NIEUWS- KU AÖIBWIIBL1I) VOOR SMI ES MSMffi'. Vondel in Burgemeesterskamer. r VER IN T ZUIDEN. xto. se. Woensdag 26 October 1898. 53e Jaargang. FEUILLETON. in dit blad Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek. KENNISGEVING. Binnenlandsch Nieuws. I lil 1 I nen: laat. •d, Hebt gij or 1. L den hier Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. gemaakt heeft over den invloed maag, longen, hart en huid. De eerste en voornaamste regel is nooit voor het ontbijt te rooken en in het algemeen niet met eene ledige maag. Dat werkt zeer schadelijk op de spijsvertering. Rookt nooit gedurende lichamelijke inspanning, als f- ing- 3 en De ede De )jes. ren. len- zij liet. >or- n fs Zooals de lezer weet, wordt Vondel onze dichtervorst genoemd, om zijne zangerige, groot- sche gedichten, die, hoewel de taal verouderd is, nog altijd den lezer vol vereering naar den ouden bard doen opzien. Zijne ouders woon den in Antwerpen en trokken in 1585, toen de stad door de Spanjaarden werd ingenomen, naar Keulen, waar Joost in 1587 geboren werd. Later trok het gezin naar Amsterdam. Vondel kreeg daar een kousenwinkel. Veel verdriet heeft de groote dichter gehad van zijn zoon. Zijne zaak ging te niet, zoodat eindelijk de bur- gemeesteren van Amsterdam den ouden man 1 Peseta 1 franc. baarheid van een gemeenebest! was het wonder, dat de nog altijd forsche wenkbrauw bogen zich een oogenblik fronsten met al de verontwaardiging, die den dichter in zijn krach- tigsten tijd had gemerkt? Toch was het maar een voorbijgaande wolk. Daar gloeide uit de bruine kijkers het zelfbe wustzijn der zege, hem bij het nageslacht ge waarborgd het bewustzijn der onsterfelijkheid, door hem verdiend, als zij, die hem brood ont hielden, als de patriciërs zouden vergeten zijn Rembrandt van Rijn, op! wat toeft gij dien blik te vereeuwigen. Het is te laat, de gloed verflauwt reeds, Vondel buigt zich voor het besluit van burgemeesteren. «Het zou kwalijk passen, heer van Ouds- hoorn!” zegt hij, den stoel afwijzende, dien deze, opgesproken, voor den getroffen grijsaard bijschoof, «maar het aanbod teekent uwe heusch- heid.” «Burgemeesteren ontslaan u, doch met be houd uwer wedde, vader Vondel!” vertroost hem de niet slechts adellijke, maar ook edel aardige man. «Heb dank, heeren, heb dank!” en onwille keurig strekte hij de handen uitGilles Val- ckenier, die ter zijde ging, gevoelde zich niet waardig ze te drukken, «heb dank voor dat ontslag uit mijn kerker «Spijs overmorgen ten onzent,” besloot van Vlooswyck. «Ge zult mijner huisvrouw en mij genoegen doen.” En Vondel was voor de laatste maal in Burgemeesterskamer geweest. en ge geeft daaraan voor weinig1 kosten eene flinke publiciteit. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek brengen tér openbare kennisdat het Supple toir Kohier van de BELASTING OP DE HONDEN, dienst 1898, goedgekeurd door heeren Gedeputeerde Staten van Friesland, aan den Gemeente-Ontvanger ter invordering is ter hand gesteld en een ieder ver plicht is zijn aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen dat een afschrift van dit Kohier van den 26 dezer, gedurende v ij f maanden ter Secretarie dezer gemeente ter inzage is nedergelegd, alle werkdagen van ’s mor gens 9 tot ’s namiddags 1 uur. Sneek, den 25 October 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. Hebt ge wat te koop en of te verkoopen, te huren of te verhu ren, vraagt ge dienstboden of biedt ge uw diensten aan, plaats dan deze en alle andere advertenties Het rooken. Het is bekend, dat ons land de twij felachtige eer geniet boven