t>
NIEUWS- BS ADÏBBTE1ST1EIILA»
VOOR SU» ES OMSTREKEN.
i
Iets over lol gesHl Harinima.
VER IN T ZUIDEN.
FOILLÏTOH.
h
ITo. 90.
Woensdag 9 November 1898.
53e Jaargang.
Officiëele Advertentiën.
KENNISGEVING.
BEKENDMAKING.
in dit blad
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek.
4
ff.
de
4
Oproeping vrijwilligers voor de
Nationale Militie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Sneek,
Gelet op art. 9 van het Koninklijk besluit van den
17den December 1861 (Staatsblad no. 127, laatst ge
wijzigd bij de Koninklijke besluiten van 22 Juli 1892
(Staatsblad no. 179) en 26 September 1898 (Staatsblad
no. 214);
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tyde aangenomen.
V
Héél vrij vertaald:
»Geef gastvrijheid, meisjeshart,
Geef ze mij voor ’t heele leven;
’k Ben nu toch geen zeemeeuw meer
Heden komend morgen zwevend.*
4FV .AT
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Sneek, brengen, ter voldoening aan het bepaalde bij
de artt. 17, 18 en 19 der wet op de Inkwartiering ter
openbare kennis:
dat de lijst, bevattende de namen der inwoners, die
voor het verleenen van inkwartiering en onderhoud
van militairen in aanmerking komen, bij hun besluit
van heden is herzien;
dat die herziene lijst is aangeplakt en gedurende 14
dagen, ingaande den 9 November e. k., ter secretarie
voor een ieder ter inzage zal worden nedergelegd en
dat de bezwaren tegen die lijst, binnen 14 dagen na
afloop van den tijd voor de inzage bestemd, schrifte
lijk moeten worden ingediend.
Sneek, den 5 November 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
KINGMA, L.-Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
Roepen op zoodanige ingezetenen, die verlangen als
vrijwilligers bij de Militie op te treden, om zich daartoe
aan te geven ter gemeente-secretarie in de gewone bu-
reau-uren.
Om als vrijwilliger bij de Militie te kunnen worden
aangenomen, moet men ongehuwd of kinderloos-we-
duwnaar ingezeten wezen, voorts lichamelijk voor den
dienst geschikt, ten minste 1.56 M. lang, op den Isten
Januari van het jaar der toelating als vrijwilliger het
19de jaar ingetreden zijn en het 35ste jaar niet vol
bracht hebben, tot op het tijdstip der toelating aan
zijne verplichtingen ten aan zien van de Militie, zoover
die te vervullen waren, voldaan en een goed zedelijk
gedrag hebben geleid.
Het bezit van die vereischten, met uitzondering van
de lichamelijke geschiktheid en van de gevorderde
lengte, wordt bewezen door een getuigschrift van den
Burgemeester, verkrijgbaar op plaats en tijd boven ver
meld.
Hij, die voor de Militie is ingeschreven, wordt slechts
als vrijwilliger toegelaten voor de Gemeente, in welke
hij ingeschreven is, tenzij hij geene verplichtingen ten
aanzien van de Militie meer te vervullen heeft.
Hij, die bij de Zeemacht, bij het Leger hier te Lande,
of bij het Krijgsvolk in ’s Rijks Overzeesche bezittin
gen heeft gediend, wordt niet als vrijwilliger bij de
Militie toegelaten, tenzij hij bij het verlaten van den
dienst, behalve een bewijs van ontslag van den bevel
hebber, onder wien hij laatstelijk heeft gediend, een
getuigschrift heeft ontvangen, inhoudende, dat hij zich
gedurende zijn diensttijd goed heeft gedragen.
Hij kan, heeft hij dit ontvangen, tot dat zijn veer
tigste jaar volbracht is, als vrijwilliger bij de Militie
worden toegelaten.
Sneek, den 8 November 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
KINGMA, L.-Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
a 1
Hebt Se wat te ko°Pen of te
verkoopen, te huren of te verhu
ren, vraagt ge dienstboden of biedt ge
uw diensten aan, plaats dan deze en alle
andere advertenties
en ge geeft daaraan voor weinig kosten
eene flinke publiciteit.
