VOOR SHEER EM OMSTREKEN. I VER IK T ZUIDEN. SfflWS- Eï AlimiWIEIILW l z-, Zaterdag 12 November 1898. 53e Jaargang. No. 91. FEUILLETON. 1 in dit blad Een kijkje in een buitenlandsche gevangenis. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek. ien: voor de d, or 1. J - n Vijfde Hoofdstuk. Dit blad, verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. >1 en- s haar financieele omstandigheden in de beste orde in alle kringen had zij de beste relaties en zij beschikte daarbij over een slagvaardige tong. Zij behoefde iets slechts ernstig te willen en dan gebeurde ’t meestal ook. Thans wilde zij de verbintenis van haar nicht Car men Munoz met haar verren neef, den luitenant bij de marine Francisco Mandrito, tot stand brengen. «Laat dat nu maar eens aan mij over, mijn beste dona Josefa,” zeide zij tot de moeder van den jongen officier, bij wie zij juist een bezoek bracht; »als ik u zeg dat ik ’t in handen neem, dan is ’t al zoo goed als in orde.” »U is toch zoo goed, mevrouw,” antwoordde de sym pathieke oude dame lachende; «ik geloof dat u den grootsten dank van mijn zoon zelf zult verwerven, als u in dit opzicht belang in hem stelt.” «Hij is een knappe jongen en daarmee uit. Als ik bedenk, hoe de generaal zaliger lieve Hemel, bij was toenmaals kapitein en had nog geen kaal hoofd maar dat slechts in ’t voorbijgaan Och, die tijd, mijn beste dona Josefa, die tijd! Toen hij de eerste maal van zijn liefde sprak-O, heilige Madonna del Pilar, ik dacht dat ’t hart mij in de borst bersten zou- «Ja, dat is ’t juist, mevrouw. Francisco is helaas erg schuchter. Maar ik zou er wel op willen zweren, dat zij zijn eenig verlangen is. Als hij daar ’s namiddags op de canapé slaapt, praat hij in den droom over senorita Carmen, en een paar maanden geleden heb ik onder zijn schrijftafel stukjes papier gevonden, waar op een gedicht stond aan Carmen.” «Een gedicht? Madonna santissima, die heeft de generaal zaliger nooit gemaakt, ’t Is uitgemaakt, mijn beste dona Josefa, hij krijgt haar en niemand anders. Hebt ge wat te koopen of te verkoopen, te huren of te verhu ren, vraagt ge dienstboden of biedt ge uw diensten aan, plaats dan deze en alle andere advertenties en ge geeft daaraan voor weinig kosten eene flinke publiciteit. Roman van WOLDEMAR URBAN. 10. Vierde Hoofdstuk. (Vervolg.) «Ziet gij die ster daar, senorita vroeg graaf Gal van kalm en doodbedaard alsof er niets gebeurd was. «Wat moet dat dan? Waarom zou ik die niet zien?« vroeg zij verwonderd. »Ziet gij wel hoe ze van kleuren wisselt? Hoe ze nu eens blauwachtig, dan violet, roodachtig en wit glinstert «Welnu, wat raakt mij dat? Om mij mag zij geel of groen of ook met alle spaansche kleuren glinsteren. Ik wensch alleen te weten «Weet gij, waardoor dat wisselend licht ontstaat «Neen «Ik ook niet. Maar men vraagt daar immers ook niet naar, senorita Carmen,antwoordde graaf Galvan, maakte een diepe buiging en ging een stap achteruit. Carmen was nu juist geen groote verstands-heldin, maar op dit oogenblik begreep zij toch, wat graaf Galvan met zijn sterrengeschiedenis bedoelde. Er zijn zekere dingen waar men niet naar vraagt. Het ge heimzinnige bezit eene bekoorlijkheid, welke maar al te vaak wordt weggenomen als men den sluier er aflicht. En vooral in dit geval paste ’t niet dat zij iets van de zaak wist. «Dat past niet,” zou haar ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij’ abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Wie Gent in België bezoekt, zal waarschijn lijk zijne schreden niet bij voorkeur richten naar de Coupure, een singel der stad, om daar de centrale gevangenis te gaan bezichtigen. Trouwens, waar men die groote gebouwen ook ziet, in Leeuwarden, Amsterdam, Scheveningen