aan te staan op de lijst der «rockende naties» en dat ieder Nederlander per hoofd jaarlijks 3.4 kilogram tabak verbruikt. Voor onze lezers, die medewerken om die groote massa tabakjjaarlijks in rook te doen opgaan, is het niet ondienstig te weten, welke wenken een Duitsch officier van gezondheid geeft, die een veeljarige studie van tabak op tanden, ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bjj abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2 7, cent. Groote letters naar plaatsruimte. «Ja. Morgen avond ben ik) te Madrid, iets te melden?» «Ik heb heel wat meê te deelen.» «Voor den dag er dan mee! Gij weet immers wat gij aan mij hebt. Heb ik ooit een mijner lieden in den steek gelaten? Laten ze maar een ellendige hon derd duro's op mijn hoofd zetten. Mijn lieden zullen weten, dat zij ten allen tijde het dubbele en drie dubbele voor hunne diensten van mij kunnen krijgen.» «Dat is ’t niet, uw genade, maar ’t betreft de vei ligheid uwer bewaarplaats.» «Wat duivel zegt gij daar?« «Luister dan. U weet wat hier gebeurd is. Ik heb den brief aan de hoofdwacht der grenssoldaten bezorgd, zooals uwe genade bevolen had.« «Welnu? Heeft er eene vergissing plaatsgehad?» «Neen. Integendeel. Alles is voortreffelijk gegaan, en de soldaten zijn op een enkele uitzondering na in de bergen, waar zij vermoedelijk den geheelen nacht op uwe manschappen zullen wachten.» «Verder. Ik zie daarom nog volstrekt niet in, waardoor de veiligheid mijner bewaarplaats bedreigd zou zijn.« «Het toeval heeft gewild dat men in de bergen den minnaar van de kleine Manuela gepakt heeft. «Wat raakt mij dat?« «Een oogenblik geduld. Men heeft den jongen man, die José Padia heet, gevangen genomen, omdat men hem voor den beruchten smokkelaar Pedro Ayala aanzag.» «Wat? Men heeft hem voor mij aangezien? Bij San tiago de Compostella, dat ’s een vervloekte grap. En wat zegt mijn dubbelganger daarvan?» «Wel, deze verzet zich uit al zijn macht tegen die onverdiende eer. En als hem toevallig te binnen op 't zelfde oogenblik sprong met buitengewone be hendigheid een jongman uit de bark in de gang. Zoowel Jeronimo als Isabel schenen een buitengewoon respect te hebben voor den aangekomene. Zij nader den hem haastig en kusten met onderdanige houding zijn rechterhand en den afhangenden kwast van zijn Sjerp. De aanvoerder der smokkelaars was in de gewone bas- kische kleederdracht een donkere zachte wollen muts, een kort spaansch wambuis, roodzijden sjerp, van boven nauwsluitende en beneden wijd uitloopende broek. De jonge man had een knappe kop met een zekere woeste, trotsche uitdrukkingstoute levendige oogen, vol kracht en vuur; de roode lippen buiten gewoon fraai en fijn gesneden; het baardelooze, net jes geschoren gezicht had een olijfkleurige, bloede- looze tint. De jonge man gaf reeds door zijn ge biedend optreden en zijn vastberaden, koene houding den indruk van voornaamheid, welke ook zijn een voudige kleederdracht niet kon wegnemen. De gespierde handen waren zoo zacht en blank, als men die slechts in de hoogste spaansche kringen gewoon is te zien. Een zekere gelijkenis met den door de grenssoldaten gevangen genomen José Padia was ongetwijfeld aanwezig, zoowel in gestalte en leeftijd als ook in ’t gezichtmaar hier waren de trekken veel krachtiger, gedecideerder, meer sprekend als daar. Het geheele wezen van den jongen man drukte een zich-zelf bewuste meerderheid, een adel lijk trotsche ongegeneerdheid en onverschrokken kracht en stoutheid uit. «Alles in orde?