ft
NIEUWS- H AWVERTEJiTlEBLA»
VOOR SBH EB MSTREffl.
Ministerie van Biiiteilantte Zaten.
I
VER IN T ZUIDEN.
53e Jaargang.
Woensdag 19 October 1898.
FEUILLETON.
i
J
i .1
Uo. 84.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek.
BEKENDMAKING.
KENNISGEVING.
Over Genieën.
KALVERMARKT
B.s
„Invoer van vee in België.”
I 3
s J
a a I a
g
a 2 8
5.
ge-
j
si d
;een woord. Maar uit zijn
1
i
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
1
d
a a
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
meente Sneek maken bekend, dat de tweede
alhier, dit jaar invalt op Maatsdag den 31 October e. k.
Sneek den 18 October 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
heid, welke men van den oude niet zou verwacht heb
ben, liep hij over ’t oneffen plaveisel met zijn diepe
kuilen en modderplassen, waar men zelfs met gezonde
beenen gevaar liep den hals te breken.
Bij de Rua del Mar bleef hij staan en luisterde een
oogenblik. Hij kon heel duidelijk het plassen en mur
melen der branding hooren, die tegen de ommuring
der straat brak. De Rua del Mar stond op een over
oude kaai, die een soort borstwering vormde tegen
de zeezij had slechts aan den eenen kant, naar de
stadzijde, huizen, terwijl de andere kant begrensd werd
door een muur, die direct naar zee afliep en hoege
naamd geen ruimte aanbood voor welk soort van ge
bouwen dan ook. De muur stak nagenoeg een meter
hoog boven de straat uit, zoodat men daaroverheen,
bij helder weder gemakkelijk de zee kon overzien.
Nu echter ging dat niet, want de zee lag daar als een
oneindige zwarte massa, wier ruischen en fluisteren
geheimzinnig en raadselachtig klonk als het ademhalen
van een vormeloos reusachtig dier.
Desniettemin wierp Jeronimo, staanblijvende, een
snellen blik uit zijn valkenoog over de watervlakte,
alsof hij de duisternis wilde doorboren. Maar hij zag
en hoorde niets. Slechts het eentonige, gelijkmatige
geraas der branding trof zijn oor. «Ik ben nog te vroeg,”
mompelde hij en verwijderde zich haastig van den
muur en liep naar de deur van een daar tegenover
staand armoedig huisje, welke de visschers of andere
arme menschen aan de kust gewoonlijk bewonen, ’t
Had verweerde grauwe muren, drie of vier meter hoog
een oude houten deur, van binnen met een dwarsbalk
gesloten; rechts daarvan een venster, waarvoor een
houten luik, en boven dat alles een plat dak, vanwaar
een blikken pijpje het regenwater naar de straat voerde.
Jeronimo keek voorzichtig om zich heen, en eerst
1
van woede volgde.
In elke verdere straat groeide de menigte nog meer
aan en werd het geschreeuw gedurig erger, en toen
men eindelijk bij het gemeentehuis aankwam, was bijna
de geheele Plaza de la Constitucion vol van een schreeu
wende en levendig gesticuleerende menigte.
Slechts de oude Jeronimo had zich uit de voeten
gemaakt; niemand wist waarheen. Bij de algemeene
opgewondenheid, bij de moeite die men deed, den
grooten Pedro Ayala te zien, had niemand natuurlijk
tijd op den ouden kreupelen Jeronimo te letten.
Tweede Hoofdstuk,
de menschen willen slapen,» viel de korporaal hem
in de rede, al scheen deze zich dan ook gestreeld te
gevoelen door het enthousiasme door ’t zien van zijn
gevangene bij den oude verwekt.
«Wat, slapen?* schreeuwde Jeronimo door, terwijl
hij met inspanning van al zijn krachten naast het
escorte voortmarcheerde en daarmee in den pas tracht
te te blijven. «Wie kan slapen bij zoo'n bericht!
Allen zullen het weten en hoorenPedro Ayala is ge
vangen j Pedro Ayala, de groote rooverhoofdman, de
verschrikkelijke smokkelaar, de koning der Pyre-
neesche wildernis! Hoezee! De kop er af! De kop
er af!”
