t> S1EUWS- EJ ADVEfflfflEBUD VOOR SNEEK ES OMSTREKEN. VER IN T ZUIDEN. 53e Jaargang. Zaterdag 15 October 1838. FBÏÏlhLETO®. EEN KONING IN NAAÏÏ. No. 83. Uitgevers: POUWELS BEKENDMAKING. KENNISGEVING. Loting voor de Nationale Militie. KENNISGEVING. VEtINVOËR IN BELGIE. I FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek. Hebt se wat te k°°pen °f te verkoopen, te huren of te verhu ren, vraagt ge dienstboden of biedt ge uw diensten aan, plaats dan deze en alle andere advertenties in dit blad Bij dit No. behoort een bijvoegsel. I VOORBEREIDEND MILITAIR ONDERRICHT. 2. T Al. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sn eek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. De BURGEMEESTER van Sneek maakt bekend dat het Foor&ereidend Militair Onderricht in een der lokalen van »Amicitia” alhier zal plaats hebben op Dinsdags- en Vrijdagsnamiddags telkens van 5 tot 7uur en dat het een aan vang zal nemen op Dinsdag 18 October a.s. dat Jongelieden van 16 tot 24-jarigen leeftijd, die zich nog niet hiervoor hebben aangegeven, in de ge legenheid zijn gesteld zulks alsnog in de zaal te doen op Dinsdag 18 en Vrijdag 21 October a.s. bij den Officier, belast met de leiding van het onderricht. Voorts worden belanghebbende lotelingen herinnerd, dat wanneer zij op het tijdstip hunner inlijving bij de militie in het bezit zijn van het getuigschrift model W, behalve dat zij aanspraak kunnen maken op plaat sing bij het korps en in het garnizoen hunner keuze, vóór andere lotelingen hunner lichting in aanmerking komen voor de opleiding tot eenen graad, indien het Korps, waarbij zij zijn ingelijfd, een onderdeel is van het wapen, voor welks dienst zij voorbereidend onder richt genoten en zij ook in andere opzichten voor die opleiding de noodige geschiktheid bezitten. Ten slotte wordt aan de ingeschrevenen voor de militie, lichting 1899, medegedeeld, dat hun het ge tuigschrift model W wordt uitgereikt, indien zij bij het onderzoek naar hunne geoefendheid in Februari 1899 blijk geven het onderricht gedurende het oefe- ningstijdperk 1898/99 met vrucht te hebben gevolgd, zonder dat hiervoor een 2-jarigen cursus behoeft te zijn doorloopen, wat voor volgende lichtingen beslist vereischte is. Sneek, den 12 October 1898. De Burgemeester voornoemd, ALMA. Roman van WOLDEMAR URBAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, Gelet op het besluit van den heer Commissaris der Koningin in Friesland van 8 September 11. Ie Afdeeling M/S no. 1228 (Provinciaal blad no. 98) Brengen ter openbare kennis, dat de loting van hen die in dit jaar voor de lichting der Nationale Militie van 1899 dezer gemeente zijn ingeschreven, zal plaats hebben in de Concertzaal alhier op Maan dag den 17den October e.k., des voormiddags ten 10 ure; dat op Woensdag den Vèden October d. a. v. ter gemeente-secretarie door of vanwege de lotelingen aan vrage kan geschieden voor de getuigschriften ter be- koming van vrijstelling van den dienst wegens broe- derdienst of als eenig wettig xoon; voorts dat om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of dien van broeders te verkrijgen, de paspoor ten of andere bewijzen van ontslag, uittreksels-Stam- boeken of bewijzen van werkelijken dienst, ten minste tien dagen vóór den dag, waarop de zitting van den Militieraad wordt geopend, ter Secretarie voornoemd moeten worden ingeleverd. Sneek, den 11 October 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. De BURGEMEESTER van Sneek, Gelet op eene missive van den heer Commissaris der Koningin in deze provincie, d.d. 10 October 1.1. 