« vroeg hij haastig en zacht. «Wij zijn geheel op uw komst voorbereid, don Pe- dro», antwoordde Jeronimo. «Vooruit dan, vooruit!» drong don Pedro haastig aan, zich eenigszins vooroverbuigende naar de zee, waar de bark lag. Een ijverige, ademlooze, haastige bezigheid ving aan. Kleine in zwart waterdicht wasdoek gepakte pakketten vlogen uit de bark de gang in, waar zij door Pedro, Jeronimo en Isabel in ontvangst geno men, en, van hand tot hand toegeworpen, naar het binnenste van de gang gebracht werden. Meermalen viel door het dansen van de bark of ook tengevolge de fabelachtige snelheid waarmee de menschen werk ten, een pakket op den grond, en dan bespeurde men door de gebarsten omhulsels, dat het zijdenstof fen, zware doeken, shawls en vooral de in Spanje zoo geliefde mantilles bevatte, die door de schoonen van Madrid en Andalusië vaak met enorme prijzen betaald worden. Elk dier pakketten vertegenwoor digde zeker een handelswaarde van duizend of meer peseta’s*), en de menschen wierpen er nog altijd maar nieuwe balen in. Toen de eerste bark leég was, volgde een tweede, ten slotte een derde louter zijden goederen. Het liep hier werkelijk over een zaakje van verscheidene honderdduizende francs. Don Pedro scheen onder ’twerk bijzonder goed geluimd te worden. «Vooruit, kinders, vooruitriep hij zijn makkers meermalen opbeurend toe, «er moet van nacht nog heel wat gebeuren. En dat niets nat worde en er vooral geen sporen achterblijven!* «Uwe genade zal hier van nacht uitrusten?* vroeg Jeronimo. «Waar denkt gij aan, oude! Binnen een half uur is alles afgeloopen en ben ik weer op weg naar San Sebastiaan.» «Naar San Sebastiaan?* moesten helpen. Hij werd suppoost in den lombard en had zoodoende een bestaan. Maar wat een man, om panden op te schrij ven in de boeken van een bank van leening. Vondel, de dichter van zóóveel schoons, moest zich bezig houden met een dor werk als de noteering van den inbreng en het aflossen van huisraad en oude kleeren. Brachten misschien ook de jaren verstrooidheid mede, zijn dichter lijken geest zweefde in sferen, waar geen oude meubelen enz. verpand werden. Geen wonder dat een opwellend dichterlijk idee, een vers, hier en daar in de boeken de plaats innam, waar de namen der panden moesten staan. Eindelijk zagen dan ook Amsterdams burge meesteren zich genoodzaakt, den grijsaard, die van zijn 70ste jaar in den lombard werkte, te ontslaan. Vondel werd in de burgemeesters kamer van het stadhuis (nu Paleis) op den Dam geroepen. Treffend teekent ons Potgieter deze laatste reis van den grijzen dichter naar het stadhuis Het zou wenschenswaard geweest zijn, wan neer zich Rembrandt op den lOden Augustus 1668 in Burgemeesterskamer te Amsterdam bevonden had, om de flinke groep, die zich aldaar voor zijne hand opdeed, op het doek te brengen. Daar zat de strenge Reynst tegenover den kunstlievenden Vlooswyck, en den hoffelijken Oudshoom dubbel innemend bij den sluwen Valckenier neder. Er was nog een vijfde, op wien de schilder misschien het hoogste licht had doen vallen, al stond hij maar van verre, halfweg tusschen de tafel en den drempel, al wachtte hij, dat het woord tot hem zou worden gericht, eer hij, na de zwijgende groete, den mond opendeed. Echter was die man ouder dan een dier aan zittende burgemeesterende tachtig reeds voorbij, hadt ge er hem, om rechtheid van schouders en vastheid van knieën, bij den eer sten aanblik nauwelijks zeventig toegekend; een flinke fraaie type des ouderdoms, als zich de waardigheid, hem door de natuur verleend, daar niet had moeten buigen voor de waardig heden, door de samenleving aan geboorte en fortuin