In de deuren verschenen eenige menschen, mannen
en vrouwen, met ontstelde, nieuwsgierige gezichten,
en door het geschreeuw van den oude, dat gillend door
de stille straten klonk, kwamen van alle kanten de
inwoners opzetten, om den beroemden Pedro Ayala
te zien, die destijds in de Pyreneën een soortgelijke
rol speelde, als wijlen Fra Diavolo of Rinaldo Rinaldini
in de Abruzzen. Nieuwsgierig kwamen zij van alle
kanten aanloopen, alsof er een wild dier te zien was,
half gekleed: de mannen in hemdsmouweu, de vrou
wen in onderrokken, met verwarde haren; krijschend
en schreeuwend dansten zij om den jongen man heen,
staarden hem van zoo nabij mogelijk in ’t gezicht, spuw
den en sloegen naar hem. De soldaten hadden heel
wat moeite, den gevangene tegen nog verder gaande
beleedigingen te beschermen.
De jonge man zelf zei geen woord. Maar uit zijn
gelaatstrekken sprak een diepe, bittere verachting van
het gepeupel dat hem omringde. Zoo nu en dan, als
de een of ander te dicht bij hem kwam, stiet hij met
den voet naar hem, zooals men een ruidigen hond
wegschopt; waarop dan telkens een luid geschreeuw
a
O
U3
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Nauwelijks had zich de groote deur van het ge-
meentepaleis achter het eskorte met zijn gevangene
gesloten, of Jeronimo sloop onopgemerkt weg. Hij
keerde niet terug in de richting vanwaar hij zoo straks
gekomen was, maar wendde zich naar het noordwes
ten, naar den zeekant van de stad. De kleine, vuile
straten, waarvan hij gebruik maakte, liepen tamelijk
sterk en steil neer van de Plaza de la Constitucion,
welke het hoogst gelegen punt van de stad uitmaakt.
Voorzichtig sloop Jeronimo dicht bij de huizen
langs. Hij scheen er belang bij te hebben, onopgemerkt
zijn doel te bereiken.
Het weder was snel veranderd. De hemel was be
wolkt en een stevige westenwind bracht uit den oce
aan wolken-massa’s over, die den horizont geheel be
dekten en de duisternis in de straten van Irun dus
nog deden toenemen, ’t Was dus geen moeilijke taak
voor Jeronimo, onopgemerkt de rij huizen te bereiken,
die onmiddellijk bij de zee stonden, vooral waar hij thans,
nu hij alleen was, niet meer zoo kreupel scheen als
straks voor de menschen. Met een lenigheid en vlug-
De mensch, het wezen met verstand
ontwikkelt dat verstand in eene richting, die
hij zelf aangeeft, die een ander aangeeft, maar
ook vaak, die het toeval aangeeft. Hoe-
vele sterren aan den wetenschappelijken hemel,
aan den kunsthemel zouden niet geschitterd
hebben, als het toeval die sterren niet had
ontdekt.
Maar ook, hoevele sterren, zich-zelf onbe
wust van hun vermogen om te schitteren,
zouden in de duisternis zijn gebleven, als niet
een vaste hand ze had geleid, den weg aan
gewezen, om sterren te worden.
Toch houden wij het meeste respect voor
die genieën, die door eigen wilskracht, strij
dende vaak tegen bijna onoverkomenlijke hin
derpalen, zich een weg banen, zich verheffen
boven de menigte, die in bewondering hunne
vlucht gade slaat.
Bij die genieën is veel op te merken, veel
meer, dan in een kort artikeltje kan gezegd
worden. We zouden kunnen spreken over
geesten, werkende in een tijd, die hen niet
begreep; geesten, die eerst na hun dood de
erkenning verwierven, die de tijdgenooten niet
gaven.
Over zoovéél is te spreken.
Nemen we Rembrandt, de groote Holland-
sche meester in de schilderkunst. Hij maakte
zijne reis naar Den Haag met zijn eerste stuk.
Hij landde gelukkig aan, wist eene som voor
zijn stuk te verkrijgen, die in zijne oogen
groot was. Hij had de aansporing van bin
nen; zijne geest was in staat veel voort te
brengen. Maar de aansporing van buiten
was zij niet de drijfster, die hem dreef, zijn
geest te laten werken.
