uit de Raadszaal.
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Sneek op Zaterdag den 8 October
1898, des namiddags te 6’/a ure.
Aanwezig 12 leden.
Voorzitter de heer Mr. D. Alma, Burgemeester.
Punten van behandeling:
I. Resumtie der Notulen.
De notulen der vorige vergadering worden na le
zing onveranderd goedgekeurd.
II. Mededeeling van ingekomen stukken enz.
De Voorzitter deelt mede, dat een schrijven is inge
komen van den heer Dr. Risselada, dat hij wegens
uitstedigheid verhinderd is, deze vergadering bij te
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
Gelet op het besluit van den heer Commissaris
der Koningin in Friesland van 8 September 11. Ie
Afdeeling M/S no. 1228 (Provinciaal blad no. 98);
Brengen ter openbare kennis, dat de loting van
hen die in dit jaar voor de lichting der Nationale
Militie van 1899 dezer gemeente zijn ingeschreven,
zal plaats hebben in de Concertzaal alhier op Maan
dag den 17den October e.k., des voormiddags ten 10 ure
dat op Woensdag den 19den October d. a. v. ter
gemeente-secretarie door of vanwege de lotelingen aan
vrage kan geschieden voor de getuigschriften ter be-
koming van vrijstelling van den dienst wegens broe-
derdienst of als eenig wettig xoon;
voorts dat om vrijstelling wegens eigen militairen
dienst of dien van broeders te verkrijgen, de paspoor
ten of andere bewijzen van ontslag, uittreksels-Stam-
boeken of bewijzen van werkelijken dienst, ten minste
tien dagen vóór den dag, waarop de zitting van den
Militieraad wordt geopend, ter Secretarie voornoemd
moeten worden ingeleverd.
Sneek, den 11 October 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
Eerste Hoofdstuk.
Onder alle steden in noordelijk Spanje is Irun on
getwijfeld de meest schilderachtig en romantisch ge
legene. Van drie kanten door de zee omgeven, zoo-
als Cadix in ’t zuiden, en slechts door een smalle land
tong met het vasteland verbonden, rijst het voor de
van den zeekant komenden uit de blauw glinsterende
golven van de prachtige golf van Biscaye op, als een
middeleeuwsch overblijfsel uit den geharnasten tijd
van held Roland, die niet ver vandaar, in ’t dal van
Roncesvalles, zijn einde vond, of van dien van den
dapperen Cid.
Naast de naburige, hoofdzakelijk uit moderne villa s
bestaande en druk bezochte badplaats San Sebastiaan,
lijkt Irun met zijn oude, sombere gebouwen, die, dicht
opeen gedrongen, als vestingen op de niet heel groote
rots staan, een tooverbeeld uit lang vervlogen tijden,
dat met zijn wonderlijk uitgetande silhouette bij nacht
uit de spiegelgladde zee is opgerezen en ’t volgend
oogenblik weer als een spookverschijning verdwijnen
moet.
Maar evenzeer als de geschiedenis van Irun tot in
overoude tijden teruggaat, zoo ook zullen er zeker nog
eeuwen voorbijgaan, alvorens de grauwe massive mu
ren van het gemeentehuis, de van de hooggelegen
wonen; eveneens is ingekomen een schrijven van den
heer H. S. de Vries, dat hij verhinderd is bij deze
vergadering tegenwoordig te zijn.
Verder zijn nog ingekomen:
a. een schrijven van den heer H. Brandenburgh
alhier, ongedagteekend, verzoekende de officiëele be
kendmakingen voor de Gemeente vanaf 1 Jan. 1899
gratis te mogen plaatsen in zijn blad.
b. alsvoren van den heer H. Halbertsma, verzoe
kende de opgaaf der koopprijs voor grond aan het
Hooiblok als niet gedaan te beschouwen.
e. Alsvoren van den heer A. van Dissel te Den
Helder, houdende dankbetuiging voor zijne benoeming
tot leeraar in de Hoogduitsche taal en letterkunde
aan het Gymnasium alhier.
d. Resolutie van Ged. Staten, houdende melding
dat de Bouwverordening niet is goedgekeurd.