verknocht. Rembrandt zou hem op den voorgrond hebben gebracht, dewijl zijne gelaatstrekken het in uitdrukking wonnen van die der vier burgemeesteren, dewijl de weinige witte lokken den kalen schedel sierlijker ston den, dan een der grillige hoofdtooisels der ge- Tweede Hoofdstuk. (Vervolg.) Juist kwam een breede, kolossale golf aanrollen, die hem van ’t hoofd tot de voeten doornat maakte. Hij lette er niet op en nam slechts ’t licht, om ’t wat hoo- ger te houden, voor ’t geval de golven soms mochten beletten het te zien. En daarop antwoordde hij met een soortgelijk geschreeuw als zoo pas had weer klonken. Er verliepen eenige oogenblikken vol gespannen ver wachting. Er hing toch van eene gelukkige landing der nachtelijke expeditie niet slechts een enorme winst, maar in den letterlijken zin van ’t woord dood en leven der deelnemers afwat ook denjstoutmoedigsten man op zekere oogenblikken den adem bezet. Plotseling plasten luid een paar roeiriemen in ’t water. «Wat 's dat voor een lompe zet?* vroeg een snij dende, gebiedende stem. En daarop verscheen, als uit het water opgetooverd, zonder dat Jeronimo zou kunnen zeggen waar zij van daan gekomen was, een sterke, door vier roeiers be diende bark voor de opening, die, door de bran ding gedragen, onrustig op-en neer danste. «Opgepastklonk nogmaals de kommando-stem, en tabberden. Wij mogen het eerst later doen; want de voorzitter Reynst heeft in een bundel bescheiden nog het stuk niet ter hand, dat den oude betreft. De oudedien viermaal twin tig jaren levens niet het eenige goed hebben gewaarborgd, dat op zijn leeftijd nog lust tot leven geeft: de onafhankelijkheid. Grijsheid heet ’s levens krone, en wie is er, die het weerspreken zal, mits men haar niet in gebo gen houding voor menschen hebbe te dragen Wij keeren terug in Burgemeesterskamer. «Ei lievewenkt Reynst den jongsten zijner ambtgenooten. en onze grijsaard heeft nauwe lijks het atbreken der stilte opgemerkt, of het klinkt hem toe: «Tree nader, Vondel!” «Als ge ’t mij gunt, heer Valckenier!’’ ant woordde de grootste man, dien Amsterdam binnen zijne muren had. Onder het naderen streek de rechterhand, die zoo menig meester stuk schreef, zachtkens de weinige overgeble ven haren uit het gezicht; want aandoenlijker dan bij Göthe, golden bij hem de woorden van dezen Ach! die Scheitel umwallt reichlich die Locke nicht mehr. Da bedarf man der Kranxe, sich selbst und Andre %u [tauschen Maar welk een krans had Holland voor hem gevlochten? Welk een krans vergunde het hem, dat hij zich zelven om den naakten sche del wond? Suppoost in de Banck van Leeninghe, stond hij daar in eerbiedige houding voor mannen, die zijne zonen hadden kunnen zijn. De dich ter van Lucifer” sedert tien jaren suppoost in den Lombard, door voorspraak van Anna van Hoorn, vrouwe van Vlooswyck. «Vondel!” sprak Reynst, het deert mij het u te moeten zeggen, maar de vroegere klachten over verzuim in het boeken der panden, heb ben zich herhaald; uwe jaren klimmen.’’ Eere hebbe het hart des burgemeestershij verweet hem ten minste niet, dat hij in den Lombard verzen schreef. «Vast een entachtig, heeren!” trilde het. «En dus hebben burgemeesteren besloten u te ontslaan.” Reynst hield op. Reynst zag zijne ambt genooten een oogenblik aanzij waren als hij, getroffen door de uitdrukking van het gelaat van Vondel, bij die woorden. Wat er in het gemoed van dezen omging, wie beschrijft het u Broodsgebrek in den ouderdomde dank- ies. al i in jes. ijn. ial, Roman van WOLDEMAR URBAN. 5. OU RANT. N I i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1