of Utrecht, om slechts eenige te noemen, het naargeestig uiterlijk houdt de menschen op een afstand. En er in te gaan men doet het liefst niet dan gedwongen, begeleid door den onmisbaren cipier. Toch is het niet van belang ontbloot, eens een kijkje in een gevan genis te nemen en niet onaardig de zware deuren, die terstond na uw intrede achter u gesloten worden, later na een «sesam, opent u,” gehoorzaam weder open te zien gaan. De gevangenis te Gent verschilt van andere, dat ze een geschiedenis heeft en in den loop van de eeuw, dat zij reeds bestaat, niet veel veranderd, maar wel vergroot is. Het systeem van opsluiting is hetzelfde gebleven en bijkans éénig in Europa. Staan wij voor zich als een enorm een oppervlakte van niet geheel volgebouwd is. Als wij met een permis van den Minister van Justitie, zooals schrijver dezes, gewapend, den grimmigen schildwacht voorbijgeloopen zijn, openen zich weldra eenige poorten voor ons en zijn we spoedig in het hart van de gevangenis, een open plein met bloemperk in ’t midden. Om dit plein, een regelmatigen achthoek van 40 Meter doorsnede, door ad ministratiegebouwen ingesloten, sluiten zich 8 ongeveer even groote gelijkbeenige trapezia aan; de bases (ieder 75 M.) vormen dus samen weder een regelmatigen achthoek. Vijf dezer De vrouw van den generaal Vereno beweerde nog niet heel lang geleden, negen-en-dertig jaar te zijn. Niemand die haar weersprak, maar ook niemand, die ’t geloofde. Ten slotte werd die kleine leugen haar zelf te onwaarschijnlijk. Als een ander ’t haar dan al niet zei, dan toch zei haar spiegel ’t haar alle dagen, dat die bewering met fatsoen niet meer was vol te houden. Haar gezicht was door het overmatig gebruik of misbruik van blanketsel en poeder, zooals bij de vronwen in ’t zuiden helaas maar al te veel ’t geval is, vaal en rimpelig geworden, en zoo was zij dan nu sedert eenigen tijd negen-en-veertig jaar geworden. Ook dat klopte natuurlijk niet. Volgens het geboorteregister was zij voluit zeven-en-vijftig jaar, maar de beleefde Spanjaarden verklaarden zulks voor eene leugen en beweerden dat mevrouw Vereno op haar bijzonder verlangen nu negen-en-veertig jaren oud was. Mooi was zij niet. Als dat het geval geweest was, dan zou zij er nooit toe gekomen zijn, ouder als negen-en-dertig te worden. Maar zij was een vrouw met veel invloed. Haar respectabiliteit was onbegrensd, tante, de vrouw van den generaal, gezegd hebben, en bij uitzondering lei Carmen er zich bij neer, in de vooronderstelling dat zij binnen weinige dagen toch «haar duel” hebben zou. En zij zou gelukkig, benijd en in de geheele hoofdstad het onderwerp der ge sprekken zijn, als er slechts een paar druppels bloed zouden vloeien. Maar twee druppelsSlechts zóóveel, om een zakdoek te kleuren. Dat zou voldoende wezen om haar in de geheele residentie met een stralenkrans te omgeven. het gebouw, dan doet het circus voor. Het heeft 4 H.A., die natuurlijk spreken en zij hadden voetboeien aan. Wordt nu een jongen van het rijksopvoe- dingsgesticht wegens slecht gedrag naar het tuchtkwartier (de 6e sectie) verwezen, dan wordt hij eerst een maand of, zoo noodig, lan ger, in de 8e sectie, de cel-afdeeling gehou den, opdat men zijn karakter kan leeren ken nen. Directeur, hoofdoppasser, geestelijke en onderwijzer bezoeken hem dagelijks, zoodat hij, hoewel cellulair zittend, niet veel alleen is. Hij kan ook dagelijks eenigen tijd in de cel lulaire wandelplaats doorbrengen, waarvan de muren mooi begroeid zijn. Ook in de kerk zit hij cellulair, d. w. z. ieder jongen in een hokje, waaruit hij den dienstdoenden geestelijke kan zien en deze hem, maar zijn medelotgenooten niet. Toch gaat hij school en neemt deel aan de militaire oefeningen. Heeft