e. Resolutie van den Minister van Binnenlandsche
Zaken, houdende goedkeuring der verhooging van de
jaarwedde van den conrector aan het gymnasium,
alhier.
een schrijven van den heer A. van Dissel te
Den Helder waarbij hij zijne benoeming tot leeraar
in de Hoogduitsche taal en letterkunde aan het Gym
nasium en de Hoogere Burgerschool alhier niet aan
neemt.
g. Een schrijven van de firma Pouwels Falkena
alhier, verzoekende evenals vorige jaren ook voor
1899 de gemeentelijke bekendmakingen te mogen
plaatsen.
h. Alsvoren van den heer dr. J. L. Chaillet hou
dende dankbetuiging wegens verhooging zijner jaar
wedde.
i. Mededeeling van opgenomen weezen in ’t O.
B.-Weeshuis.
j. Een schrijven van den heer L. Theunissen, Com
missaris van politie verzoekende verhooging zijner
jaarwedde, daar hij thans ook de functie waarneemt
als markt- en havenmeester.
De Voorzitter stelt voor: behalve de adressen
sub. a, g en j, welke bij de betrokken posten der
gemeentelijke begroeting zullen worden behandeld, de
overige ingekomen stukken voor kennisgeving aan
te nemen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt alzoo besloten.
III. Onderzoek der geloofsbrieven van den heer
M. ten Cate.
De Voorzitter verzoekt de heeren Johs. Gorter,
Visser en Pyttersen bedoelde geloofsbrieven te willen
onderzoeken, gedurende welk oogenblik de vergade
ring wordt geschorst.
Na onderzoek, rapporteert genoemde commissie bij
monde van den heer Joh. Gorter dat de geloofsbrie
ven in orde zijn bevonden en de commissie conclu
deert tot toelating van den heer M. ten Gate als
raadslid.
Zonder hoofdelijke stemming wordt alzoo besloten.
IV. Benoeming van een leeraar in de Hoogduit
sche taal en letterkunde aan het Gymnasium en de
H. B. school.
Tot deze en de volgende stemming worden als
stemopnemers aangewezen de heeren Camphuis en
D. Gorter.
De heer A. M. Brouwer te Goes, eenig sollicitant
Waarom niet? Oordeelt I
Mijnheer Ongaaf draagt een slordig kleed:
snede ouderwetsch. Hij spreekt wel altijd de
waarheid, maar deze wordt ruw en hoonend
op zijne lippen. Hij zal u b.v. in uw aange
zicht zeggen, dat gij leelijk zijt, of zoo iets.
Vandaag is hij in zijn knollentuin en houdt
hij van schertsen. Morgen is alles tegenover
gesteld zijne woorden klinken hard, alsof hij
boos ware. Beproeft dan een gesprek met hem
aan te knoopen, hij zal u niet verstaan. Hij
geeft en vraagt telkens: «Wat zegt ge?” Of
wel hij onderbreekt u, te midden uwer rede.
Geraakt hij echter zelf aan ’t vertellen, dan is
er geen einde aan, en ge moet maar toeluis
teren. Hij blaast en niest en hoest, en schijnt
niet eens te bemerken, dat hij u hindert. Loopt
hij iemand tegen ’t lijf, of trapt hij iemand op
de teenen, hij zal zich wel wachten verschoo-
ning te vragen. Bewijst hem een dienst, ’t komt
er niet op aan welken, dank krijgt ge niet.
Nooit zegt hij iemand «goeden morgenof
«goeden avond!” Erger: hij is in staat uw groet
te beantwoorden met: «Wat schelen mij uwe
goeden morgens!” Thuis maakt hij vaak een
leven als een oordeel. Of de buren last van
hem hebben, gaat hèm niet aan, hij is in zijn
eigen huis. Komt hij de kamer binnen, de deur
blijft open staan. Leest gij toevallig eene krant,
hij pakt ze u liefst uit de handen en wil vóór
u lezen. Ligt er een brief op tafel, hij kan niet
nalaten er van terzijde een oogje in te werpen.
Overal neemt hij de beste plaats in en op straat
gaat hij voor niemand uit den weg.