8^ 9
De BURGEMEESTER van Sneek,
Gelet op eene missive van den heer Commissaris
der Koningin in Friesland, dd. 12 October 11. 3e Afd.
Statistiek no. 577;
Brengt ter openbare kennis de navolgende in de
Staatscourant van 12 dezer geplaatste bekendmaking
van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken inzake
den veeinvoer in België.
Nader wordt ter kennis van belanghebbenden ge
bracht, dat de openstelling der Belgische grenzen
voor melkvee voorshands uitsluitend betreft koeien,
die reeds gekalfd hebben, en dat de quarantaine is
gesteld op minstens 10 dagen.
De uren, waarop de invoer kan plaats hebben, zijn
vermeld in onderstaande tabel:
a
-
r
I P
fe
’s Avonds maakte de vader met eenige
vrienden soms muziek. En de kleine Franz
scheen zóózeer daardoor aangegrepen, dat hij
wellicht eerder de noten dan de letters kende.
Opelf-jarigen leeftijd kwam hij mededingen
om koorknaap der keizerlijke kapel te wor
den. Salieri, de kapelmeester, was verwon
derd over hetgeen de knaap wist. Hij werd
zóó knap bevonden, dat hij als onderscheiding
eene beurs aan het Convict (een soort conser
vatorium) kreeg. Van 1808 tot 1813 bleef
Schubert er. Hij toonde veel ijver voor de
practische muziek en, wanneer de leerlingen
eene uitvoering gaven, speelde hij de eerste
viool of dirigeerde. En ze ondernamen zelfs
moeilijke stukken van Hayden, Mozart en
Beethoven. Zijn leermeester, Salieri, die van
hem hield, wilde hem de Italiaansche richting
opdrijven en schuwde de Duitsche.
Maar Schubert hield zijn eigen richting.
In het Convict waren de leerlingen als in
eene gevangenis, nooit buiten. En ’t eten
was niet voldoende. Welk een zucht van
verlichting slaakte Schubert, toen hij in de
wereld kwam. Maar ook met angst. Want
zijn vader wilde niet, dat hij zich aan de kunst
ging wijden. Hij kwam dus bij zijn vader
als ondermeester. Vervelend voor hem. Maar
toch, hij kon buiten de schooluren de vrije
lucht in ademen. De geluiden, het licht, de
kleuren des hemels, de adem van den wind,
dat alles stroomde hem dan vrijelijk toe. Dat
bracht hem melodieën, die zijne ziel harmo
nisch en rythomisch deed trillen.
Drie jaren was hij ondermeester. Toen
bracht een al te harden oorvijg, door hem
aan een meisje toegediend, zijn ontslag, Eene
betrekking kon hij niet krijgen. Zwervende
ging hij rond, spoedig in gezelschap van twee
dichters en twee schilders, die ook, als hij,
niet erkend werden door het volk.
Hoevele liederen, en groote stukken heeft
hij toen niet gemaakt. Armoede noch on
dank konden zijne hartstocht voor de muziek
blusschen, zijne muze verwijderen. Altijd was
zijn gemoed in beweging; op alle plaatsen
kon hij zich afzonderen en de melodieën, die
zijn hart deden trillen, opteekenen. Als zijne
vrienden hem wat laat in den morgen kwa
men bezoeken, vonden zij hem aan eene tafel
of nog te bed, bezig met muziek te schrijven.
Hij droeg hun dan vaak zijne nieuwe liede
ren voor, ze zelf op de gitaar begeleidende.
I
J 8
EH
T.
g
a
O C5
- 2
s g C
s
J J g
w
03
tz;
-> o'
S
„S3
tri E g
Een voorbeeld, hoe een verborgen genie
werd ontdekt.
’t Was in ’tjaar 1479. Jan van Eijk, de
groote schilder, de uitvinder van het schilde
ren met olieverf, wandelde langs de ziekbedden
in het Sint-jans hospitaal te Brugge. Een
stuk, dat nog op den schildersezel stond, trok
zijn oog. Daar omheen lagen een palet en
een paar penseelen, die de kunstenaar ge
bruikt had, maar de kunstenaar zelf was er
niet.