zijn afzondering lang genoeg geduurd, dan gaat hij naar de 6e, of als hij ouder is, naar de 7e sectie en kiest een ambacht. En er is nog al keus. Smid, kleer maker, mandenmaker, schoenmaker, boekbinder, schrijnwerker, blikslager en schilder kan hij worden. Er zijn doelmatige werkplaatsen en er worden zeer soliede voorwerpen gemaakt ledikanten, stevige manden, kaplaarzen enz. Doch ook heel mooie boekbanden. Het verschil tusschen de 8e en de 7e en 6e cel, teruggebracht wordt, sectie ligt vooral in het in gemeenschap opge sloten zitten. In de 8e zien de jongens elkaar heel weinig, in de 7e en 6e sectie zijn alcoven en wordt gewerkt op gemeenschappelijke werk zalen, waar echter niet gesproken mag wor den. Het doet echter bij een bezoek vreemd aan, die absolute stilzwijgendheid van die jon gens van 1221 jaren, en nog meer treft dit, als zij hun dagelijksche wandeling maken om het bloembed in den hof, waarbij er goed op gelet wordt, dat er een behoorlijke ruimte van eenige meters tusschen de jongens is en niet omgekeken wordt. Zij werken goed. In de zomerperiode staan de jongens om 5 uur op en gaan om 9 uur naar bed. Zij moeten 8ya uur arbeiden. De voeding is maar zóó’s morgens 500 gram droog brood mer cichorei en melk, ’s middags afwisselend vleesch- en erwtensoep’s avonds aardappelen met vet. Des Zondags een kleine versnapering. Het onderwijs is vrij goed. Om ’t lezen aan te moedigen, worden eiken Zaterdag boeken uit de bibliotheek geleend, die godsdienstige, Wij hebben in deze centrale gevangenis met hare 1000 gestraften, jongens en mannen, de orde en de netheid moeten bewonderen. In sommige werkplaatsen, b.v. die der touwplui- zers, zitten drie lange rijen gevangenen, onder opzicht van één bewaker. En zij gehoorzamen stipt. Wel is er een sterke soldatenwacht, maar deze schijnt maar een zeer enkele maal op te treden. En dat, terwijl er op de zalen een geheele kolonie van misdadigers gelegerd is. Voor iemand, die zijn straf ondergaat, maar tot inkeer is gekomen, moet het wel pijnlijk zijn hier lang te vertoeven. In ’t cellenkwar tier toch moet ieder gevangene, zoodra hij zijn cel verlaat, zich dadelijk een kap over de oogen trekken op de gemeenschappelijke werk zalen is hij aan de meest onbescheiden blikken blootgesteld. Met een zucht van verlichting hoort men de zware deuren achter zich toedoen en is blijde weder op straat te zijn. Want dit voor som migen jarenlange zwijgen in gemeenschap lijkt ons nog zwaarder dan het cellulair zitten, dat veel verlicht wordt door voortdurend bezoek. Die winderige graaf «Juist, jawel mevrouw, die graaf de-hoe heet hij toch?” «Graaf Galvan de Valverde. Hij is een Kastiliaan, uit den omtrek van Saragossa, waar hij ook een slot heeft. Ik ken 't. Ik ben er zelfs eenmaal geweest al een heele tijd geleden. Galvan was toen een jon gen, nog niet zoo hoog als een tafel.” «Ha, een slot! Ja, dan kan ik ’t mij van senorita Carmen wel begrijpen dat zij hem begunstigt- «Een slot? Een oude rommelboel, goed voor uilen en vleermuizen, maar niet voor menschen. Ik begrijp niet, hoe iemand daar wonen kan. Als de spoken hem al met rust laten, de ratten en muizen in elk geval niet. Dat zoogenaamde slot is een ware menagerie.” «Wat u zegt, mevrouw! Maar, natuurlijk, een graaf is een graaf, en senorita Carmen zal wel graag me vrouw de gravin willen worden, zelfs al kan zij dan niet op een slot wonen.