3e Afdeeling Statistiek no. 572 Brengt ter openbare kennis, dat in de »Staatscou- rant” van 9 en 10 October 1.1. eene bekendmaking voorkomt van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken omtrent den veeinvoer in Belgie, van navolgenden inhoud »De Moniteur Beige van 8 October 1898 bevat een ministerieel besluit, volgens hetwelk melkvee den Isten en 15den van elke maand in Belgie wordt toe gelaten langs Watervliet, Selxaete, de Clinge, Santvliet, Esschen station, Esschen dorp, Bar le Due, Achel, Maaseijk en Vise. De ingevoerde beesten moeten eene quarantaine van tien dagen ondergaan. Schapen mogen voortaan langs dezelfde douanen-bureaux en op dezelfde dagen en uren worden ingevoerd als paarden. Dit besluit treedt in werking 15 October 1898.” Sneek, den 14 October 1898. De Burgemeester voornoemd, ALMA. J ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Eerste Hoofdstuk. (Vervolg.) Zij worstelden met elkaar, en daar de zich noe mende José Padia een zeer sterke, een Hercules van een man was, gaf hij de beide soldaten, niettegen staande zijn handen reeds met sterke koorden op den rug gebonden waren, nog werk genoeg. Hij zou hen ongetwijfeld de baas geworden zijn, als hij vrij ge weest was en zijn wapen bij de hand gehad had. Nu echter moest hij zich na een oogenblik van vruch- telooze worsteling in zijn lot wat ’t dan ook zijn mocht schikken, en het doorzoeken zijner zakken werd eindelijk voortgezet. Daarbij kwam, benevens verschillende papieren, die de soldaten zonder ze verder te onderzoeken bij zich staken, een beurs met een aanzienlijke som in Fransch goud- en zilvergeld te voor schijn. Er konden zoowat tusschen 400 a 500 francs zijn. »Ei zoo,« zei de eene soldaat, den schat op de hand wegende, »die kurkenhandel schijnt nog al winstge vend, don Pedro.« »Winstgevender in elk geval, als voor drie realen dagelijks den grenssoldaat te spelen. Maar ik moet er ook voor werken, terwijl gij luilakt en straatroo- verij pleegt,antwoordde de jonge man boos. »Hier is geen sprake van straatrooverjj. Wij nemen worden, daar don Pedro zich daarover natuurlijk niet uitlaat en zelfs ontkent, het hoofd der smokkelaars te zijn en een anderen naam opgeeft. Hier zijn zijne papieren, zijn geld en zijn revolver.» De officier keek eerst naar de papieren en vervol gens naar den man die gebonden voor hem stond en in zijn gezicht zoowel als in zijn kleeding nog de sporen droeg van de plaats gehad hebbende worsteling. »Gij hebt dus een valsche pas bij u, senor?» vroeg hij vervolgens. »Wat drommel, gij ook al, senor kapitein,» viel deze weer kwaad uit. »De pas is goed gij beschouwt mij slechts voor een valschen man. Ik ben niet Pedro Ayala, maar heet José Padia en ben uit Burgos!» Ook de kapitein begon spottend te lachen en be keek den man onderzoekend van ’t hoofd tot de voeten. »Ik wil u wat zeggen, senor,antwoordde hij na een kleine pauze. »Wie don Pedro Ayala kent en weet, hoe vaak hij de overheid al voor den gek heeft gehouden en hoevele misdaden en moorden hij op zijn geweten heeft, die vindt ’t heel verklaarbaar dat hij alle mogelijke uitvluchten zoekt, als hij ein delijk eens in onze handen walt. Gij zijt verraden geworden. Ik kan u nu wel rondweg bekennen, dat nauwelijks een uur geleden bij ons commando te Iran, de, zij ’t dan ook anonieme, mededeeling werd ont vangen, dat gij met een aanzienlijk transport zijde en onder sterk geleide over de grenzen wildet komen. Terwijl gij ’t vroeger zoo dikwijls over de katalonische grenzen of over Andorra beproefd hadt, wildet gij nu eens langs den weg over de Pyreneën naar Iran ko men, waarschijnlijk omdat men op de andere plaatsen uw sluipwegen reeds kent. Maar ik zeg u, ik, kapi tein Enriques di Casciero, hier komt gij er met uw bekende streken niet door. Een zandhoop en een zestal kogels wachten u, don Pedro. Daarop geef ik u mijn woord!» »Ik kan slechts herhalen, senor kapitein,» antwoord de de gevangene verbleekende, »dat ik de gezochte niet ben. In Irun zijn verscheidene menschen die mij kennen, al ben ik er dan ook reeds twee jareu weg. Zij zullen bevestigen, dat ik José Padia en niet Pedro Ayala heet.