Bij de vrije Friezen, die geen heer of ge
bieder erkenden, die ook hunne vrijheid met
hand en tand verdedigden, waren vele oude,
adellijke geslachten, die door rijkdom, macht, enz.
boven de andere bevolking uitmuntten. Reeds
ten tijde van de kruistochten waren beroemd
de geslachten van de Botnia’s, de Galama’s, de
Hermana’s en vele andere. Ja, reeds ten tijde
van Karei den Groote werd met eere genoemd
den naam van den Frieschen edelman Magnus
nant. Ik sta ’t u toe.»
De jonge officier keek verrast op. Hij scheen boos
geworden, en dat nog meer over den verachtelijken
blik waarmee graaf Galvan zijn woorden deed verge
zeld gaan, als wel over die woorden zelf.
»Heel vriendelijk, heer graaf,* antwoordde hij nu
eenigszins spottend, »alleen spijt ’t mij maar, van uw
genadig verlof geen gebruik te kunnen maken, ’t Le
ven is te ernstig en te lang, dan dat ik in dergelijke
zottepraat voor mij eenig voordeel zou zien.*
Senorita Carmen had met gespannen opmerkzaam
heid de korte en vluchtig daarheen geworpen uit
drukkingen gevolgd. Zij kende haar landgenooten vol
doende, om te weten, hoe diep deze met alle gran
dezza en zelfverheerlijking afgezonden pijlen wonden.
De ijdelheid prikkelde haar. Als om harentwil een
duel plaats hadals om harentwil die beiden num
mer vier-en-twintig en vijf-en-twintig elkaar met
de blanke wapens te lijf gingen, dan zou zij met
éen slag eene beroèmdheid van Madrid en in de
oogen barer vriendinnen eene heldin geworden zijn.
De halve stad, althans het vrouwelijk deel er van, zou
er haar om benijden.
Maar ook haar moeder had de kleine woordenwisse
ling gevolgd en zag, dat graaf Galvan een scherp
antwoord op de lippen zweefde.
»Dames en heeren, mag ik u verzoeken aan tafel te
komen. De tafel is gereed,* zeide zij en maakte daar
mee, althans voorloopig, aan de verdere woordenwis
seling der heeren een einde.
Luitenant Mandrito bood als bloedverwant de vrouw
des huizes den arm aan om haar aan tafel te gelei
den Munoz volgde met zijn zuster, en als laatste
paar bleven senorita Carmen en graaf Galvan over.
Carmen aarzelde een oogenblik alvorens zij den
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
arm van den graaf nam; opzettelijk of niet, dat was
moeilijk te beslissen. Zij bleef voor den spiegel staan
en tastte met de hand naar het haar, waarin zij twee
rozen droeg. Of deze haar nu niet goed, niet uit
komend genoeg zaten, of dat zij wenschte dat het ove
rig gezelschap een beetje zou vooruitgaan, dit kon
men, zooals gezegd, niet beslist weten.
»Dat had ik toch niet gedacht, heer graaf,* zeide
zij, schalksch met de oogen knippende toen zij ein
delijk met hem alleen was.
»Wat bedoelt u, lieve Carmen?*
»U verkoopt mij dus zottepraat?*
Graaf Galvan richtte zich in zijn volle lengte en
diep ernstig voor haar op.
«Senorita-
»0,« viel Carmen hem lachend en plagend in de
rede, »ik weet nu al, wat ik van u en uw galanterie
te denken heb. Ik verzeker u, dat ik mij door u geen
zotternijen meer op den mouw laat spelden.*
»Als gij wist, hoe zéér gij mij doet-
«Zottepraat.*
«Niemand mag ongestraft mijn oprechtheid in twijfel
trekken, niemand mijn gevoelens voor u laagstellen
of betwijfelen. Vergeet niet dat ik voor elk ondoor
dacht of kwaadwillig woord de strengste rekenschap
eischen zou.«
»Wie zal ’t gelooven?*
»Gij zult het zien.*
»Hoe? Gij zoudt
»Ik zal doen, wat de eer mij gebiedt te doen. Ik
zal niet rusten, Carmen, alvorens voor de mij aange
dane beleediging rekening gevraagd te hebben. Dat
nijd en afgunst ook de besten vervolgen, is niets nieuws,
maar dat een graaf van Valverde geen voldoening
eischt voor eenebeleediging, datzou weliets nieuws zijn;
Dodinga heerschap was. Beiden behoorden
tot de Vetkoopers, Bokkema was gehuwd met
Bot, dochter van Fokke Sikkinga teDongjum.