« «Nu goed, dona Josefa, ja, een graaf is en blijft een graaf, en men kan ’t een jong meisje waarlijk niet kwalijk nemen dat ze daar wel wat op ziet. Maar oudere menschen, zooals bijvoorbeeld ik of mijn broe der Silva Munoz, kijken een beetje nauwkeuriger toe. En die graaf Valverde wat is hij? Waar leeft hij van? Ik zeg u, dona Josefa, er zijn in Spanje heel wat menschen wier middels van bestaan in ’t duister liggen, van wie men niet weet, hoe of wat. Maar met dien graaf Galvan is ’t wel het duisterste van allen.” «Maar dat is niet mogelijk!” Wordt vervolgd. paedagogische, zedekundige en ontspannings- literatuur bevat. En de aangenaamste oogen- blikken van den dag zijn zeker wel die aan de gymnastiek worden besteed. Bewegingen zon der toestellen, batonneeren, bajonetschermen en vooral exerceeren onder begeleiding van fanfare-muziek wisselen elkander af. Wordt in de rijksopvoedingsgestichten groot gewicht gehecht aan een tot in bijzonderheden uitgewerkt beloonings- en strafstelsel, te Gent kan men dit niet zóó doorvoeren, omdat het gaan naar het tuchtkwartier op zich zelf al een strenge straf is. Vooral wat het zwijg- gebod en de minder ruime voeding betreft, wijkt dit van dat op de rijksopvoedingsge stichten af. Als belooning kan een jongen bij uitnemend gedrag weder hier naar toe ge zonden of voorwaardelijk in vrijheid gesteld worden. Het is echter mogelijk, dat hij zich ook in het tuchtkwartier te Gent misdraagt en dan kan opsluiting in de nachtcel met verbod van werk volgen, het water- en broodregiem toegepast en bezoek verboden worden. De meest voorkomende lichte straf bestaat hierin, dat de jongen eenvoudig in de werkzalen in den hoek wordt gezet. De ergste straf bestaat hierin, dat hij weder naar de 8e sectie, naar de trapezia bestaan uit een open plaats, rondom met gebouwen bezet, waarin werkzalen, school, eetzaal en kapel en nachtcellen of alcoven, of nachtcellen alleen. Dan is er nog een trape zium met open plaats en administratiegebou wen en woningen van ambtenaren, een ander, als cellulaire gevangenis ingericht en een derde, in tweeën gedeeld, voor de gevangenen die als bedienden gebruikt worden en zieken. Het verschil tusschen nacht-alcoven en -cellen bestaat hierin, dat de eerste in 2 rijen in zalen gelegen, van elkaar door smalle muren afge scheiden en van boven door traliewerk afge sloten zijn. De cellen (2 bij 21/3 M.) zijn van steen en hebben een deur met houten spijlen. Zij zijn gelegen aan een galerij, die winter en zomer voor de buitenlucht open is, maar dit schijnt geen nadeeligen invloed te hebben op de bewoners. Wel zijn de cellen zeer eenvou dig ingericht, maar maken met haar net ijzeren ledikant en door plaatjes en photo’s versierde muren, een vrij aangenamen indruk. Wie komen er nu in deze gevangenis? Vooreerst mannen, die voor het celleven onge schikt zijn, b.v. grijsaards, maar ook zij, die b.v. te Leuven 10 jaren zaten en daarna hun straftijd liever gemeenschappelijk willen door brengen. Maar ook jongens, die zich in een rijksopvoedingsgesticht onhandelbaar toonden, of tot gevangenisstraf zijn veroordeeld. Wij willen nu de 6e, 7e en 8e secties, voor deze jongens bestemd, eens bezien. Van het achthoekige binnenplein komt men er door zware ijzeren deuren in. Onderling hebben ze geen gemeenschap, dus, wil men b.v. van de 6e naar de 7e sectie, dan moet men steeds weder het binnenplein over. Met deze secties begon men in 1820 te bouwen en in 1824 waren ze gereed, maar werden in 1860 ver anderd, toen ook de 8ste sectie gebouwd werd. Toch was het plan reeds in 1772 klaar, toen de 6 overige secties gebouwd werden door Montfeson naar opgaven van vicomte Vilain XIV. Deze had weder een voorbeeld in het op bevel van paus Clemens XI gebouwd ver- beteringshuis voor jeugdige misdadigers in ’t klooster St. Michele te Rome. Hierin vond men klassenafdeelingen naar ouderdom en ont wikkeling, met gemeenschappelijke arbeidszalen en ’s nachts afzondering in cellen. Het was den gevangenen verboden met elkander te 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1