« »Dat zijn natuurlijk overeengekomen afspraken,» zei de kapitein verachtelijk. »Als gij meent ons daarmee te vangen, dan bedriegt gij u zeer. Wie gij zijt, zal zeker toch wel zijn uit te maken.» »Dat hoop ik ook, senor kapitein.» »Morales!« riep de officier. »Senor kapitein?» »Hebt gij don Pedro Ayala vroeger reeds gezien?» »Ja, te Barcelona.» »Gij kent hem dus?« »Natuurlijk »En gij herkent hem in dezen man?« »Ja. Als u hem in plaats van die slappe baski- sche muts een stijfgeranden Andalusischen hoed laat opzetten, zooals hij dien toen droeg, dan is hij precies dezelfde verschijning van toen.« De gevangene trok de schouders op. »Een toeval, een oppervlakkige gelijkenis of iets dergelijks,zei hij schijnbaar onverschillig, maar men kon hem toch aan zien dat het avontuur hem gevaarlijk begon voor te komen. »Dat zal zich wel ophelderen,* zei de kapitein. »En nu verder. Hoe sterk is uw bende »Blijf mij nu toch met dien onzin van ’t lijf, senor kapitein. Ik heb geen bende!» »Gij weigert dus inlichtingen te geven? Goed. Nog iets. Gij hebt zelf gezegd, dat gij van Bayonne I. In ’t Landschaps-resolutieboek over de jaren 15S01590, eigenlijk een verzameling van bij elkaar gebonden stukken in ons oud-archief berustend, is ook te vinden een brief in Oud- Fransch schrift, gericht tot: Messieurs les Bourg- maistres et Eschevins de la ville Sneeck” en door »Rey” onderteekend. Het zou de le zers misschien wat vermoeien om op dat Oud- Fransch te turen, en daarom zullen wij den brief welke zoo zorgvuldig met groote letters, maar zonder interpunctie, op den 12 Mei 1587 aan de Regeering onzer stad geschreven werd, in ’t Hollandsch weergeven. De onderteekenaar, zich noemende de »buon ami” onzer overheid, en zich den titel van Rey, >Koning”, toekennende, is niemand an ders dan don Antonio, in 1580 pretendent tot den Portugeeschen troon, die door het overlijden van Koning Hendrik, tevens Kardi naal, openkwam. Deze liet natuurlijk geen kinderen, maar ook geen broeders na, en zoo streden zijne neven om den welkomen buit. Van dezen moeten vooral genoemd worden Philips H van Spanje en don Antonio, wiens vader, Ludovicus van Portugal, in ’t geheim gehuwd was met Jolenta, een meisje van onbesproken naam maar van burger-ouders. Anderen willen echter van dit huwelijk niets weten, en onder hen behoorde ook Philips II, d;e Antonio, hoewel, naar men wil, door de Portugeezen als Koning gekroond, als een bastaard en indringer beschouwde en, waar hij slechts kon, vervolgde. Alva drong met een flink leger Portugal binnen en was er in drie maanden meester. Philips II beklom dus in 1580 ook den Portugeeschen troon en stelde 30.000 kronen beschikbaar voor dengene, die hem bericht van zijns tegenstanders dood zou brengen, en even- zooveel -j- een hertogdom voor den eventu- eelen moordenaar. Antonio zwierf echter ze ven maanden lang rond en werd door zijn landgenooten niet verraden. Het gelukte hem op een Hollandsch schip, dat naar Enkhuizen terugvoer, te komen, en werd door den kapitein Cornelis v. Egmond, zelfs toen een Spaanschoorlogsschip hem opeischte, beschermd. Deze toch vertelde, dat hij van Cadiz kwam en de pest onder zijn bootsvolk was uitge- gebroken. Allemaal leugentjes om bestwil, welke den Spanjaard deden afdruipen. Anto nio werd daarop spoedig te Calais aan land gezet en ging naar Engeland, waar hij door Koningin Elisabeth met open armen, in fi guurlijken zin althans, ontvangen werd. Zij begreep toch, dat als het Antonio gelukte de Portugeezen tegen Philips II op te zetten, deze