Aan wie behoorde de schilderij?
«Wie is de schilder van dat doek?* vraagt
Van Eyk. De ziekenzuster antwoordt, dat ze
eene arme, gewonde soldaat heeft opgenomen.
Uit dankbaarheid wilde deze iets schilderen.
Er werd voor verf, penseelen, enz. gezorgd.
«Zeker zal er in zijn geschilder niet veel waarde
steken,” zegt de zuster.
>Niet veel waarde,* viel Van Eyk haar in
de rede. «Waar is die man?”
De verpleegster bracht hem bij den zieke,
er bij voegende: »De soldaat is erg ziek. En
het mislukken van zijn werk heeft hem in
die mate getroffen, dat de koorts nog erger
is geworden.*
Van Eyk liep met driftige stappen naar het
tied van den zieken militair, nam, bij ’t bed
gekomen, zijn muts af en riep in vervoering:
«Broeder in de kunst! Verhef u van uw ziek
bed en rijs op uit het graf der onbekendheid,
waarin gij reeds te lang begraven laagt. De
talenten, die gij bezit, zullen u beroemd en
groot maken.*
En Jan van Eyk verheugde zich, voor
de wereld een kunstenaar ontdekt te hebben.
En de soldaat werd beter, en hij werd de
beroemde schilder Hans Memlinc, de eer en
de kroon van zijne geboortestad Brugge. Hij
werd de groote kunstenaar, wiens meester
stukken in vele museums gevonden en altijd
onder de kostbaarste stukken gerekend zullen
worden.
Een voorbeeld, hoe iemand, ondanks vele
moeilijkheden, zich een weg baant, vinden we
in den grooten toonkunstenaar Franz Schu
bert.
Hij werd geboren in 1797, in een klein
huisje van eene voorstad van Weenen. In
dat huisje van ééne verdieping leefde zijn
vader met veertien kinderen. En het school-
meestersvak was toen vooral geene rijkrna-
kerij.
Eerste Hoofdstuk.
(Vervolg.)
«Wie anders? Wij hebben hem! Eindelijk hebben
wij hem gesnapt, en Spanje kan rustig slapen. Zijn
grenzen zullen niet meer door roof en moord veront
rust worden.*
Jeronimo strompelde vreeselijk opgewonden naar den
gevangene toe en hield zijn hand boven het eene oog
waarvan hij zich nog bedienen kon, om scherper te
zien. De blik, die uit het grijze met dikke donkere
wimpers beschaduwde oog viel, had iets roofdier
achtigs., iets verschrikkelijks en toch ook iets dat
verrassing uitdrukte. Maar toen hij den man had
aangekeken, vloog een heimelijke grijnslach over zijn
gelaat; een lachje van leedvermaak gleed over zjjn
lippen, dat echter op ’t zelfde oogenblik ook weder
verdween.
«Caramba, dat noem ik een vangst!* riep hij opge
wonden uit. «Roem en eer, wien zulks gelukte!*
Leve onze dappere grenssoldatenHolla, wij hebben
hemPedro Ayala, spitsboef die ge zijt, hoe voelt
gij u nu? De kop er af en daarmee uit! Bij de
heilige madonna del Pilar, hij is een kop te lang.
Er af er mee! Holla, dat’s een blij bericht! He
«Schreeuw toch zoo niet, Jeronimo, ’t Is avond, en
S I
Sneek den 17den October 1898.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
Roman van WOLDEMAR URBAN.
3. -
a
a
s a
OU RANT.
N
o
o
A
i
r
i.
d
f
tc
a
8
"o
g
co
CQ
I
i
3
3
3
l.
O
Iri co
8
8
d
d
o
O
a
-« m Q
a>
K
g
g-g
ss' s
tri g
H 2 CO
1-1 i.
A A
o
•-Ö
12 J5
■ZJ
00 w
S
o
2
-
g.o
o
o -S '43
S. 8 IS
Ü5 "S' M W
3^
PH -4-3 O Q
>5 7) S K S Cj
bo
c
O
tg
s
o
-ö O