Zelfs de diensten, die mijnheer Ongaaf be
wijst, zijn ontbloot van alle vormen. Hij noo-
digt u bij zich aan tafel en gij vindt er alles,
behalve een hartelijk onthaal, dat toch altijd
de beste schotel is. Hij geeft den arme een
aalmoes, doch kan niet nalaten, hem meteen een
luiaard en opeter van eens andermans goed te
noemen. Zijn neefjes en nichtjes staan hoog
bij hem aangeschreven; toch laat hij nooit de
geringste toegenegenheid blijken. Nooit een
vriendelijk woord, dat zoo weinig kost en vaak
zulk eene groote waarde heeft. Hij heeft de
fraaiste bloemen en heesters in zijn tuin. Vraagt
hem echter niet om een ruiker of om wat zaad,
of om een paar stekjes. Zijne botte antwoorden
verjagen u al den lust. Abrikozen en perziken
laat hij veel liever aan de boomen verrotten,
dan er zijn kleinen neef blij mee te maken.
En als hij voor een enkelen keer eens wat
Waar zijn uw wapens?*
Men doorzocht zijn zakken, terwijl José Padia tel
kens op nieuw bezwoer, dat hij niets met den gezochte
had uit te staan.
De eene soldaat, dien zijn kameraad Salvador ge
noemd had, vond een lederen gordel, dien de gevan
gene onder zijn vest over het hemd droeg en waarin
een zesloops geladen revolver stak, die hij er dadelijk
uitnam.
«En dit dan?* riep hij daarbij triumfeerend uit, «is
dat wellicht een monster kurken uit Burgos? Zijn
dat kurken?*
«Ja, ja,« zei de andere, «dat zijn de kurken die reeds
menig onzer kameraden doorboord hebben.*
«Ik heb mijn permissie-biljet om wapenen te dra
gen,* kuchte de jonge man buiten zich-zelf van woede,
«en niemand in geheel Spanje kan mij verbieden, mijn
revolver bij mij te dragen.*
«Dat zal blijken. Inmiddels behoort gij ons toe,
don Pedro. Gij weet zeker niet dat er honderd duros
op uw hoofd gezet zijn?*
«Loop naar den duivel! Ik ben niet don Pedro.
Laat mij los!*
«Bedaar, bedaar wat. Honderd duros laat men niet
zoo gemakkelijk los. Wij hebben geen lust, ons door
u overhoop te laten schieten Niet loslaten, Salva
dor. ’t Gaat om onze of zijn huid.*
weggeeft, dan luidt het«Ziedaar, ik kan er
zelf toch niets mede doen!”
Zóó ongeveer is het karakter van den mijn
heer, dien ik u wilde schetsen.
Is het eene misdaad, te handelen, zooals mijn
heer Ongaaf deed? Wel neen. Mijnheer bezat
vele uitstekende hoedanigheden, maar daar
moet men in de menschelijke samenleving niet
mee volstaan. We moeten zóó en zooveel jaren
hier op de wereld met elkaar omgaan. Laten
we het ons zelf en anderen niet met opzet las
tig maken. Laat men beleefd, vriendelijk en
gezellig zijn, ’t Kost er immers niets meer om.
Zij, die de handelwijze van mijnheer Ongaaf
moeten verdragen, gevoelen er zich door ge
kwetst en dat behoeft immers zoo niet te wezen.
Wij veroorzaken toch al dikwijls g enoeg
onaangenaamheden aan anderen, zonder het te
willen. Laten wij dit pogen goed te maken
door het aangename van wederzijdsche be
leefdheid.
De beleefdheid, de voorkomendheid is het
beste middel, om de toegenegenheid zijner
nledemenschen te verwerven. Zij is als het
vernis op de meubels. Eene kast uit ruwe
plank is even sterk als eene anderedoch
bevalt zij u evenzeer
Twee menschen zullen gelijk zijn, wat
stand, positie enz. betreft. Maar de eene is
voorkomend, in kleine zaken zelfs dienstvaar
dig, waar de andere denkt«Wat heb ik er
mee te maken!” of zegt: «Hè, wat mot je.”
Heeft de tweede er ook maar eenigszins
voordeel bij?
Geeft de eerste niet zich zelf en anderen
genoegen
Laten we beleefd, voorkomend, niet terug-
stootend zijn.
Roman van WOLDEMAR URBAN.
1.
OURANT,