Hij kreeg alleen een dochter His genaamd,
die hij uithuwelijkte aan Age Haringsma, te
Heeg, die daardoor, na Bokkema, Ouderman
van Sneek werd.
Deze Age en His zijn dus de stamouders
van de tegenwoordige edele familie, waarvan
één lid de provincie Friesland bestuurt, terwijl
een ander eerst burgemeester van Leeuwar
den, nu van Den Haag is.
Genoemde Bokkema heeft eene zeer bedrij
vige rol gespeeld. Hij ging met den Koning
van Engeland ten strijde tegen de Turken
en werd om zijne dapperheid tot Ridder ge
slagen. Toen hij in 1386 zijne vrouw verloor,
deed hij een bedevaart naar Jerusalem. Den
3en Februari 1387 vertrok hij, om den 14 De
cember terug te keeren.
In het jaar 1390 ondernam Bokkema met
den Hertog van Gelder een tocht tegen Wit-
bold, prins van Lithauwen, die van het geloof
was afgevallen. Bij het innemen van Wit-
bold’s slot vond Rienk een Mariabeeld, dat hij
medenam, en in de Kruisebroerekerk plaatste,
waar het lang bleef.
Toen Rienk weer in Sneek terug was, werd
hij door Graaf Albrecht van Holland, die toen
gezag uitoefende in Friesland, aangesteld tot
Baljuw van Wagenborgeradeel Wymbrit-
seradeel), Gaasterland en Doniawerstal.
Toen Albrecht zijn gezag verloor, vluchtte ook
Bokkema naar Holland. Zijn huis te Sneek,
Rodenburg (nu ’t Hooghuis), waarnaar
Burgstraat is genoemd, werd vernield.
In 1401 werd een bestand getroffen en Bok
kema kwam weer te Stavoren aan, vanwaar
de Sneekers hem met groot gejuich in hunne
stad haalden.
Bokkema is bekend als de stichter van het
voormalige klooster Thabor. In IJsbrechtumer
Hemrik, onder Tirns, had hij eene plaats, die
Abort- of Rinks-stins heette. Hij schonk deze
stins met vele landerijen in 1400 aan het kloos
ter te Windesheim. In 1407 werd het kloos
ter Thabor gesticht. De bisschop zette bij de
inwijding de naam Abort om in den zooeven
genoemden. In het jaar 1410 begaf Bokkema
zich in Thabor. Hij mocht echter geen pries
ter worden, vanwege zijne vele oorlogen. In
hoogen ouderdom overleed hij in 1436 en werd,
evenals later vele Haringsma ’s, in het klooster
Vierde Hoofdstuk.
(Vervolg.)
Men groette elkaar wederzijds op de gebruikelijke
wijze door eene buiging en een handdruk.
»Ik moet senorita Carmen in bescherming nemen;*
zei graaf Galvan. »Ik weet dat zij wel degelijk on
derscheid weet te maken. En als iemand gedurende
den stillen nacht onder haar balkon zingt:
«Corazón de mi morena
Me dos hospitalidad?
Yo guiero huéspedes fijos
No los que vienen y van.«
dan ben ik er zeker van, dat zij hem niet weder met
een ander nummer verwarren zal.«
Er lag een zekere bedwongen hartstochtelijk
heid en gloed in de manier van doen van graaf
Galvan. Uit de lachende elegantie zijner uiter
lijke verschijning sprak toch een krachtig, zich van
de zege bewust zelfvertrouwen, dat ook op senora
Carmen zijn uitwerking niet miste, ’t Kan zijn dat
de graventitel, dien hij droeg, daartoe ook ’t zijne
bijdroeg. Intusschen was er bij den oppervlakkigen,
beuzelachtigen aard van de jonge dame geen sprake van
een dieper gaande genegenheid, al ontving zij het aan
zoek van graaf Galvan dan natuurlijk ook met heel
andere gevoelens als de oudere, koele en verstandige
Munoz, die veel meer levenservaring had en veel te
scherp zag en te veel wist, om gesticht te zijn over
de vorderingen van den jongen man bij zijne dochter.