een groot gedeelte zijner troepen uit Nederland zou mceten laten komen en daar door zijne positie hier veel verzwakt werd, ja, misschien een omkeer plaats zou hebben. Zij beloofde Antonio eenige schepen, en ried hem, zich in verbinding te stellen met de Sta- ten-Generaal der Vereenigde Nederlanden. Wij zien dan ook spoedig Eduard de Castro als ambassadeur naar ons land vertrekken en ge- ruimen tijd onderhandelen met den Prins v. Oranje en de Staten-Generaal over het afstaan van een dozijn oorlogsschepen. De kosten werden geraamd op 50.000 c. gulden, maar de Prins v. Oranje kon zich met deze berekening niet vereenigen en deed den kapitein Marten Cornelis Droge uit Vlissingen ontbieden, die in plaats van 50.000, 137.000 gulden noodig achtte. Van de levering van twaalf schepen kwam dan ook niets; in allerijl werden er zes uitgerust, welke op ’t eind van Mei 1582 voor het eiland Belle-Ile (op de kust van Bretagne) voor anker gingen liggen. Met de vloot van Antonio onder Strossi vereenigd, werd den Spanjaarden onder de Markies van Santa-Cruz slaggeleverd maar met ongunstigen afloop. Vele Portugeezen kwamen om en don An tonio moest wederom vluchten. Nu werd Frankrijk zijn toevluchtsoord. Vandaar uit zond hij in 1584 aan onze Staten-Generaal zijn ambassadeurs don Diego Botelho, dien wij straks weder zullen ontmoeten, en don Ema nuel d’ Andrado met verzoek om hier een plakkaat te mogen publiceeren waarin den Nederlandschen kooplui paspoorten werden beloofd, behalve voor levensmiddelen en am munitie. Maar tevens wilde hij gaarne, dat eenige havens werden aangewezen, waarin zijn schepen met den buit, eventueel op de Span jaarden te behalen, zouden kunnen binnenval len. Daarop werden hem Ostende en Sluis aangewezen. Don Antonio was er echter veel aangele gen ook geld en troepen van de Staten-Ge neraal te verkrijgen en hij riep daartoe de hulp in van Koningin Elisabeth. Deze schreef hun dan ook een eigenhandigen brief, in ons u uw eigendom af zooals onze order luidt, en geven het daarna over aan onzen kapitein, ’t Overige zal zich wel vinden. Als ’t eerlijk geld is, zal er voor u niets van verloren gaan. En nu, voorwaarts!» De weg ’t was de groote weg, die van Bayonne en Bordeaux over de Pyreneën naar Irun, San Sebas- tiaan, Bilbao en naar het binnenland van Spanje voert liep met veel krommingen dalwaarts. De bergen, waar hij om heen slingerde, was met kurk eiken, dennenhout en kleiner kreupelhout dicht be groeid, zoodat men zelden een vrij, ruim uitzicht had en meestal slechts op korte afstanden voor zich kon uitzien. Na verloop van omstreeks tien minuten bespeurde het drietal achter een rotsblok een twintig soldaten, die hun geweren bijeengezet hadden en gedeeltelijk in kleine groepjes stonden te praten, gedeeltelijk in ’t gras lagen te slapen of uit te rusten. Hoe nader de beide transporteerende soldaten met hun gevangene bij den grooten troep kwamen, des te moediger en geruster werden zij, en ten slotte schreeuwde een van hen reeds triomfantelijk van verre: »Daar is hij. Wij hebben hem. Geprezen zij de ma donna! don Pedro Ayala zal geen grenssoldaat meer kwaaddoen. De officier van den troep trad vooruit. »Wat is er, Morales?» vroeg hij. »Senor Kapitein,» antwoordde de gevraagde haas tig, »wij hebben een gelukkige vangst gedaan. Pre cies zooals ons overgebracht werd, kwam don Pedro Ayala, dien u hier voor u ziet, ons op den weg tege moet, waar wij hem juist pakten toen hij zich over tuigen wilde dat de weg voor zijn lieden veilig was. Of dezen nu ook komen en wanneer zij volgen zullen en hoe sterk zij zijn, hebben wij niet gewaar kunnen -n-- en ge geeft daaraan voor weinig kosten eene flinke publiciteit. OU RANT. N r I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1