»Het doet mij veel genoegen, heer graaf,* wierp de
jonge luitenant der marine er tusschen, »u zoo goed
en wel weer in Madrid te zien, ’t Komt mij voor
als had ik u sedert geruimen tijd hier niet meer ge
zien. Is u op reis geweest?*
»Ja,« antwoordde graaf Galvan kortaf en weinig
vriendelijk.
»Ha zoo! En waarheen? als men vragen mag.*
»Ik was te Vichy.*
«Zoo, zoo. Maar toch zeker niet om de baden te
gebruiken?*
»En waarom dan niet?«
»U ziet er immers uit als de gezondheid zelf.*
»Dat bedriegt menigmaal.*
»In elk geval kan men ’t u aanzien, dat gij gerui
men tijd in ’t galante Frankrijk geweest zijt. Uwe
galanterie heeft er bepaald zeer op gewonnen.»
’t Zij nu dat graaf Galvan den toon, waarop deze
onschuldige opmerking gemaakt werd, min of meer
spottend vond, of wel dat het vele vragen van den
luitenant hem verveelde, om kort te gaan, hij keek
den jongen officier van ’t hoofd tot de voeten aan
en zei op zijn aristocratische manier, tamelijk uit de
hoogte tot hem»U moogt er van leeren, heer luite-
Forteman, die bij het tegenwoordige Harlin
gen woonde, die aan het hoofd der Friezen
stond, welke Keizer Karei 800) vergezel
den op zijn krijgstocht naar Italië. Deze zelfde
Forteman bouwde later de kerk te Almenum,
op dezelfde plaats, waar nu de Groote of
Hervormde kerk te Harlingen staat.
Vele dier geslachten zijn lang in aanzien
gebleven, anderen stierven uit of vervielen.
Andere echter zijn nog heden ten dage in
aanzien.
Mogen we spreken van vrije Friezen, toch
kan men al die edelen, die hunne stinzen over
geheel Friesland verspreid hadden, als kleine
vorsten in hunne omgeving beschouwen. Zij
bezaten de landerijen, de arbeiders in den om
trek waren hunne afhangelingen.
Ook in de opkomende steden waren enkele
families, die den baas speelden. Had men in
Leeuwarden de Kamminga’s, in Franeker de
Sjaardema’s, in Bolsward de Jongema’s, Sneek
had zijne Haringsma’s, die lange jaren aan
het hoofd der opkomende stad stonden, die
haren bloei bevorderden, die bekend stonden
als hoofdmannen der Schieringers en als zoo
danig meermalen de Sneeker burgers aan
voerden in den strijd tegen de hoofden der
Vetkoopers.
In dien tijd (14de en 15de eeuw) werd een
stad bestuurd door een Ouderman of Heer
schap. Deze werd gekozen uit de verstan
digste en rijkste inwoners en zoodoende bleef
het bestuur doorgaans in dezelfde familie. De
benoeming van zoo’n Ouderman geschiedde
door het volk, door de Staten der Provincie
of door een Potestaat of voornaam Regent.
De Ouderman moest met Burgemeesters,
schepenen en Raadslieden alle zaken rechten
en beslissen. De Ouderman droeg de wet
ten voor en voerde de besluiten uit; hij moest
zorgen voor de proviandeering der Stad, voor
de noodige ammunutie en was aanvoerder der
burgers bij aanval of verdediging.
Over de eerste Oudermannen van Sneek is
weinig te zeggen. Het kan ook zijn, dat
de plaats, die tusschen 1268 en 1294 eene
stad begon te worden in de eerste jaren nog
geen vast bestuur had. De stad was nog
van te weinig beteekenis.
Een der eerste Oudermannen van Sneek
was Ridder Rienk Bokkema. Deze Rienk
was Ouderman vanaf het jaar 1378. Hij was
te Sneek geboren, alwaar zijn vader, Bokke
Roman van WOLDEMAR URBAN.
9.
OÜRANT.
r-'A
«SSL—I.
I